eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    198

    6745. 1644 maart 5. Aan N. van Reigersberch.1

    Mijnheer,

    Wij werden onderrecht dat op het aenmaenen van den coninck van Denemarcken den keiser eene gezonden heeft nae denzelve coninck om hem hulp te presenteren,2 mids dat hij zich aen den keiser verbinde door een ligue offensifve zoowel als defensifve, waerin ick meen de rijcxraiden van Denemarck zwaericheit zullen vinden.3 Wij verstaen mede dat de contributie te Francfort geëischt blijft haperen4 ende dat men Ragosky tegen de voorzomer in 't velt verwacht,5 hoewel den keizer om zulcx te beletten gezonden heeft nae Constantinople.6 De Passausche bijeencomste vermeerdert.7 't Volck van den marescal den vicomte de Turaine verloopt zeer, hoewel gelt is gezonden aen hem, aen Ossenville ende aen Smidsberge, die lichtinge doet in den Elzas,8 Erlach boven gelt oock een schilderie van den coning, bezet met diamunte, hem toegezonden bij de coninginne-regente.9 Hertogh Carel is in persone te Trier, zijn volck welgemest10 gecomen uit

    199

    het landt van Lutsenburg ende Luick is nu bij Vandervange ende Sint Avot.11

    Prince Thomas zal het hoogste commandement hebben over alle de Fransche trouppes in Italië.12 Men hout de paus voor doot ofte immers buiten gebruick van verstant ende leden. Tot de vrede tuschen Rome ende de ligue is apparentie.13 Den coning van Spaegnie is alrede te Sarragosse, heeft bij zich achtienduizent man. La Motte-Odincourt werdt gezegt te hebben vijftienduizent. 't Schijnt dat die van Arragon zeer solliciteren om Piccolomini bij haer te houden, waerdoor zijne reize nae Nederlant zoude werden gestaeckt.14

    Den grave van Harcourt heeft niet uitgerecht ende is nu weder in Vrancrijck.15 Milord Goryn blijft noch hier op hoope van wapenen ende buspoeier.16 De tijdingen loopen evenwel hier zeer tegen den coninck van Engelant,17 alsoff zijne Majesteit, verloren hebbende de hoope van assistentie uit Spaegnie ende Danemarck ende vindende Engelant vol Schotten, wel eensch met de parlamentarissen te Londen, zoude luisteren nae conditiën voordezen meermael verworpen als van het parlament tot Londen voor een parlament te kennen ende de bisschoppen te abandonneren. Men vougt daerbij dat den coning ende het hoff gereetschap maecken om van Oxfort te gaen nae Bristol18 ende de coninginne vandaer nae Ierlant.

    Hier hoopt men alle de legers wel gesterckt zijnde noch acht millioenen over te houden. Tot Normandië stillen zich de beroerten.19 Den cardinael Mazarini doet een heele compagnie van 's conincx guardes trecken ontrent zijn huis20 ende licht noch een nieuw regiment. 't Parlement van Parijs wil den hertogh van Guise's depositie op het stuck van de querelle bij geschrift doen stellen ende in persone dagvaerden den grave

    200

    van Coligny ende de twee anderen die bij het gevecht zijn geweest.21 Den hertogh van Orleans twijffelt off hij zal gaen in persone possessie nemen van zijn gouvernement van Languedoc.22

    Wij hooren dat de ruiters die uit Hohentwiel haer begeven hadden binnen Uberlinge om de stadt te beschermen,23 vrij daeruit zijn geraect om haer te salveren ende het eeten te beter te doen duiren, dat men te Rome bid voor de eenicheit van de christene princen,24 dat ondertuschen vierduizentvijfhondert man van Avignon waeren gecomen tot hulp van Rome ende eenige schepen uit Vlaenderen gearriveert te Civitavecchia met geschut ende amonitie. Van de Schotten die in Engelant zijn hooren wij dat zij haer houden bij Alnwick25 ende dat den grave van Neucastel haer tegentreckt met achttienduizent man.

    5 Martii 1644.

    In dorso staat in een onbekende hand: Den 5 Maert 1644.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB, coll. RK, H 35m. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Tezamen met no. 6744. Beginnend bij ‘'t Volck van den marescal den vicomte de Turaine’, copie, afkomstig uit de briefwisseling van Grotius met P. Spiring Silvercrona, aanwezig te Stockholm, RA, E 1015 (bijlage bij een brief van P. Spiring Silvercrona aan J. Oxenstierna dd. 8/18 maart 1644).
    2 - De missie van Georg von Plettenberg naar Kopenhagen; vgl. nos. 6697 en 6711. In korte tijd had de keizerlijke resident te Hamburg twee instructies uit Wenen ontvangen: de laatste, dd. 23 januari 1644, was opgesteld na ontvangst van een alarmerend schrijven van koning Christiaan IV van Denemarken, dd. 2/12 januari 1644, over de Zweedse inval in zijn landen (Acta pacis Westphalicae; Die kaiserlichen Korrespondenzen I, p. 247-248 en p. 333 n. 3). Op 14 maart kreeg de afgezant van keizer Ferdinand III zijn eerste audiëntie aan het Deense hof (Fridericia, Danmarks ydre politiske historie II, p. 393-397, en Doc. Boh. VII, p. 78-80 no. 191).
    3 - Er werd in deze dagen nog gesproken over een conferentie van Deense rijksraden met Zweedse koninklijke commissarissen (Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 142-143, en Die kaiserlichen Korrespondenzen I, p. 297 en p. 450).
    4 - De discussies op de Frankforter ‘Deputationstag’ over de bewilliging van een contributie van 100 ‘Römermonate’. In de keurvorstenraad werd nog getwist over de formulering van het voorbehoud dat de vertegenwoordiger van de keurvorst van Brandenburg in de tekst van het slotaccoord wilde laten aanbrengen (Urk. u. Act. I, p. 842-846).
    5 - De Zevenburgse vorst György I Rákóczi belegerde op dit moment de stad Kośice (Kaschau).
    6 - Afgelopen zomer had de keizer zijn raadsheer Alexander Greifenklau von Wollrath naar Constantinopel gezonden om van de Sultan een bevestiging van het verdrag van Szöny (19 maart 1642) te verkrijgen. Een koerier moest de keizerlijke raad verwittigen van de aanvalsplannen van de Zevenburgers (Gazette 1644, no. 22, dd. 5 maart 1644). Vermoedelijk voerde de krijgsraadsecretaris Sattler deze missie uit (Hammer, Histoire de l'empire ottoman X, p. 64-65).
    7 - De Gazette 1644, no. 22, dd. 5 maart 1644, maakte in een bericht uit Wenen van 10 februari de namen bekend van de deelnemers aan het krijgsberaad te Passau.
    8 - In het legerkamp van maarschalk Henri de La Tour d'Auvergne, burggraaf van Turenne, te Remiremont begonnen de Frans-Weimarse manschappen te morren over het uitblijven van hun soldij. De nood was het hoogst in de Elzas. Hier ontaardden de troepenwervingen van de Frans-Weimarse hoofdofficieren Paul Le Prévost, baron van Oysonville, en Ludwig von Schmidberg in regelrechte plundertochten (Lettres Mazarin I, p. 520-523, p. 531-536 en p. 604, en Der dreissigjährige Krieg im Elsass III, p. 416-423).
    9 - Johann Ludwig von Erlach, ‘Weimars’ gouverneur van Breisach, had ontslag willen nemen uit Frans-Weimarse legerdienst. Hij veranderde van gedachten na een minzame brief van kardinaal Jules Mazarin en een vorstelijk geschenk van de regentesse (Lettres Mazarin I, p. 527-529 en p. 591).
    10 - De manschappen van hertog Karel IV van Lotharingen hadden overwinterd in het land tussen de Moezel en de Ahr (Eifel).
    11 - De Lotharingse steunpunten Wallerfangen (Vaudrevange) en Saint-Avold.
    12 - Prins Tommaso Francesco van Savoye nam weer het bevel op zich over het Frans-Savoyaardse leger. Op 13 maart verliet hij de Franse hoofdstad (Gazette 1644, no. 28, dd. 19 maart 1644).
    13 - Niemand wist hoe lang paus Urbanus VIII nog te leven had. Het gerucht deed sinds kort de ronde dat zelfs de pauselijke neven Francesco en Antonio Barberini bereid waren in te stemmen met de vredesvoorstellen van de Italiaanse vorsten (Venetië, groothertog Ferdinando II de' Medici en Francesco I d'Este, hertog van Modena) in het conflict over de rechten op het hertogdom van Castro.
    14 - Koning Philips IV verscheen op 9 februari weer in Aragon. Bij aankomst in Zaragoza weigerde hij te luisteren naar smeekbeden om de naar de Zuidelijke Nederlanden vertrekkende ‘gouverneur des armes’ Ottavio Piccolomini (1599-1656) aan het hoofd te stellen van de troepen die het in Catalonië moesten opnemen tegen het leger van de Franse onderkoning Philippe, graaf van La Mothe-Houdancourt. Met vertrouwen zag de vorst de campagne van zijn bevelhebber don Felipe de Silva tegemoet (Sanabre, La acción de Francia en Cataluña, p. 254).
    15 - De terugkeer van de buitengewone Franse ambassadeur Henri de Lorraine, graaf van Harcourt, uit Engeland. Op 22 februari begaf hij zich naar de haven van Dover voor de oversteek naar Calais (CSP Ven. 1643-1647, p. 76 en p. 78).
    16 - De Engelse koninklijke ambassadeur lord George Goring had zijn missie naar Frankrijk als dekmantel gebruikt voor wapenaankopen ten behoeve van het leger van koning Karel I. Toen dit uitlekte (nos. 6706, 6719 en 6720), laaiden over en weer verdachtmakingen op. Het incident bracht ernstige schade toe aan de Frans-Engelse diplomatieke betrekkingen; vgl. no. 6733.
    17 - De verwarring die ontstond na ‘The Declaration of the Kingdomes of England and Scotland joyned in arms against the popish party’ en 's konings oproep aan het ‘Parlement’ van Oxford om het Schotse gevaar te bezweren.
    18 - Koningin Henriëtte Maria was de koning al met de aankondiging van haar vertrek uit Oxford voorgegaan; vgl. nos. 6720 en 6733, en CSP Ven. 1643-1647, p. 72 en p. 95-99.
    19 - De opstandige boeren in Normandië hadden hun wapens neergelegd (Chéruel, Histoire de France pendant la minorité de Louis XIV I, p. 220).
    20 - De ‘bravi’ van het regiment ‘Mazarin-Italien’ hielden de wacht voor het Palais-Cardinal (tegenw. rue de Richelieu no. 58: Bibliothèque Nationale).
    21 - Het Parlement van Parijs stelde een onderzoek in naar de toedracht van het duel dat op 12 december 1643 in Parijs was uitgevochten tussen Henri II de Lorraine, hertog van Guise, en Maurice de Coligny. De laatste, alsmede zijn secondant Godefroi d'Estrades en de secondant Bridieu van de tegenpartij, ontvingen een dagvaarding; de hertog van Guise mocht op basis van vrijwilligheid een verklaring afleggen (Briefw. C. Huygens III, p. 466 en p. 469, en Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau II, p. 221).
    22 - Gaston van Orléans had voor zijn plechtige intrede in zijn gouvernement al een vervanger aangewezen: zijn kamerheer Roger II de Saint-Lary, hertog van Bellegarde; zie no. 6733.
    23 - Het Frans-Weimarse steunpunt Ueberlingen werd omsingeld door eenheden van het Zwabisch-Beierse leger. Het huzarenstukje werd in de tweede helft van februari uitgehaald door de ruiterij van Konrad Widerholdt, commandant van de vesting Hohentwiel nabij Singen (Gazette 1644, no. 22, dd. 5 maart 1644).
    24 - Hetzelfde nieuws bracht de Gazette 1644, no. 23, dd. 5 maart 1644, in een bericht ‘De Rome, le 30 Janvier 1644’.
    25 - De Schotten waren op de route van Berwick upon Tweed naar Newcastle op de verdedigingslinies van de koningsgezinde William Cavendish, markies van Newcastle, gestoten. In Alnwick namen zij hun krijgsplannen in heroverweging.
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]