eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    7289. 1645 februari 2. Van J. Oxenstierna.1

    Magnifice et generose domine,

    Tantum abest ut nobis clam satisfecerint caesareani in iis quae contra praeliminarem conventionem et moliuntur et fecerunt,2 ut insuper etiam denegaverint nobis tradere salvum conductum pro Argentinensis reipublicae deputatis.3 Causati sunt Argentinam in publicis comitiis renuntiasse foederibus quae habuit cum regnis Sueciae et Galliae,4 ideoque vi pactorum praeliminarium non postulandum esse salvum conductum, quasi adhuc haberetur adhaerens Sueciae. Haec ante octo pene dies nobis responderi fecerant.

    412

    Nunc tandem audimus eos dedisse tale diploma tuti itineris pro Argentinensibus,5 omissa formula solita: ‘Weege der zu Hamburg aufgericktete praeliminar schlutz’. Perinde nobis est quomodo salvi huc veniant. Id tamen agimus, ut qui et ius et voluntatem comparendi habent, inoffensi et sine mora id faciant.

    Caesareani Monasterienses6 mediatoribus et hi Gallicis plenipotentiariis7 et domino residenti Rosenhana[e]8 omnibus modis incutiant frustra expectari ordinum deputatos; non posse, nec velle omnes venire, et qui id prae se ferunt multa adhuc habere obstacula. Ideoque cum invitati monitique non compareant, penes illos culpam esse et regna extra noxiam. Si diutius huic postulato insistatur, omnibus patere praetexi haec desiderio belligerandi. Hisce et simi[li]bus urgemur. Neque caesareani omittunt secretas artes, quibus parant ordinum consilia in circulis disturbare et implicare.9 Nos memores non modo causarum huius belli, sed etiam consiliorum huc usque a regia Maiestate gestorum, imprimis quae pro securitate vicinorum restabilienda sumi debent, nostra interesse censuimus procurare interesse statuum ideoque non una, sed pluribus invitationibus monendos duximus significavimusque quo in loco res nunc sint, expeditis praeliminaribus.

    Nunc undique rescribitur promittiturque adventus.10 Et qui hic sunt instantissime rogant, ut tantisper suspendamus propositionem nostram,11 dum qui in motu sunt et huc ire cogitant, in loco sint. Quoties aliquid incidit quo urgeri videtur caesar, suffugium

    413

    suum habent caesareani ad ordines, scilicet non posse hoc admitti in praeiudicium statuum, et tamen morae amovendae causa et rei expediendae nolunt status admittere.12 Speramus nos habituros hisce diebus occasionem colloquendi cum domino Davausio, ut communis res communi consilio procedat.13 De quo posthinc scri(ba)m.

    Dominus Torstensonius nunc in Bohemiam movit.14 De Rakocio nihil certi habemus.15 Putatur tamen adhuc persistere in suo proposito. Si nunc Gallia fecerit quantum potuerit ad Rhenum,16 non parum adiumenti videtur inde accessum iri causae communi.

    Deus servet Magnificentiam [vestram] incolumen quam (po)tissime,

    Magnificentiae vestrae ad amica officia paratissimus,
    [J.O.A.]

    Osnabrugis, die 23 Ianuarii 1645.

    In dorso staat: Osnabrugis, die 23 Ianuarii anno 1645. Ad dominum Hugonem Grotium. J.O. Axelii.

    Notes



    1 - Minuut Stockholm, RA, E 915, coll. J.A. Oxenstierna ser. A II, Koncept G. De talrijke doorhalingen en verbeteringen van de opsteller van deze brief zullen niet worden gesignaleerd.
    2 - De Zweedse gevolmachtigden Johan Oxenstierna en Johan Adler Salvius voerden met de keizerlijken te Osnabrück een felle strijd over de in het preliminair vredesverdrag van Hamburg (25 december 1641) vastgelegde verplichting tot afgifte van vrijgeleidebrieven aan de ‘confoederati et adhaerentes’ van de Zweedse kroon (Stralsund en andere ‘mediatstände’).
    3 - Een nieuw probleem diende zich aan toen de Zweden de keizerlijke gevolmachtigden Johann Maximilian, graaf Lamberg, en Johann Baptist Krane aanmaanden een vrijgeleide uit te schrijven voor de Straatsburgse delegatie ter vredesconferentie; zie no. 7276.
    4 - De Osnabrücker deken Raban Heistermann (Heystermann) verwoordde op 15/25 januari het keizerlijke standpunt: de Zweden hadden geen recht van spreken, want de stad Straatsburg was sinds de vrede van Praag (1635) een ‘neutrale stad’ en had op de Regensburger Rijksdag (1640/1641), in aanwezigheid van de keizer en de rijksstanden, plechtig bezworen ‘mit der cron Schweden so wenig als Franckreich einige bündtnüs oder adhaerentz zu haben’ (Acta pacis Westphalicae; Die kaiserlichen Korrespondenzen II, p. 162, en Diarium Lamberg, p. 41).
    5 - De Zweedse gevolmachtigden hadden over het hoofd gezien dat de Straatsburgers tegelijkertijd (30 december 1644/9 januari 1645) de ‘neutrale’ bemiddeling van de Osnabrücker stadssecretaris Johann von Essen hadden ingeroepen. Diens tussenkomst had meer succes: op 28 januari lag de keizerlijke vrijgeleidebrief voor de Straatsburgse delegatie reeds voor verzending gereed (Acta pacis Westphalicae; Die kaiserlichen Korrespondenzen II, p. 171-172).
    6 - De keizerlijke gevolmachtigden Johann Ludwig, graaf van Nassau-Hadamar, en dr. Isaac Volmar herhaalden hun kritiek op de Franse propositie, dd. 4 december 1644. Weliswaar voorzag het preliminair vredesverdrag van Hamburg in de afgifte van vrijgeleidebrieven aan de rijksstanden, maar het was een misvatting te veronderstellen dat de keizer met de ratificatie van dit verdrag ook het ‘ius belli ac pacis’ had overgedragen aan de ‘ordines’; vgl. 7191.
    7 - De Munsterse bemiddelaars Fabio Chigi en Alvise Contarini hadden de Franse gevolmachtigden verzocht een propositie in te dienen ‘circa media pacis’. In hun antwoord, dd. 1 februari 1645, beriepen de Fransen zich op de afspraken die zij met de Zweedse gevolmachtigden hadden gemaakt over de gelijktijdige aanvang van het ‘vredeswerk’ (negotium pacis) in Munster en Osnabrück (Acta pacis Westphalicae; Diarium Volmar I, p. 270-272).
    8 - De Zweedse resident Schering Rosenhane verdedigde in gesprekken met de Venetiaanse ambassadeur-bemiddelaar Alvise Contarini het beleid van zijn landgenoten in Osnabrück (supra, n. 2) en achtte in het licht van de recente gebeurtenissen - de aanhouding van de lijkstoet van de Portugese gevolmachtigde dr. Rodrigo Botelho de Moraes - de Munsterse kritiek op hun ‘propositio’, dd. 27 november/7 december 1644, onterecht (Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 453-461, p. 466-469 en p. 475-479).
    9 - De hindernissen die de delegaties ondervonden op hun weg naar Munster en Osnabrück. Zo had de Frankische Kreits onder keizerlijke druk de ‘Kreistag’ van Bamberg naar Neurenberg moeten verplaatsen (Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 483-485, en Diarium Wartenberg I, p. 58-59).
    10 - De Zweedse gevolmachtigden ontvingen nog dagelijks gunstige reacties op hun derde uitnodiging aan de Duitse vorsten en standen, dd. 28 november/8 december 1644 (Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 427-430).
    11 - Dr. Jacob Lampadius (Braunschweig-Lüneburg), Reinhard Scheffer (Hessen-Kassel), dr. Abraham Kayser (Mecklenburg) schaarden zich achter de Zweedse visie op het ‘vredeswerk’ (no. 7288). Hun pleidooi om de aanbieding van de ‘propositiones de pace’ nog enige tijd uit te stellen kreeg de steun van de afgevaardigden van de Hanzesteden dr. David Gloxinus (Lübeck), Liborius von Line(n) en dr. Gerhard Koch (Bremen) en dr. Johann Christoph Meurer (Hamburg) (Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen II, p. 100).
    12 - Johan Oxenstierna doelt hier misschien op een keizerlijk ‘consilium iuris’ in het vraagstuk van de vrijgeleidebrieven ‘pro universis Imperii Statibus Sueciae foederatis et adhaerentibus in genere’; zie no. 7262.
    13 - De Franse gevolmachtigde Claude de Mesmes, graaf van Avaux, arriveerde in de avond van de 4de februari in Osnabrück; vgl. no. 7288.
    14 - De Zweedse veldmaarschalk Lennart Torstensson stuurde 8000 ruiters en minstens 6000 infanteristen naar de Boheemse grens. Op 26 januari voegde hij zich bij zijn voorhoede in Chomutov (Doc. Boh. VII, p. 171-172, nos. 499 en 501 en p. 175 no. 509).
    15 - De Zweden legden - overigens ten onrechte (no. 7305) - een verband tussen het stilzwijgen van de Zevenburgse vorst György I Rákóczi en de keizerlijk-Zevenburgse vredesbesprekingen in Trnava (Tyrnau).
    16 - Het belang van een versnelde terugkeer van de Franse legers naar het front aan de Rijn.