eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    6892. 1644 juni 4. Aan N. van Reigersberch.1

    Mijnheer,

    't Principaelste discours alsnu is van 't belegh van Grevelinge, alwaer men begint te wercken,2 despererende van Bourbourg omdat het rondom in 't water ligt. Men heeft een brugge gemaect over d'Aa, becomen de forten van Baiette, La Capelle, Saint-Folquin. Den hertogh van Orleans heeft zijn quartier nae Duinkercke toe, waerontrent een deel is van 't vijantlijcke leger. Zijne Hoocheit heeft twintichduizent man, Gassion bij haer gecomen zijnde.3 Zal meer van doen hebben om het groote fort ende de stadt in eene circumvallatie te begrijpen, die zijn zal van den ommegang van drie mijlen. Een goet deel Fransche schepen zijn alrede op de cust, andere werden daernaetoe gezonden. Vijfhondert man heeft middel gevonden in te comen in Gravelines tot verstercking van

    454

    het garnisoen. De Fransoisen hebben haer meesters gemaect van den dijck tusschen Aire ende Sint Omer.4

    Ondertusschen crijgen wij de tijdinge van 't groote verlies in Catalagne.5 Die 't minst maecken, zeggen van drieduizent, andere van zesduizent zoo dooden als gevangenen. De cavallerie, tot tweeduizent, ende weinigh van de infanterie hebben zich gesalveert nae Cervieda,6 eenige oock nae Lerida, ende 't garnisoen aldaer vermeerdert tot vierduizent. De faute is begaen daerdoor dat den marescal de La Motte-Odincourt, Lerida willende protegeren tegen belegh, ondertuschen het leger van den coning van Spaignie onder Philippo da Silva de Segro heeft laeten passeren ende, meenende dat het maer een deel was van het leger ende niet het heele leger tot zestienduizent man, hetzelve is tegengegaen, maer ziende den grooten hoop heeft de cavallerie datelijck de vlucht genomen, d'infanterie zich geretireert op een berge, maer is aldaer geattaqueert ende in stucken geslagen. Om dat leger te herstellen brengt Villeroi drieduizent man, noch zooveel ofte wat meer werden vergadert uit Languedoc. Eer die comen, meent men dat Lerida over zal zijn. Daer is vivres gebreck. Men vermeerdert de schepen ende galeien voor Taragon. In Spaignie werdt een groote scheepsarmade gereedgemaect.

    Beck in Lutsenburg crijgt vierduizent man van hertogh Carel,7 ende eenige oude trouppen van Haezfeld ende Lamboi,8 waertegen zich stelt den hertogh van Anguien,9 die zijn volck vergadert in 't lant van Metz ende meer volck verwacht ende artillerie vanhier. Den marescal de Turaine is bij Brisac, verwacht d'Aumont met zesduizent man.10 De Beierschen ondertuschen meesters van 't velt beschieten Blomberg, maecken myne van Friburg ende Nieuburg te attaqueren,11 tot schrick van de Switsersche protestanten. Uit Uberlingen zijn uitgetrocken tusschen de drie- ende vierhondert man.12

    455

    Hier werdt gezegt dat de Portugesen Barca hebben becomen in Galicië.13 Andere hebben advysen dat den marquys van Taragousa, bij zich hebbende twintichduizent man, den Portugezen een merckelijcke afbreuck heeft gedaen.14 In Italië is gebreck van geld, zoo aen de zijde van den prince Thomas15 als van den gouverneur van Milan, aen denwelcke den hertogh van Modena heeft bijgezet twaelfhondert man te voet, achthondert te paerd, ende van de gelicentieerde trouppes meer nemen den Spaenschen dienst dan de Fransche.16

    Den hertogh van Guise gaet als volontaire bij den hertogh van Orleans17 ende heeft van de coninginne daertoe te schenck ontfangen vijftichduizent gulden. 't Edict van de nieuwe huizen vindt oppositie in het parlement.18 Men spreect van een impost op de coetzen. Don Jean d'Austria verzoect paspoort om hier door te passeren nae Nederlant.19

    Uit Engelant verstaen wij dat de coninginne is tot Excester,20 dat Jorck belegert werdt bij de parlamentarissen,21 Lima bij prins Mauritz,22 dat men de ambassadeurs van de Vereenigde Nederlanden beschuldigt23 dat zij den coninck van Engelant hebben willen doen comen tot Londen.

    456

    Te Francfort is den brief van de heer d'Avaux24 niet gelegt in publycque deliberatie.25 Men zegt daer dat de Fransoisen retardement zoecken ende dat men in drie maenden niet en zal comen aen de principale handeling. De churfursten waeren geresolveert niet toe te laeten dat haere ambassadeurs zoude cederen aen die van Venetië.26 Den churfurst van Saxen doet instantie opdat de hersmeedde amnestie mochte gezonden werden aen de landgravinne van Hessen om haere Hoocheit af te trecken van de geallieerden.27 Den grave van Bouchain zich excuserende van de ambassade nae Constantinopole,28 werden anderen daertoe gezocht. Men zegt daer29 dat Rakoczy claegt over de Sweden dat zij haer in andere quartieren occuperen, niet daer hij haer hadde gewacht,30 ende dat den keizer met de ligue verzeeckert zijn van den coning van Denemarcken dat hij met haer het oorlogh zal uitvoeren31 ende den keizer alle 't zijne weder doen hebben. Den vorst van Beieren hadde geschreven aen die van Frankenlant dat zij met patiëntie zoude willen verdragen de inlegering van Haezfeld,32 als die niet lang zoude duiren. Co-

    457

    ningsmarck was te Erfurdt, zijn volck ten deele daer, ten deele te Leipsich.33

    4 Iunii 1644.

    In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 4 Juny 1644 uyt Paris.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB, coll. RK, H 37d. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Tezamen met no. 6891. Beginnend bij ‘De tijdinge van 't groote verlies in Catalagne’, copie, afkomstig uit de briefwisseling van Grotius met P. Spiring Silvercrona, aanwezig te Stockholm, RA, E 1015 (bijlage bij een brief van P. Spiring Silvercrona aan J. Oxenstierna dd. 7/17 juni 1644).
    2 - De Gazette 1644, no. 60, dd. 3 juni 1644, bracht de eerste berichten van de belegering van Gravelines (Grevelingen) in een ‘extraordinaire’: ‘La prise des forts de Bajette, de la Capelle et de Saint Folquin, par l'armée du Roy commandée par Monseigneur le Duc d'Orleans, avec ce qui s'est passé en sa marche, et le campement de ladite armée pres de Gravelines’.
    3 - Gedurende de belegering van Gravelines week het leger van maarschalk Jean, graaf van Gassion, niet van de zijde van het Picardische leger van de ‘generalissimus’ Gaston van Orléans; vgl. Lettres Mazarin I, p. 736-737 en p. 743.
    4 - Het leger van ‘Monsieur’ volgde vanaf Aire-sur-la Lys de route langs het kanaal van le Neuf-fossé; vgl. Aumale, Histoire des princes de Condé V, p. 226-227.
    5 - Omstreeks het middaguur van de 28ste mei werd Parijs opgeschrikt door de tijding dat het leger van de Franse onderkoning Philippe, graaf van La Mothe-Houdancourt, door het leger van don Felipe de Silva verslagen was. Op 15 mei was de onderkoning bij de rivier de Segre (ten oosten van Lérida) op de Spaanse troepenmacht gestoten. Volgens de eerste berichten had hij in de slag zijn gehele infanterie verloren (Journal d'Olivier Lefèvre d'Ormesson I, p. 186-187).
    6 - Het verslagen leger hergroepeerde zich in Cervera. Manschappen uit het territoriale leger van Nicolas de Neufville, markies van Villeroy, moesten de uitgedunde gelederen versterken (Sanabre, La acción de Francia en Cataluña, p. 255-257, en Lettres Mazarin I, p. 720-722).
    7 - Hertog Karel IV van Lotharingen zocht verbinding met het leger van de Luxemburgse gouverneur Johan van Beck.
    8 - De keizerlijke bevelhebbers Melchior von Hatzfeldt und Gleichen en Willem, baron van Lamboy, hadden enige verwaarloosde regimenten in de Eifel achtergelaten (Gazette 1644, no. 62, dd. 4 juni 1644).
    9 - Op 7 juni gaf de regering in Parijs de Franse bevelhebber Louis II de Bourbon, hertog van Enghien, de order om naar Givet op te rukken (Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 294-295).
    10 - Charles, markies van Aumont, bracht een Frans legercorps over naar het hoofdkwartier van de Frans-Weimarse opperbevelhebber Henri de La Tour d'Auvergne, burggraaf van Turenne (Lettres Mazarin I, p. 659-660 en p. 696-701). Op 3 juni trok het Frans-Weimarse leger bij Breisach de Rijn over (Mémoires du maréchal de Turenne I, p. 8).
    11 - De Zwabisch-Beierse veldmaarschalk François de Mercy stelde wachtposten op langs de toegangswegen naar Freiburg im Breisgau en Neuenburg aan de Rijn. Onderweg nam hij het kasteel Blumberg in bezit (Gazette 1644, no. 62, dd. 4 juni 1644). Vooral zijn activiteiten in de omgeving van de vesting Hohentwiel verontrustten de Zwitserse protestanten; vgl. Rott, Hist. représ. dipl. VI, p. 32-34.
    12 - Het Frans-Weimarse steunpunt Ueberlingen had op 12 mei de strijd tegen de Zwabisch-Beiersen opgegeven. De capitulatievoorwaarden werden op 1 juni 1644 bekendgemaakt in een ‘extraordinaire’ van de Gazette 1644 (no. 59).
    13 - Barca d'Alva, grensstad aan de Douro. Dezelfde Gazette 1644, no. 59, ‘extraordinaire du 1 juin 1644’ (supra, n. 12) berichtte over ‘L'irruption des Portugais dans la Galice, où ils ont pris et ruiné la ville de Barca, et défait quelques troupes Castillanes’.
    14 - De Napolitaan Carlo Andrea Caracciolo (1584-1646), markies van Torrecuso, bevelhebber in het Spaanse leger, sinds 1644 militair gouverneur van Badajoz, trachtte de plaats Ouguela (ten noorden van Campo Maior) te veroveren (DBI XIX, p. 321-328).
    15 - In juni bracht prins Tommaso Francesco van Savoye het Frans-Savoyaardse leger bijeen in het stroomgebied van de Tanaro (Claretta, Storia della Reggenza II, p. 106).
    16 - De afgedankte troepen van de republiek Venetië, groothertog Ferdinando II van Toscane en Francesco I d'Este, hertog van Modena. Afspraken waren er gemaakt dat de lichtingen van de groothertog en de hertog van Modena dienst mochten nemen in het leger van Antonio Sancho Dávila, markies van Velada, Spaans gouverneur van Milaan; zie no. 6825.
    17 - Een uitgelezen schare vrijwilligers diende in het leger van Gaston van Orléans, onder wie Henri II de Lorraine, hertog van Guise; vgl. Briefw. C. Huygens III, p. 499.
    18 - Het harde bewind van Michel Particelli, heer van Emery, ‘contrôleur général des finances’. Gehaat bij de Parijse burgerij was het edict van de ‘toisé’ van 27 januari 1644: benadeelde huiseigenaren spanden een proces aan voor het Parlement van Parijs (Chéruel, Histoire de France pendant la minorité de Louis XIV II, p. 87-97, en Mémoires d'Omer Talon I, p. 305-313).
    19 - Juan José van Oostenrijk, natuurlijke zoon van koning Philips IV van Spanje, was op 20 december 1643 benoemd tot gouverneur over de Zuidelijke Nederlanden. Tot nu toe had de Franse regering hem een paspoort voor zijn doortocht geweigerd; zie no. 6829.
    20 - Koningin Henriëtte Maria van Engeland had Bristol verlaten. Op 16/26 juni beviel zij te Exeter van een dochtertje, prinses Henriëtte (CSP Ven. 1643-1647, p. 101, p. 107 en p. 112).
    21 - Het Schotse expeditieleger had de belegering van York ingezet. Uit vrees dat een koninklijk leger onder bevel van Rupert (Robert) van de Palts het garnizoen zou ontzetten, stuurde het Parlement zijn legeraanvoerder Edward Montague, graaf van Manchester, naar het front. Eind juni sloten de parlementsgezinden zich bij de Schotten aan. De stad capituleerde op 16/26 juli (CSP Ven. 1643-1647, p. 110-111 en p. 123).
    22 - Prins Moritz (Maurits) van de Palts belegerde de havenstad Lyme Regis in Dorset. In de tweede helft van juni dwong Robert Devereux, graaf van Essex, de koninklijken tot opgave van de belegering (CSP Ven. 1643-1647, p. 110 en p. 112).
    23 - De Staatse ambassadeur Albert Joachimi en de extraordinarii Willem Boreel en Johan van Reede van Renswoude wachtten al zes weken op een antwoord van de ‘speakers’ van het Hoger- en Lagerhuis op hun bemiddelingsvoorstellen. Op 16 mei gaven de ‘speakers’ eindelijk enige blijk van belangstelling voor het aanhouden van hun missie. Onvoldaan vertrokken de ambassadeurs enige dagen later naar het hof van koning Karel I te Oxford (CSP Ven. 1643-1647, p. 99-101, en Briefw. C. Huygens III, p. 482).
    24 - In navolging van de Zweedse uitnodiging, dd. 14/24 november 1643 (no. 6528 (dl. XIV) en no. 6669), hadden de Franse gevolmachtigden Claude de Mesmes, graaf van Avaux, en Abel Servien op 6 april aan de Duitse vorsten en standen een oproep gedaan om vertegenwoordigers naar Munster en Osnabrück te zenden. Op advies van landgravin Amalia Elisabeth van Hessen-Kassel hadden zij de Frankforter ‘Deputationstag’ ook met een exemplaar van hun uitnodiging bedacht (Dickmann, Der Westfälische Frieden, p. 167-169; Urk. u. Act. I, p. 852-855, en Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen I, p. 99-101 en p. 868).
    25 - De keizer, de hertog van Beieren, de keurvorst van Saksen en de keurvorst-aartsbisschop van Keulen waren eensgezind in hun advies aan de Frankforter ‘Deputationstag’ om de Franse uitnodiging onbeantwoord terug te sturen.
    26 - In Munster waren problemen gerezen over het ceremonieel bij de ontvangst van de Keulse keurvorstelijke raad Franz Wilhelm von Wartenberg, bisschop van Osnabrück, Minden en Verden. Als vertegenwoordiger van het college van de keurvorsten wenste hij in ‘eer en tytulen’ niet achtergesteld te worden op de ambassadeur van Venetië. Omdat dit voorrecht hem geweigerd werd, keerde hij onverrichterzake terug. Het ranggeschil werd pas op 8 november 1644 opgelost met een keizerlijke erkenning van de gelijkwaardigheid van de keurvorsten ten opzichte van vrije republieken (Acta pacis Westphalicae; Diarium Wartenberg I, p. XXXV-XXXVI, en Dickmann, Der Westfälische Frieden, p. 209-210).
    27 - De keizer en keurvorst Johann Georg I van Saksen trachtten landgravin Amalia Elisabeth van Hessen-Kassel te bewegen tot deelname aan een keizerlijk-Deens front tegen Zweden. Omdat zij zich niet kon verenigen met de voorwaarden van het amnestiedecreet van de Regensburger rijksdag van 1641, wees zij deze poging tot toenadering van de hand (Dickmann, Der Westfälische Frieden, p. 163-186, Acta pacis Westphalicae; Die kaiserlichen Korrespondenzen I, p. 433-434, en Doc. Boh. VII, p. 253 no. 775).
    28 - In april had keizer Ferdinand III de missie naar het hof van sultan Ibrahim willen toevertrouwen aan kolonel Johann Christoph, graaf van Puchaim. De voorkeur ging tenslotte uit naar de ervaren diplomaat Hermann, graaf van Czernin (Doc. Boh. VII, p. 91 no. 227 en p. 103 no. 278).
    29 - In Parijs was een nieuwsbrief binnengekomen van Jean de La Haye, sieur de Ventelay (Vantelet), de Franse ambassadeur in Constantinopel; vgl. Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen I, p. 185, en Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 612.
    30 - De Zevenburgse vorst György I Rákóczi had op 16 november 1643 een verbond met de Zweden gesloten. Tot zijn verbazing lieten de ‘bondgenoten’ hem op het beslissende moment in de steek en ontketenden zonder hem te waarschuwen een oorlog tegen koning Christiaan IV van Denemarken; vgl. Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen I, p. 181-192.
    31 - De keizer had steun aan koning Christiaan IV beloofd op voorwaarde dat deze niet onderhands vrede met de Zweden zou sluiten (Doc. Boh. VII, p. 93 no. 238).
    32 - Frankenland was de uitvalsbasis voor het leger van de keizerlijke veldmaarschalk Melchior von Hatzfeldt und Gleichen (Doc. Boh. VII, p. 99-100, no. 258 en nos. 260-263).
    33 - De Zweedse generaal-majoor Hans Christoph, graaf van Königsmarck, had het noodzakelijk geacht om zijn garnizoenen te Erfurt en Leipzig opnieuw te bevoorraden (Gazette 1644, no. 57, dd. 28 mei 1644).
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]