eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    7334. 1645 februari 24. Aan J. Oxenstierna.1

    Illustrissime et excellentissime domine,

    Non quidem ita mihi cognitae sunt res huius temporis, ut iis qui eas tractant et penitus introspiciunt. Sed quantum mihi coniecturae suppeditat exterior rerum facies, aliter existimare non possum quam ex usu esse regni Suedici, ut a Germanico bello quamprimum, sed honeste absolvatur. Quare gaudeo venisse instrumenta ratihabitionis eorum de quibus convenerat;2 gaudeo etiam de Argentoratensi civitate id factum quod fieri debebat.3 Spero idem fore de Stralsundensi: aequum enim est ut ‹in› omnes qui in nostra parte fuere, sua desideria perferre possint ad conventus locum.4 De corpore exanimi spero itidem non longam fore controversiam; indignum id sit imperatore.5 Quod vero exspectatur adventus membrorum Imperii, praesertim cum pars eorum qui iam advenere id deside-

    495

    rent,6 ratione non caret, dum ne paucorum in id forte procurata absentia tanti momenti negotium tardet. Ubi ad capita rerum ventum erit, illico apparebit, qui bello frui velint, qui vero pacis studio bellum susceperint. Quae res si bene succedat, saluti erit Germaniae, sin minus honori tamen reginae regnoque Suedico.

    Ego hic non desino instare de augendo quamprimum et in apertum producendo exercitu qui ad Rhenum est, ut ea re pars hostilium copiarum abstrahatur a domino marescallo Torstensonio. Sed quanquam princeps Condaeus et dux Anguianus id maxime volunt,7 video tardum id esse negotium. Et Bavarus hic semper suos habet monachos.8

    Deus, illustrissime et excellentissime domine, Excellentiam vestram servet incolumem et florentem,

    Excellentiae vestrae semper serviturus,
    H. Grotius.

    Lutetiae, XIV/XXIV Februarii 1645.

    Adres: Illustrissimo et excellentissimo domino/domino Johanni Oxenstiernae, reginae regnique Suedici senatori, etc., eiusdem regiae Maiestatis summa cum potestate legato, etc., libero baroni in Kymitho, etc.

    Bovenaan de brief staat in een onbekende hand: (2)4 Febr. 1645.

    Adres (volgens de uitgave der Epist.): Baroni Oxenstiernio, plenipotentiario.

    Notes



    1 - Hs. Hannover, Niedersächs. Landesbibl., ms. XIIc, 723, f. 81. Eigenh. oorspr. Gedrukt in Epist., p. 744 no. 1734, en in F.C. von Moser, Diplomatische und Historische Belustigungen V (BG no. 1254), p. 115.
    2 - De Munsterse bemiddelaars Fabio Chigi en Alvise Contarini hadden de koeriers twee maanden (20 november-20/30 januari) de tijd gegeven om de geëmendeerde volmachten uit Wenen, Madrid en Parijs op te halen. De Spaanse koerier kwam als laatste binnen (31 januari). Het nieuws van de uitwisseling van de nieuwe volmachten (5/15 februari) bereikte Grotius op 8 maart (nos. 7301, 7324 en 7327).
    3 - De vrijgeleidebrief voor de Straatsburgse delegatie ter vredesconferentie lag op 28 januari voor verzending gereed.
    4 - De keizerlijke gevolmachtigden Johann Maximilian, graaf Lamberg, en Johann Baptist Krane weigerden paspoorten uit te schrijven voor de delegaties van Stralsund en andere aan de Zweedse kroon gelieerde ‘mediatstände’. In een brief aan de Zweedse gevolmachtigde Johan Oxenstierna, dd. 4 februari 1645 (no. 7298), bekritiseerde Grotius de keizerlijke interpretatie van de in het preliminair vredesverdrag van Hamburg (25 december 1641) vastgelegde verplichting tot afgifte van vrijgeleidebrieven aan de ‘confoederati et adhaerentes’ van de Zweedse kroon.
    5 - Inmiddels had de keizerlijk-Westfaalse bevelhebber Gottfried Huyn, graaf van Geleen, aan de Fürstenauer commandant Michael Wilhelm Kobolt von Tambach opdracht gegeven om de kist en koffers van de Portugese gevolmachtigde dr. Rodrigo Botelho de Moraes († 15 december 1644) over te brengen naar Osnabrück.
    6 - Het vraagstuk van de gelijktijdige aanvang van het ‘vredeswerk’ (negotium pacis) in Munster en Osnabrück (nos. 7288, 7289, 7301 en 7302). De Zweedse gevolmachtigden volgden het advies van de delegaties van de Hanzesteden, de hertogen van Braunschweig-Lüneburg, de hertog van Mecklenburg en de landgravin van Hessen-Kassel en hadden de Franse gevolmachtigde Claude de Mesmes, graaf van Avaux, verzocht de aanbieding van de ‘propositiones de pace’ nog enige tijd uit te stellen.
    7 - Louis II de Bourbon, hertog van Enghien, had zijn zinnen gezet op de belegering van Trier. Uiteraard bevorderde Henri II, prins van Condé, de zaak van zijn zoon (Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 410-413).
    8 - Hertog Maximiliaan I van Beieren bleef zoeken naar een opening voor Frans-Beierse wapenstilstandsonderhandelingen. In maart stuurde hij zijn biechtvader Johann Vervaux S.J. naar Parijs (Foerster, Kurfürst Ferdinand von Köln, p. 271-275).