eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    6706. 1644 [februari] 13. Aan N. van Reigersberch.1

    Mijnheer,

    Men spreect hier van vier legers, eene onder den prince Thomas2 waertoe Vrancrijck geven zal tienduizent man, eene in Catalagne onder een nieuwe bevelhebber waertoe 't gerucht destineert den hertogh van Anguien,3 een in den Alsas ende daerontrent, 'twelck nu is bij Remieremont4 ende verwacht de wedercomste van de gevangenen, eene

    128

    onder den hertogh van Orleans van zesduizent te paerd, vierentwintichduizent te voet waertoe het volck begint te vergaderen bij Chalons.5 Den hertogh van Lorraine, treckende groote contributiën uit het land van Mentz, Darmstad ende alles dat aen deze zijde is van den Rijn, hout het meeste deel van zijn volck tuschen de Mase ende Sambre,6 hebbende groote garnisoenen gelaeten te Longuy, Sainct-Avo ende Valdervange.7 Hazfeld is in Thuringen8 om zijn volck te ververschen ende werdt gesolliciteert bij den churfurst van Saxen om Leipsich te belegeren.9 Maer men meent dat Olmitz ende Swenicts10 den keizer meer zullen ter harte gaen wanneer het tijd zal zijn op te trecken. Te Weenen spreect men wel van den coning van Denemarcken te assisteren,11 maer men vindt zwaericheit om daer te comen door gebreck van vivres ende fourage. Men hout Uberlinge voor verloren.12

    Den hertogh van Vendosme is wedergecomen te Anet13 ende heeft aen de coninginne-regente geschreven, meenende haere Majesteit te estonneren met zijne resolutie. 't Parlement arbeidt te accommoderen de zaecke tusschen den hertogh van Guise ende monsieur de Coligny.14 Den hertogh van Orleans heeft zooveel aengedrongen dat zijne Hoocheit becomen heeft het gouvernement van Languedoc,15 den marescal de Scomberg16 hebbende moeten aennemen het gouvernement van Metz, Toul ende Verdun. Den hertogh van Anguien zal hebben het gouvernement van Poictou, Xainctogne ende ['t] Angoulesmois.17 In Switserlant werden gelicht drie compagniën ende tweeduizent

    129

    man tot recreues.18 In Normandië is wat oproers. De stadt van Parijs claegt zeer over het ophouden van de betaelinge van de renten ende gagiën. Den hertogh van Espernon heeft zichzelve niet wel gestelt te hove19 met een reize die hij buiten kennisse van het hoff gedaen heeft in Biscaje. De hertoginne van Mombason hoopt weder hier te comen.20 De princesse Anne heeft haere redenen uitgegeven tegen den hertogh van Guise nopende haer huwelijck.21 Den hertogh van Orleans neemt aen de protectie van de universiteit van Parijs, gelijck mijnheer den prins die van de jesuyten.22 Den nuntius is hier ende den ambassadeur van Vrancrijck te Rome gestelt buiten audiëntie.23

    Men hoopt de paix tusschen de Barbaryns ende de ligue in Italië, tot welcken einde den hertogh van Parme is te Venetiën.24 De conditiën zoude[n] zijn dat Castro zal wedergegeven werden ende voorts van wederzijde de plaetsen bij het oorlogh becomen. Zoo de paix voltrocken werdt,25 hoopt de keizer veel volcx te crijgen van den hertogh van Toscane ende Vrancrijck van 't volck van Venetië.

    De vergadering tot Francfort duirt;26 stelt ordre op de camer van Spier. Den keizer

    130

    zal zijne verzochte contributiën becomen. Maer een vergadering van meerder importantie is te Passau,27 alwaer zijn den eertshertogh Leopold, de gezanten van Spaignie ende Beyeren, alwaer men spreect van te gebruicken zes legers:28 dat van Gallas, het Beyersche, het Lotharingsche, een onder Hazfeld, een onder Lamboi ende dat van de Westfalische creitz. Om 't leger van Haesfeld te verstercken tot 12000 man leent den hertogh van Beyeren aen den keizer tweehondertduizent rijcxdalers tot verbetering van zijne hypotheque. Den keizer, gequetst zijnde geweest door een val van het paerd af, begint te becomen.

    Uit Engelant hebben wij dat de advantguarde van de Schotten gecomen was tusschen Barwyck ende Neucastel,29 dat Pleimuth bij de parlamentarissen was ververscht van volck ende nooddruft,30 dat achthondert Ieren aengecomen waeren te Wimuth,31 dat de parlamentarissen onderschept hebbende het paecquet van de coninginne-regente van Vrancrijck aen den grave van Harcourt,32 de brieven behoorende aen denzelve grave hem heeft laeten volgen, maer geopent de brieven van milord Goryn aen de coninginne van Engelant,33 waerin bevonden hebbende dat milord Goryn verzoect van de coninginne van Engelant verlof om noch eenige juweelen hier in Vrancrijck te vercoopen, welcke juweelen de parlamentarissen zeggen de croon van Engelant toe te comen, hebben zij daerover milord Goryn verclaert schuldigh aen hooge trahison. Den grave van Harcourt schijnt in Engelant niet meer te doen te hebben, alzoo hij van den coning van Engelant niet en heeft connen becomen dat sijne Majesteit het parlement te Londen voor een wettigh parlement zoude herkennen ende het parlement tegen hem onlust heeft gevat uit een brief dien hij eer hij te Londen quam, had geschreven aen de spreeckers34 van het parlement in termen ende maniere die zij niet beleefd genoech en vonden.35 Daerenboven hebben zij in den brief van milord Goryn gezien dat den grave van Harcourt uit Vrancrijck last hadde om zich in alles te conformeren met de intentie van den coning van Engelant. Denzelve coning hadde voorgenomen een tegenparlement te Oxfort te

    131

    vergaderen,36 maer weinigh provinciën hebben derrewaert gezonden ende eenige die gezonden waeren zijn den coning suspect geweest. Den broeder van den hertogh van Hamilton, ontcomen uit de bewaering te Oxford, heeft zich te Londen begeven bij de Schotsche gedeputeerden,37 willende in Schotlant zijne zaecke justifiëren.

    13 Ianuarii [sic] 1644.

     

    Wij hooren hier dat Ragosky zich bedenckt ende teruggetreckt,38 dat de parlamentarissen in Engelant Warwyck39 becomen hebben ende dat groote onlust is tuschen d'heer Waller ende den gouverneur van Cichester,40 beide parlamentarissen. Te Toulouse brandt men veel oude wijfs, die men beschuldigt oorzaeck te zijn van den hagel ende muysen.41 Den hertogh van Angoulesme, oudt vierendetwintich jaer,42 heeft een jonge juffrouw getrouwt van zeventien jaeren om kinderen te teelen, alzoo zijn zoon maer eene zoon en heeft die zeer swack is.

    Adres: Mijnheer/mijnheer van Reigersberg, raedt in den Hoogen Raide in Hollant, in Den Hage. Port 8 st.

    In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 13 Januari 1644 uyt Paris.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB, coll. RK, H 35a. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Tezamen met no. 6705. Copie, afkomstig uit de briefwisseling van Grotius met P. Spiring Silvercrona, aanwezig te Stockholm, RA, E 1015 (bijlage bij een brief van P. Spiring Silvercrona aan J. Oxenstierna dd. 16/26 februari 1644).
    2 - De voorbereiding van de campagnes van de Franse legers. Aan prins Tommaso Francesco van Savoye werd wederom het bevel toevertrouwd over het leger dat in Savoye en Piemonte ten strijde moest trekken tegen het Spaans bewind in het hertogdom Milaan.
    3 - De toestand aan het front in Catalonië baarde de Franse regeerders grote zorgen. Moesten zij het mandaat verlengen van de huidige onderkoning Philippe, graaf van La Mothe-Houdancourt, of werd het tijd dat Louis II de Bourbon, hertog van Enghien, zijn gezag als legerleider liet gelden? De hertog stelde zich bij nader inzien niet beschikbaar (Sanabre, La acción de Francia en Cataluña, p. 297).
    4 - Maarschalk Henri de La Tour d'Auvergne, burggraaf van Turenne, was al begonnen met het herstel van de discipline in het Frans-Weimarse leger. Naar verwacht zou hij eind april gereed kunnen staan voor een confrontatie met het Zwabisch-Beierse leger aan de overzijde van de Rijn (Mémoires du maréchal de Turenne I, p. 7).
    5 - De elitetroepen van Gaston van Orléans verzamelden zich op 17 mei aan de Somme. Op de wapenschouw verschenen 18000 infanteristen en 6000 cavaleristen (G. Dethan, Gaston d'Orléans, p. 297-299).
    6 - Hertog Karel IV van Lotharingen moest afzien van de ‘inkwartiering’ van zijn manschappen in het bisdom Luik (J. Daris, Histoire du diocèse et de la principauté de Liége I, p. 226-227).
    7 - De Lotharingse steunpunten Longwy, Saint-Avold en Wallerfangen (Vaudrevange).
    8 - De keizerlijken van veldmaarschalk Melchior von Hatzfeldt und Gleichen hadden de belegering van Meiningen ingezet.
    9 - Johann Georg I (1585-1656), keurvorst van Saksen, had zijn zinnen gezet op het verjagen van de Zweden uit de stad Leipzig. In zijn krijgsplan had hij ook een aanslag op de vesting Torgau aan de Elbe opgenomen (Doc. Boh. VII, p. 66 no. 104).
    10 - In het grensgebied van Silezië, Bohemen en Moravië hielden de Zweedse garnizoenen van Olomouc (Olmütz) en Šwidnica (Schweidnitz) nog steeds stand (Gazette 1644, nos. 16 en 20, dd. 13 en 27 februari 1644).
    11 - De keizer had zijn vicekanselier Ferdinand Sigmund, graaf Kur(t)z von Senftenau, naar het krijgsberaad te Passau afgevaardigd. Bij die gelegenheid zou aan de keizerlijke bevelhebber Matthias, graaf Gallas, het verzoek worden gedaan om 8000 man ter beschikking te stellen voor de strijd van koning Christiaan IV tegen de Zweden (Gazette 1644, no. 18, dd. 20 februari 1644).
    12 - De Frans-Weimarsen van Ueberlingen hielden de verdediging van hun laatste steunpunt aan het Meer van Konstanz nog drie maanden vol.
    13 - Toen soldaten zijn familiegoed te Anet doorzochten op de aanwezigheid van vrienden van zijn gearresteerde zoon François de Vendôme, hertog van Beaufort, nam César de Bourbon, hertog van Vendôme, de wijk naar Vendôme (Journal d'Olivier Lefèvre d'Ormesson I, p. 147-148, en II p. 718-720).
    14 - Het onderzoek dat het Parlement van Parijs had ingesteld naar de toedracht van het duel dat op 12 december 1643 in Parijs was uitgevochten tussen Henri II de Lorraine, hertog van Guise, en Maurice de Coligny; zie no. 6601 (dl. XIV). In maart besloten de raadsheren de getuigenverhoren voort te zetten (Briefw. C. Huygens III, p. 466 en p. 469, en Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau II, p. 221).
    15 - Gaston van Orléans had het gouvernement over Champagne begeerd, maar de regentesse durfde dit belangrijke gewest niet aan de onstandvastige prins toe te vertrouwen; zie no. 6471 (dl. XIV).
    16 - Charles de Schomberg, hertog van Halluin, had aanvankelijk niet willen meewerken aan de overdracht van zijn gouvernement aan Gaston van Orléans. Ter compensatie van het verlies van de Languedoc mocht hij het bewind voeren over de frontsteden Toul, Metz en Verdun (Journal d'Olivier Lefèvre d'Ormesson I, p. 147 en p. 157).
    17 - De Poitou, de Saintonge en de wijde omtrek van Angoulême waren tot voor kort brandhaarden van verzet tegen de regering in Parijs. Het aanbod van de regentesse wees de hertog van Enghien dan ook af. Kort daarna trad hij in onderhandeling met François de l'Hospital, graaf van Rosnay, sieur du Hallier, over de koop van het gouvernement over Champagne (Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 263-264).
    18 - Zwitserse soldaten in Franse legerdienst mochten alleen voor defensieve taken ingezet worden (Rott, Hist. représ. dipl. VI, p. 56-58).
    19 - De verontwaardiging was maar van korte duur. Een maand later ontving Bernard de Nogaret de La Valette (1592 - ca. 1661), hertog van Epernon, gouverneur van Guyenne, een lovend woord van kardinaal Jules Mazarin: ‘J'approuve fort la resolution que vous avez prise d'aller visiter les endroits de vostre gouvernement qui sont les plus malades’ (Lettres Mazarin I, p. 474-475 en 625-626).
    20 - De verbannen ‘importante’ Marie d'Avaugour de Bretagne, hertogin van Montbazon. In augustus 1643 had zij het gerucht verspreid dat Condé's dochter Anne-Geneviève de Bourbon, hertogin van Longueville, een grote liefde had opgevat voor Maurice de Coligny; zie no. 6353 (dl. XIV). Met haar loslippigheid had zij de partijstrijd tussen de huizen van Lorraine-de Guise en Bourbon-Condé nieuw leven ingeblazen (supra, n. 14).
    21 - Anna van Gonzaga (1616-1684), dochter van de hertog van Mantua, een van de twee in de steek gelaten echtgenotes van Henri II de Lorraine, hertog van Guise; zie no. 6692. Op 25 april 1645 ging zij een huwelijk aan met Edward, vierde zoon van keurvorst Frederik V van de Palts (DBF XVI, kol. 603-605; Tallemant des Réaux I, p. 591-592 en p. 1198-1200).
    22 - De hertog van Orléans schaarde zich achter de doctores van de universiteit van Parijs, omdat zijn rivaal Henri II de Bourbon, prins van Condé, in een geschrift Remarques chrestiennes et catholiques sur le livre de la Fréquente communion qui a paru nouvellement sous le nom de M. Antoine Arnauld de jezuïeten ter zijde had gestaan in hun strijd tegen de leer van de jansenistische theoloog Antoine Arnauld (1612-1694), doctor van de Sorbonne (Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau II, p. 184-191, en G. Hermant, Mémoires ... sur l'Histoire ecclésiastique du XVIIe siècle I, p. 288-289).
    23 - De kardinaal-nuntius Girolamo Grimaldi en de ordinaris Franse ambassadeur te Rome François Du Val, markies van Fontenay-Mareuil. Deze maatregel zal verband houden met het streven van de Franse regering om paus Urbanus VIII (Maffeo Barberini) te bewegen tot teruggave van het hertogdom van Castro aan zijn vazal Odoardo Farnese, hertog van Parma; vgl. no. 6676, en Journal d'Olivier Lefèvre d'Ormesson I, p. 142.
    24 - Odoardo Farnese (1612-1646), hertog van Parma, verscheen op 11 januari in Venetië om zijn visie te geven op de vredesvoorstellen van kardinaal Alessandro Bichi (V. Siri, Il Mercurio overo Historia de' correnti tempi IV 1, p. 480-488).
    25 - Van 8 tot en met 10 februari confereerde kardinaal Alessandro Bichi in Bologna met de pauselijke gevolmachtigde kardinaal Gian Stefano Donghi over de voorwaarden van de Italiaanse vorsten (Venetië, groothertog Ferdinando II de' Medici en Francesco I d'Este, hertog van Modena) tot beëindiging van de Castro-oorlog; vgl. no. 6701.
    26 - Vgl. no. 6626. De keizer had geld nodig voor de financiering van de oorlog. Aan de Frankforter ‘Deputationstag’ had hij de vraag voorgelegd of de rijksstanden hem een contributie van 100 ‘Römermonate’ wilden toestaan (Urk. u. Act. I, p. 837-846).
    27 - Op het krijgsberaad te Passau viel het besluit om de waardigheid van ‘generalissimus’ van de keizerlijke legers op te dragen aan aartshertog Leopold Wilhelm van Oostenrijk (Doc. Boh. VII, p. 62 no. 127 en p. 75 no. 180).
    28 - In werkelijkheid werden er 7 legers gevormd. Namens de keizer dienden zich de volgende bevelhebbers aan: Matthias, graaf Gallas (Habsburgse landen en Moravië), Johann, graaf van Götz(en) (Silezië), Melchior von Hatzfeldt und Gleichen (ter ondersteuning van de koning van Denemarken), Willem, baron van Lamboy (tussen Saar en Moezel) en Gottfried Huyn, graaf van Geleen (Westfalen). De Zwabisch-Beierse bevelhebbers François de Mercy en Johan van Werth zouden aan de Donau en de Rijn samenwerken met hertog Karel IV van Lotharingen.
    29 - De campagne van de Schotten tegen de koninklijke legers ging in de garnizoensstad Berwick upon Tweed van start. Al spoedig stootte de voorhoede op een verdedigingslinie die William Cavendish (1592-1676), markies van Newcastle, ten noorden van Newcastle had laten aanleggen (CSP Ven. 1643-1647, p. 69 en p. 71).
    30 - De parlementsgezinde havenstad Plymouth weerstond de belegering die prins Moritz (Maurits) van de Palts in oktober 1643 had ingezet.
    31 - De Ieren die in Weymouth aan land gingen, hadden partij gekozen voor koning Karel I (CSP Dom. 1644, p. 20).
    32 - De Franse ambassadeur Henri de Lorraine, graaf van Harcourt, bevond zich aan het hof te Oxford toen de zaak van de onderschepte brieven aan het licht kwam (CSP Ven. 1643-1647, p. 64-65 en p. 67, en CSP Dom. 1644, p. 6).
    33 - Men nam nog het meest aanstoot aan een vluchtig geschreven briefje waarin de buitengewone ambassadeur George Goring koningin Henriëtte Maria van Engeland op de hoogte stelde van zijn wapenaankopen in Frankrijk; zie ook nos. 6719 en 6720.
    34 - De ‘speakers’ van het Hogerhuis en het Lagerhuis hadden de graaf van Harcourt hun excuses voor het openen van de brieven aangeboden.
    35 - In zijn antwoord ging de Fransman voorbij aan de titulatuur waarop de twee ‘speakers’ als vertegenwoordigers van ‘the Lords and Commons assembled in the Parliament of England’ aanspraak meenden te moeten maken (S. Groenveld, Verlopend getij, p. 111 en p. 295). Een koele ontvangst viel hem bij terugkeer in Londen (4 februari) ten deel.
    36 - De bijeenkomst van de parlamentarissen krachtens ‘The King's proclamation for calling the members to meet at Oxford’ van 22 december 1643/1 januari 1644. Aan de oproep had koning Karel I een generaal pardon verbonden (The Parliamentary History of England III (1642-1660), kol. 194-196 en kol. 201-203).
    37 - De Schotse royalist James, markies van Hamilton, hertog van Aran (Arran), was in koninklijke ongenade gevallen. Zijn broer William, staatssecretaris voor Schotse zaken, kreeg in Oxford arrest opgelegd. Begin februari ontsnapte hij aan zijn bewakers. In Londen sloot hij zich spoedig aan bij de Schotse ‘commissioners’ (DNB XXIV, p. 218-220).
    38 - De Zevenburgse vorst György I Rákóczi was op dit moment al tegen de keizer ten aanval getrokken. Het bericht over de afgelasting van het offensief vernam Grotius waarschijnlijk uit de Gazette 1644, no. 16, dd. 13 februari 1644.
    39 - Berwick (Varvich) upon Tweed. Of wordt hier gedoeld op de herovering van Nantwich in Cheshire (CSP Ven. 1643-1647, p. 65 en p. 71)?
    40 - Sir William Waller bleef het hulpleger van de koningsgezinde sir Ralph Hopton achtervolgen. Ter versterking van zijn positie wilde hij het garnizoen van Chichester met 2000 man versterken. De gouverneur hield de poort echter gesloten.
    41 - Vgl. no. 6666. De Gazette 1644, no. 17, dd. 13 februari 1644, berichtte over de arrestatie van 250 heksen in de Haute-Garonne.
    42 - Lees: ‘vierendeseventich’ (in de brief aan Axel Oxenstierna (no. 6707): ‘LXXXIV’; in werkelijkheid was de hertog nog maar 72 jaar). Charles de Valois (ca. 1573-1650), hertog van Angoulême, natuurlijke zoon van koning Karel IX, sinds 1636 weduwnaar, huwde op 25 februari 1644 de jeugdige Françoise de Nargonne († 1713). Na het overlijden van de hertog dwong diens zoon uit het eerste huwelijk, Louis-Emmanuel (1598-1653), graaf van Alais, zijn stiefmoeder tot een retraite in een klooster (Tallemant des Réaux I, p. 94-97 en p. 785-787, en Cardinal de Retz, Oeuvres, p. 713 en p. 1537). Een kleindochter, Marie-Françoise, de latere hertogin van Joyeuse, hield de successie in stand.