Mijnheer,
Zoo Zeelant zich met de andere provinciën niet en wil vougen2 - dat om de zaecke te traineren ende niet bij de handt te grijpen zonder nieuwe deliberatie -, zal Zwede niet
607
zonder reden zijn geoffenseert ende clagen dat het verbond van het jaer 1640 niet wel en werdt onderhouden.3 Oock zal door schoone occasie ende bequaemer tijd verloren werden. Wij moeten verwachten wat hierop bij d'heer Knuit zal werden gesproocken ende waertoe Haerlem ende Leyde zullen gaen.4 De nieuwe lichtinge werden niet zonder reden gevordert, alzoo dit jaer bequaem zal zijn om iet in Vlaenderen van twee canten aen te grijpen,5 gebruickende den tijd van de verdeelingen van Engelant. In het stuck van Oost-Vrieslant dient op alle maniere contentement gegeven aen mevrouw de landgravinne, die veel doet ende doen can tot de gemeene zaecke.6 Zoo Hollant ende Zeelant eensch zijn op de Oostindische zaecke,7 zullen zij de destructie van de conquesten aldaer geluckelijck gedaen connen beletten. Nopende de propositie van het kerckelijck van Engelant zoude moeten geweten werden, off de synode nationael zal bestaen uit bisschoppen als vanouds, off uit predicanten, ofte uit beiden.8 Hoe men het neeme, zie ick niet dat daervan iet goeds can comen.91 April 1645.
In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den I April 1645 uyt Paris. Sinode tot Londen.