eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    5555. 1642 januari 13. Van N. van Reigersberch.1

    Mijnheer,

    Studium pacis et concordiae christianorum sal een christensiele noyt improberen. Maer veele is leet dat uEd. sonder hope van vrucht sooveel haets ende werckx op heeft willen nemen. Hetgene den meesten aenstoot geeft, is den Appendix,2 daerin sij oordeelen uEd. door offensie

    31

    tegens Marais3 hem vorder heeft laten vervoeren als ter materie nodych was. Marais is besych, Salmasius, soo men mij seyt, prepareert hem om met sijn werck dat nu de Primatu papae wort gedruckt,4 te destrueren hetgene uEd. die materie raeckende heeft getracteert, soodat uEd. alle handen ende verstanden heeft te wachten! Ende wie sal geloven dat het pausdom hetgene uEd. selffs oordeelt nodych gecorrigeert, sal corrigeren? De Reformatie, 't is waer, heeft veel onheyle met haer gesleept, maer sonder die waertoe ware de christenreligie niet vervallen? Dewijle die de kercke in de kercke wilden reformeren, onder de kercke wierden verdruckt, ende sonder eenyge buyten de kercke, wij en hadden het licht niet dat nu wort gesien. Maer alle die dyngen weet uEd. beter.

    In Engelant is men van nieuws tegens de biscoppen gaende. Een remonstrantie,5 wel vijfthien, sesthien vellen groot, bij het Lage Huys alleene aen den cony[n]ck overgegeven om te tonen sij niet tevergeeffs duslange sijn vergadert geweest, daer sij mede onder het volck wierden beschuldycht, toont sij den aertsbiscop6 noch niet hebben vergeten ende is de opinie hier sijn Eerwaerdicheyt alleen wort bewaert tot sij de kercke naer haer fantasiën hebben geformeert. Ick kan niet sien dat het rijck t'eynde is van sijn swaricheyt. Dat de Iren de coninginne houden voor hare patronesse,7 vermeerdert de ombragiën van het parlement ende den conynck toont opentlijck hem naer het parlement niet te vougen. Die den staet ende humeuren van Engelant kennen, speculeren uyt het avanceren van Nicol8 tot het secretarisampt, den grave van Briston9 tot het groot-tresorierschap, den conynck sijn ooge heeft om door de ministres, bij den grave van Bucquingam' gebruyck,10 die maximes daermede hij hem heeft gemainteneert, in te brengen, waeruyt sij besluyten dat Northomberlant, Hollant, Goryn ende andere hovelyngen11 mede pericliteren van hare bedienyngen.

    De seeckere tijdynge die wij hier uyt Africa hebben, sal uEd. sien uyt de bijgaende gedruckte courante.12 De Westindische Compangie estimeert die victorie seer groot, alsoo den handel van Braesyl sonder de swarte uyt die quartieren niet en can worden gedreven. Ende

    32

    soo den conynck van Spaengien door de com[pan]gen13 daerontrent geen ander haven opent, sal hem in de minen van West-Indiën vinden verlegen door het derven van de negroes. Den gemelten Houtebeen was voort naer Sint Tomé ende Lichthart naer Rio de la (Plata).14

    De Ridderschap is dese weecke versterckt met den heer van Schagen, heer van Noortwijck, Wimmenum ende Spijck, ende comt in de plaetse van den heer van Somelsdijck in de Staten-Generael den heer van Mathenesse, een seer cordaet edelman.15 De graeff van Oost-Vrieslant is vertrocken ende de stenden sijn aengecommen. In het handel vallen consideratiën op de omslagen, hoe die sullen worden gedaen, soo om het leggen van de forten, onderhouden van het garnisoen ende tot het losen van de Hessen ende hetgene meest weecht, wie het commandement over de garnisoenen, geven van patenten sal hebben.16 Tot continuatie van het subsidie van Vranckerijck was commissie gegeven aen den heer van Oosterwijck,17 dan Vranckerijck beter vindende daervan hier wort gesproocken, heeft aen den ambassadeur de La Tuillerie18 daer ordre toe gegeven. Aen de continuatie maek[t] men geen swaricheyt, maer met conditiën die obligeren souden tijdelijck in 't velt te commen, belegeryngen voor te nemen ende continueren van de extraordinaire troupes, die Hollant garen van nu aff sage dat gevoucht worden bij de Wijmarse,19 ende andere alleen goetvinden deselve te leenen. De gemelte Wijmarsse sijn tot noch toe den Rhijn niet gepasseert ende meenen eenyge beswaerlijck passeren sullen, tensij Lamboy20 mede door de hoge wateren van de Mase opgehouden is. Vranckerijck sal clagen dat negen dagen met delibereren sijn verloren ende de ander provintiën sullen de schult werpen op Hollant. Ondertusschen is de nabuyren offensie gegeven.

    Desen 13 Januari 1642.

     

    Indien Consultatio Cassandri21 ende yet anders van dien autheur gelijcke materie raeckende daer is te becommen, wilde wel een exemplaer hebben.

    33

    Adres: Mijnheer/mijnheer de Groot, raedt ende ambassadeur van de coninginne ende crone van Sweden bij den alderchristelijcksten conynck, etc.

    Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 2[5] Ian.

    En in dorso: 13 Ian. 1642 N. Reigersberg.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB, coll. RK, K 77g. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Gedrukt Rogge (ed.), Br. N. v. Reigersb., p. 684 no. 270. Antw. op nos. 5535 en 5536, beantw. d. nos. 5572 en 5573.
    2 - De Appendix de Antichristo verscheen in 1641 (BG nos. 1128-1129).
    3 - Samuel Desmarets (Maresius) (1599-1673), predikant en professor aan de Illustre School te 's Hertogenbosch, 1636-1642; in laatstgenoemd jaar ontving de in Frankrijk geboren theoloog een aanstelling aan de universiteit van Groningen (D. Nauta, S. Maresius). Tegen Grotius' Commentatio de Antichristo (BG no. 1100) had hij in september 1640 doen verschijnen de Dissertatio de Antichristo ... (Amsterdam, Joannes Janssonius). Eind 1642 publiceerde hij, nu tegen de Appendix de Antichristo (BG nos. 1128 en 1129), het lijvige boekwerk Concordia discors et Antichristus revelatus (Amsterdam, J. en J. Janssonius).
    4 - Claude Saumaise (Salmasius) (1588-1653), afkomstig uit Bourgondië, kwam in 1632 naar Leiden om aan de universiteit de honoraire leeropdracht van Scaliger (†1609) te vervullen (Album scholasticum Lugd.-Bat. I, p. 131). De hier aangekondigde De Primatu Papae pars prima cum apparatu; accessere de eodem Primatu Nili et Barlaami tractatus verscheen pas in 1645.
    5 - De zgn. ‘Grand Remonstrance’ was koning Karel I op 1/11 december 1641 aangeboden (The Parliamentary History of England II (1625-1642), kol. 942-964).
    6 - William Laud (1573-1645), aartsbisschop van Canterbury, werd vastgehouden in de Tower.
    7 - Koningin Henriëtte Maria (1609-1669) werd door leden van het Engelse Parlement verdacht van heimelijke verstandhouding met de Ierse opstandelingen (CSP Ven. 1640-1642, p. 241).
    8 - Sir Edward Nicholas (1593-1669) kreeg na het ontslag van Sir Henry Vane alle taken van het staatssecretariaat in handen (DNB XL, p. 422-427).
    9 - John Digby (1580-1654), graaf van Bristol, ontliep een hoge aanstelling aan het hof (DNB XV, p. 56-60).
    10 - George Villiers (1592-1628), hertog van Buckingham, 's konings kwade politieke genius in de beginjaren van zijn regering (DNB LVIII, p. 327-337).
    11 - Algernon Percy (1602-1668), graaf van Northumberland, Henry Rich (1590-1649), graaf van Holland, en Lord George Goring (ca. 1583-1663), de latere earl of Norwich (DNB, sub voce).
    12 - De bijlage ontbreekt. Reigersberch zal een exemplaar hebben meegezonden van de Courante 1642, no. 2, dd. 11 januari 1642, waarin verslag werd gedaan van de verovering van São Paulo de Loanda (Luanda) door Cornelis Jol, alias Houtebeen, in augustus 1641.
    13 - De tekst is moeilijk leesbaar; de uitgave van Rogge geeft: ‘coni(n)gen’.
    14 - Een Staats eskader onder bevel van Jan Cornelisz. Lichthart (†1646), veroverde in november 1641 de Braziliaanse plaats São Luis do Maranhão (Boxer, The Dutch in Brazil, p. 108).
    15 - Willem van Schagen, heer van Schagen, Wigbold van der Does, heer van Noordwijk, Amelis van den Bouckhorst, heer van Wimmenum, en Cornelis van Aerssen, heer van Spijk, werden op 11 maart 1642 geadmitteerd tot de vergadering van de Staten van Holland. Een ander lid van de Hollandse ridderschap, Johan van Mathenes, werd aangewezen om François van Aerssen, heer van Sommelsdijk († 27 december 1641), op te volgen als gedeputeerde ter Staten-Generaal.
    16 - Zowel Ulrich II, graaf van Oostfriesland, als de stenden van dit graafschap zochten in Den Haag Staatse steun en bemiddeling inzake de landsverdediging en de beëindiging van de inkwartiering van Hessische troepen in het land. Op 8 januari vertrok graaf Ulrich, juist een dag vóórdat de delegatie van de stenden door de Staten-Generaal werd gehoord (Aitzema (fo) II, p. 818).
    17 - Willem van Liere, heer van Oosterwijk, de Staatse ambassadeur te Parijs.
    18 - Gaspard Coignet (†1653), sieur de La Thuillery, baron de Courson, ordinaris Frans ambassadeur in de Republiek 1640-1648 (Schutte, Repertorium II, p. 11-12), had begin januari uit Parijs machtiging ontvangen om met de Staten-Generaal te onderhandelen over de verlenging van het Frans-Staats subsidieverdrag (Aitzema (fo) II, p. 828-829).
    19 - Uit het Frans-Weimarse legerkamp van Guébriant was eind 1641 in Den Haag het verzoek binnengekomen om voor de aanstaande campagne aan de Rijn de beschikking te krijgen over een schipbrug bij Wesel alsook over andersoortige materiële steun, o.a. de detachering van tenminste een deel van de Franse compagnieën in Staatse legerdienst; vgl. no. 5540.
    20 - Willem, baron van Lamboy, de keizerlijke legeraanvoerder, was op 6 januari bij Venlo de Maas gepasseerd.
    21 - De Consultatio van de Zuidnederlandse theoloog Georgius Cassander (1513-1566), waarbij Grotius in 1641 Annotata had gepubliceerd (BG no. 1165), was in de jaren 1564-1565 geschreven en in 1577 te Keulen voor het eerst gedrukt onder de titel De articulis religionis inter catholicos et protestantes controversis consultatio. Mogelijk had Reigersberch het oog laten vallen op Cassanders Opera Omnia, Parijs 1616 in folio (Biographisch-bibliographisches Kirchenlexikon I, ed. F.W. Bautz, Hamm 1975, kol. 949-950).
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]