eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    574

    6959. 1644 juli 16. Aan N. van Reigersberch.1

    Mijnheer,

    Hout voor zeecker dat onder 't zeggen van monsieur de Geer vrij wat calvinisterie onderloopt.2 Doch één ding wil ick daerbij vougen, 'twelck ick al overlang gemerct heb doen den marescal Horn hier was,3 dat noch de Fransoisen, noch de Sweden niet garen en zien dat ick voorslagen doe [die] tot rechte verbetering ende vereeniging van de christenheit dienen, vresende dat off mij eens wedervier4 dat d'heer Camerarius is wedervaeren,5 ick door die voorslagen, die bij veelen, moede zijnde geworden van de scheuringe ende daeruit gevolgde oorlogen, aengenaem zijn, zoude aengetrocken werden, gelijck mij oock ter dier oorzaecke noch onlangs goede presentatiën zijn voorgecomen. Doch hoewel zulcx niet en is te verwachten, let ick in mijne schriften daerop niet, maer alleen om God te dienen oprechtelijck ende aen zijne Almachticheit t'zijner tijd een goede ziele te offeren. Cerizantes dunct mij niet dat mij veel quaeds can doen, ende ten hoogste comende ben ick wel geresolveert ende zal wel ergens een rustplaetze vinden. De Sweden hebben over mijne theologische schriften niet te clagen, alsoo die met Melanchthon6 wel accorderen ende niet alleen tot vrede maer oock tot godzaelicheit strecken. Zoo wanneer mijnheer den baron Oxenstiern7 hier zal zijn gecomen, hoope ick zijne Gen[ade] in alles ende oock op dat stuck bequaemelijck te bejegenen. 'tGunt Cerizantes in Sueden zijnde meer heeft geleert als ick weet, dunct mij niet dat veel is. Diffidentie, die uit eigenschap van eenige naturellen mach comen, can ick niet beteren, maer materie mijns wetens heb ick daertoe niet gegeven.

    De cantz dunct mij dat haest schoon zal zijn voor Swede tegen Denemarcken. Van de instructie van de ambassadeurs van de Vereenigde Nederlanden werdt verscheidentlijck gesproocken.8 Ick zal blijde zijn daervan de waerheit te verstaen, 'twelck niet diffi-

    575

    cyl en zal zijn dewijle alles daer uitleckt.9 De vreze van de landgravinne is niet buiten fundament.10 't Is waer dat de Hollanders goede diensten doen bij Grevelinge.11 't Schijnt wel dat die extracten, bij de roomschgezinden van de Vereenigde Nederlanden uitgegeven,12 daertoe connen dienen om de Nederlandsche Provinciën die nu onder Spaignie zijn te doen verstaen dat dezelve geperst zijnde door gewelt ofte honger, 'twelck in corten tijd zoude connen gebeuren, beter zullen doen haer te vougen bij Vrancrijck dan bij die luiden die in materie van religie noit woordt en hebben gehouden. De predicanten clagen over de dispensatiën van de pausen in zaecke van eed ende beloften, maer mij dunct dat haere dispensatiën grover gaen.

    16 Iulii 1644.

     

    Wij nemen monsieur Cromom bij ons.13

    In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 16 July 1644 uyt Paris. Sweden. Cerisantes. Schriften accorderen met Melanthon. Diffidentie.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB, coll. Diederichs, 30 B no. 24. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Tezamen met no. 6960. Antw. op no. 6944.
    2 - Blijkbaar was de Zweedse koninklijke commissaris Louis de Geer de mening toegedaan dat Grotius' polemieken met vooraanstaande calvinisten als Samuel Desmarets, André Rivet en de Amsterdamse predikant Jacob Laurentius de protestantse zaak en het aanzien van de Zweedse kroon in Frankrijk hadden geschaad.
    3 - De Zweedse veldmaarschalk Gustav Karlsson Horn was op 24 maart 1642 uit Beierse krijgsgevangenschap verlost. Hij keerde over Frankrijk naar Stockholm terug. Aangekomen in Parijs (31 mei 1642) had hij ten huize van Grotius een gastvrij onthaal aangeboden gekregen; zie nos. 5734, 5755, 5774 en 5973 (dl. XIII).
    4 - In Den Haag doken weer geruchten op over het naderend ontslag van Grotius uit Zweedse diplomatieke dienst; vgl. Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau II, p. 334: ‘Un personnage qui a grand credit en Suede [Louis de Geer?] m'a dit qu'on a dessein de le descharger et se contenter d'un agent. Qu'il y a plus de deux ans qu'on l'auroit faict, si on eust trouvé un Suedois capable et qui eust voulu sortir de son païs pour resider en France. Que sur cette difficulté Monsieur d'Avau leur a indiqué M. de Cerisante’.
    5 - Ludwig Camerarius, Zweeds ambassadeur te Den Haag, was in 1641 van zijn functie ontheven. Men meende dat dit was geschied door toedoen van de resident Petter Spiring Silvercrona; zie Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau II, p. 323, en Leroy-Bots, Corresp. Saumaise-Rivet, p. 367.
    6 - Philippus Melanchthon (1497-1560), een van de opstellers van de Augsburgse Confessie van 1530.
    7 - Erik Axelsson Oxenstierna, zoon van de Zweedse rijkskanselier, had de winter in de Republiek doorgebracht. Vlak voor zijn vertrek naar Parijs moest hij antwoord geven op vragen naar het aandeel dat zijn vader Axel gehad zou kunnen hebben in de benoeming van de Franse Schot Marc Duncan de Cerisantes tot Zweeds koninklijk commissaris in Deense aangelegenheden aan het Franse hof; vgl. no. 6944.
    8 - Grotius wachtte op het bericht dat de Staatse convooivloot naar de Sont het Vlie had verlaten. Nieuwsgierig was hij vooral naar de instructies die de Staten-Generaal hadden opgesteld voor hun vredesmissies naar de hoven van koning Christiaan IV en koningin Christina.
    9 - De tekst van de ‘vulgaire’ en de ‘secreete instructie’, dd. 25 juni 1644, kwam in de openbaarheid. Hij werd later afgedrukt in Aitzema (fo) II, p. 950-954.
    10 - Frederik Hendrik had 11 Staatse compagnieën afgestaan aan graaf Ulrich II van Oostfriesland (Het Staatsche leger IV, p. 175-176). Tegen deze beschikking het landgravin Amalia Elisabeth van Hessen-Kassel protest aantekenen: het Oostfriese land bood haar manschappen een goede uitgangspositie om assistentie te verlenen aan de Zweedse en Franse legers (L. van Tongerloo, in Hess. Jb. Landesgesch. 14(1964), p. 254-255; Correspondance d'Estrades I, p. 186 en p. 190-194, en Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen I, p. 385-386).
    11 - Schepen van admiraal Maarten Harpertsz. Tromp sloten de haven van Gravelines (Grevelingen) volledig af.
    12 - Grotius' commentaar op het onlangs verspreide pamflet ‘Pieces touchantes les Catholiques sujects des Estats des Provinces-Unies du Pays-Bas’ (Stucken aengaende de Catholycken onderdanen vande Staten der Vereenighde Provincien van Nederlandt) (Knuttel, Cat. v. pamfl. nos. 5134 en 5135, en J.D.M. Cornelissen, ‘Hugo de Groot en de vervolging der katholieken’ in Studia Catholica 20(1944), p. 201-208).
    13 - Grotius' huisgenoot en secretaris Isaac Vossius sloot binnenkort zijn verblijf in Parijs af. De ‘tourist’ Willem van Crommon, zoon van de raadsheer mr. Gerard van Crommon, nam het aanbod om diens opvolger te worden op de Zweedse ambassade met beide handen aan; zie nos. 6052, 6456, 6492, 6543 en 6567 (dl. XIV), en Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau II, p. 318.
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]