eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    23

    6036. 1643 januari 12. Van W. de Groot.1

    Frater optime,

    Scripsi proxime de iis quae mihi Amstelodami evenere,2 unde disces consilia tua ab aliorum amicorum consiliis non discrepare.3 Itaque hoc unum restat, ut inveniatur quispiam qui possit et velit tua defendere. Sed in eo sicut tu haesitas, ita ego etiam maiores difficultates reperio, cum ob eas quas allegas rationes, tum ob alias mihi optime notas. Corvinus dixit se propediem Hagam venturum; videbo ecquid cum eo possim coram agere,4 sed quid expectandum sit ab eo qui sua in Molinaeum5 iam praelo parata edere veretur, ipse cogita. Tua sane annotata6 uberem satis refutandi praebent materiam, dummodo et rerum sacrarum et aliqua antiquitatis adsit cognitio; sed nimirum tu, quia nulli sectae satisfacis, ab omnibus desereris.

    Interea cogita, annon e re sit hos anathematismos ab ecclesia Graeca in Cyrillum vibratos peculiariter typis vulgari.7 Exemplar quod mitto non est nitide descriptum, sed facile a te suppleri poterit.8 Blavius hic editionem adornare non audet, itaque optaret id alibi fieri. Miror, imo demiror, nulla ad nos venire exemplaria Florum sparsionis, cum tamen is liber hic ubique prostet.9 Quare mihi unum religandum emi, ne diutius expectatione crucier.

    Regina Angliae, quae satis iam diu abitum minata est, etiamnum hic manet, invitis

    24

    iis qui hic praesunt.10 Proxima septimana coibunt Ordines,11 atque inde iudicium sumetur de futuris. Nosti tu optime ingenia nostrorum, novi et ego, et in tuo iudicio acquiesco.

    Amici te hic salutant. Hoofdium nuptiis amicorum occupatum Amstelodami non vidi.12 Velim a te legi historiam,13 quam ad Reigersbergium misit, profecto notae non vulgaris. Deus Optimus Maximus te cum uxore et liberis nobis servet,

    tibi obsequentissimus filius [sic],
    Guilielmus Grotius.

    Hagae, XII Ianuarii 1643.

    Adres: A monsieur/monsieur Grotius, ambassadeur de la reine et couronne de Suede, à Paris.

    Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 21 [Ian.]

    En in dorso: 12 Ian. 1642 [sic] W. de Groot.

    Notes



    1 - Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 24, 339. Eigenh. oorspr. Antw. op no. 6022, beantw. d. no. 6051.
    2 - De laatste week van het jaar 1642 had Willem de Groot in Amsterdam doorgebracht.
    3 - Grotius wilde graag horen wat de Amsterdamse hoogleraar Gerardus Joannes Vossius dacht van Rivets Apologeticus pro suo de verae et sincerae pacis ecclesiae proposito, contra Hugonis Grotii Votum (BG no. 298 en BsG no. 319).
    4 - In Amsterdam polste Willem de Groot de theoloog-jurist Joannes Arnoldsz. Corvinus of deze misschien zin had de degens te kruisen met de Haagse hofpredikant André Rivet. In het verleden had Corvinus zijn kwaliteiten getoond in een werk getiteld Petri Molinaei novi anatomici mala encheiresis, seu censura Anatomes Arminianismi, ed. princeps Frankfort 1622 (Rogge, Bibliotheek der remonstrantsche geschriften, stuk I, afdeeling I, p. 112-115).
    5 - Pierre Du Moulin (Molinaeus) (1568-1658), hoogleraar te Sedan, startte zijn loopbaan als theoloog aan de universiteit van Leiden en werkte vervolgens een tijdlang aan het hof van koning Jacobus I. Teruggekeerd in Frankrijk was hij degene die op de synode van Alès (1620) voorstelde de leer van Arminius te veroordelen (DBF XII, kol. 254-255). In 1640 voer hij in zijn Hippolyti Frontonis Caracottae Strigil adversus Commentationem authoris anonymi ad loca quaedam Novi Testamenti, quae de Antichristo agunt, aut agere putantur scherp uit tegen Grotius' Commentatio de Antichristo (BG no. 1100).
    6 - De ‘annotatiën’ die Grotius bij zijn brief van 3 januari (no. 6022) had gevoegd.
    7 - Het martelaarschap van de reformatorische patriarch Cyrillus Lucaris van Constantinopel; zie no. 6028. Over deze geestelijke leider wiens leer op de synodes van Constantinopel (1638) en Constantinopel-Iasi (1642) was veroordeeld, schreef Rivet in zijn Apologeticus (p. 295-296) dat hij voornemens was een ‘epistola Graeca’ uit te geven van een man [Nathanael Conopius?] die in 1638 het levenloze lichaam van de patriarch uit het water had gehaald. Op dit soort verhalen zat Grotius werkelijk niet te wachten: hij keek alleen naar de feiten (Rivetiani Apologetici, pro schismate contra Votum pacis facti, discussio in de Opera omnia theologica III (BG no. 919), p. 742 r. 50 A).
    8 - In 1645 werd zonder plaatsaanduiding (Amsterdam?) een werk uitgebracht dat de titel voerde Cyrilli Lucaris ... Confessio Christianae fidei. Cui adiuncta est gemina eiusdem Confessionis censura synodalis, una a Cyrillo Berrhoeensi, altera a Parthenio ... promulgata. Omnia Graece et Latine (ex. aanw. Londen, British Library, en Parijs, Bibl. Nat., sub voce Lucar). Zie over deze uitgave, Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau III, p. 218-220.
    9 - De Florum sparsio was begin november 1642 te Parijs verschenen (BG no. 791). Terstond regelde Grotius de verzending van de eerste presentexemplaren; vgl. nos. 5944 en 6006 (dl. XIII).
    10 - Koningin Henriëtte Maria maakte zich op voor vertrek uit de Republiek. Op 29 januari kon zij zich inschepen (S. Groenveld, Verlopend getij, p. 107).
    11 - Het kerstreces eindigde voor de Staten van Holland op 13 januari (Res. SH, dd. 14 januari 1643). Deze datum geeft aanleiding om te vermoeden dat ‘proxima septimana’ verbeterd moet worden in: ‘proxima die’.
    12 - Op 23 november 1642 was Pieter Cornelisz. Hooft eregast op de bruiloft van Karel de Wolff en Barlaeus' oudste dochter Adriana (Briefw. P.C. Hooft III, p. 441 en p. 444). Overigens werd de schrijver van de Neederlandsche Histooriën in deze dagen overstelpt met uitnodigingen, geschenken en dankbrieven.
    13 - De reactie van Grotius' zwager op Hoofts ‘historia’ zal onbekend blijven.
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]