eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    118

    7128. 1644 november 5. Aan N. van Reigersberch.1

    Mijnheer,

    De Beierschen met de Haezfeldschen2 hebbende Baccherach becomen,3 blijven bij Ladenburg voor het meerderdeel,4 hoopende bij haer te crijgen de Lorrainsche, die over de Mosel zijn bij Lutzenburg5 ende de Gleensche, die haer tot Cobelentz hebben gehouden, ende dan Mentz ende andere plaetsen weder te becomen.6 Maer den hertogh van Anguien meent sulcx niet en staet te vresen,7 maer dat de Beierschen, zoo zij bijeenblijven, het lant zullen bederven ende gebreck hebben van vivres; zoo zij haer verdeelen, dat de ruiterie die bij den marescal de Turenne is gebleven, licht eenigh quartier zullen opslaen ende zoo Gleen en de Lorrainsche haer bij de andere zullen willen vougen, dat dan oock de Fransche trouppen die onder Magalotti zijn tusschen de Saer ende Mozel8 haer op de hielen zullen volgen. Dat hij oock hoopt vanhier tot drieduizent man derrewaerts tot verstercking zal werden gezonden, gelijck alrede eenigh gelt gezonden is. Zegt oock zoo Philipsburg als het fort bij Mentz zeer te hebben gesterct.9 Hoopt oock dat de Hessische trouppes zich zullen vougen bij den marescal de Turenne, waerover mijn zoon gezonden is geweest te Cassel10 ende in 't wedercomen bij de vijanden aengetast, doch zoo men ons zegt, zoude zijn gesalveert.11

    Een van de Beiersche gedeputeerden is schielijck in de Francfortsche vergadering

    119

    dootgebleven,12 'twelck de protestanten tot haer voordeel nemen, zeggende dat hij iet tot haer naedeel wilde proponeren. Den keizer is tot Lintz gecomen,13 apparentelijck om met den vorst van Beieren ofte de Beiersche te confereren, alzoo den vorst van Beieren gerucht laet loopen dat hij eene onbekende gezonden heeft nae Vrancrijck14 ende de andere gedeputeerden die tot Francfort zijn ondertast off zij volmacht [hebben] om vanwegen haere heeren mede in Vrancrijck te doen handelen, 'twelck veele meenen artificiën te zijn om te meer voordeels van den keizer te becomen. Den keizer wil dat de Francfordsche vergadering, die anders meende te scheiden, bijeenblijve, hebbende tot dien einde geschreven aen den churfurst van Mentz.15 De Fransoisen hebben de bloquering van Frankenthael verlaeten16 ende zijn voor 't (mees)te deel bij Creutznach om de plaetsen in den Pals becomen te conserveren.17 De Beyerschen hebben oock de fortificatiën van Manheim verbetert ende uitgestreckt om te meer verzeeckert te zijn van den pas van den Rijn tusschen Philipsburg ende Mentz.

    Piccolomini heeft Blandeque, Arq ende Bach ingenomen ende alsoo Sint Omer gevictailleert,18 ende men zegt daer dat Michel Salamanca19 gebracht heeft een millioen ende halff croonen voor de soldaten, met belofte van noch vier gelijcke millioenen, wanneer de vloot zal zijn aengecomen, 'twelck men hoopt te zullen zijn in Ianuario toecomende.

    120

    Van de doot ofte 't leven van de coninginne van Spaignie is niet zeeckers.20 Van Catelagne hooren wij hier niet anders als dat de zaecken daer voor Vran[c]rijck zeer quaelijck staen, meest alle de affectiën zijnde verloren.21 Eenige vougen daerbij dat het Spaensche leger is in Roussillon ende de Spaensche vloot voor Barcelone, ende dat in Spaignie eene groote reforme is ingestelt over den staet ende finantie. Den paus te Rome doet onderzoeck op dieghene die administratie van gelt hebben gehadt22 ende licentieert zooveel crijgsvolck als mogelijck is. Hier is men zeer gestoort tegen den cardinael Antonio.23 Zijn brieven die hij herrewaert geschreven had‹den› tegen den cardinael Pamphylio, nu paus, zijn aen den paus gezonden. Hij had Vrancrijck geëngageert om veel gelds te geven tot beletting van die electie ende heeft daernae in 't conclave door eenigh heimelijck accoord tot conservatie van zichzelve ende de zijnen, zelve zijne stem daertoe gegeven ende anderen doen geven, waerom oock den ambassadeur Saint-Chaumont last heeft om de wapenen van Vrancrijck wech te nemen van het huis van den cardinal Antonio.

    De coninginne van Engelant comt hier.24 Wij verstaen dat den coninck van Engellant Waller uit Shafsbury ende Dalbiere uit Blanford heeft verjaegt ende van mening is Waller verder te vervolgen,25 zijnde prins Mauris mede niet verre van den coning met vijfduizent man. Die voor 't parlement zijn alhier, zeggen dat het lant Galles met wil ofte dwang is voor haer.26 Dat die van Kent tot haeren dienst lichten tweeduizent ruiters. Dat Salthas bij haer is becomen27 ende dat zij meenen oock haest te hebben Leverpole in Lancasshire, hebbende eenig conincx volck vandaer verjaecht. Die voor den coning zijn zeggen dat in Ierlant het Schotssche leger bij Eugene Oneal is geslagen, vierduizent Schotten

    121

    dootgebleven.28 Onder conditiën van vrede die het parlement voorslaet,29 is dat zij zeecker geld jaerlijck aen den coning willen geven in plaetze van alle zijne domainen ende gerechti[c]heden, waerdoor dan alle officiën van ontfangers ende collecteurs van 's conincx wegen zouden cesseren. Met de ambassadeurs van de Vereenigde Nederlanden is het parlement noch niet eensch.30

    5 Novembris 1644.

     

    De coninginne van Engelant doet van dezen dagh haeren inganck in Parijs met groote eere.31 Wij verstaen uit Engelant boven het nu gezeide dat de parlamentarissen tot de nood van het oorlogh aentasten alle de meublen, zoo van den coningh als van de croon, die in den Tour ofte op andere plaetzen waeren.32 Uit Duitschlant dat de Beierschen door intelligentie een aenslagh hebben gehadt op Spier, maer dat die is misluckt.33 Uit Portugal dat te Lisbone twaelff schepen waeren aengecomen uit Brasyl, een galeoen uit Oost-Indië ende dat twee andere mede uit Oost-Indië wierden verwacht,34 zijnde alrede gearriveert in Tercera. Dat oock eenige princen uit de Maldives te Lisbone waeren gecomen om secours te verzoecken tegen den grooten mogor in een zeer quaden tijd.35 Den prince Thomas werdt gezegt te zijn in 't Milanees bij Alexandrië36 ende daer te wachten d'ordre van Vrancrijck tot de winterquartieren.

    In dorso schreef Reigersberch: Bro(ede)r de Groot, uyt Paris den 5 Nov. 1644.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB, coll. RK, H 39b. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Tezamen met no. 7127.
    2 - De regimenten van de keizerlijke veldmaarschalk Melchior von Hatzfeldt und Gleichen speelden geen rol in de strijd aan de Rijn. De keizer had hen bevolen om de Elbe over te steken en de weg naar Meissen te nemen (Doc. Boh. VII, p. 142-143 no. 418, p. 145 no. 427 en p. 149 no. 433).
    3 - Evenals Bingen vormde Bacharach een zwakke schakel in de Franse verdedigingslinies aan de Rijn. Het keizerlijk-Westfaalse leger onder bevel van Alexander, graaf van Velen en Megen, en Gottfried Huyn, graaf van Geleen, nam het initiatief tot de aanslag (20 oktober) (Gazette 1644, nos. 135 en 137, dd. 5 en 12 november 1644, en Foerster, Kurfürst Ferdinand von Köln, p. 267-268). De Fransen hielden echter stand en joegen de keizerlijken op de vlucht (Lettres de Turenne, p. 408).
    4 - Ladenburg (ten noordwesten van Heidelberg). De Zwabisch-Beierse bevelhebbers François de Mercy en Johan van Werth versterkten hun posities aan de ‘Bergstrasse’ (de route van Heidelberg naar Darmstadt) (H. Lahrkamp, Jan von Werth, p. 149).
    5 - Hertog Karel IV van Lotharingen en de Luxemburgse gouverneur Johan van Beck zochten verbinding met het keizerlijk-Westfaalse leger. Het stond nog te bezien of zij de tocht langs de Moezel naar Koblenz ook daadwerkelijk konden volbrengen (Gazette 1644, nos. 135 en 141, dd. 5 november en 19 november 1644).
    6 - De Zwabisch-Beiersen hadden tijdens hun beraad in Oberursul een nieuw krijgsplan ontworpen. Na de verovering van de schipbrug bij Philippsburg zouden zij naar Mainz oprukken (Doc. Boh. VII, p. 142 no. 416).
    7 - Vgl. no. 7117. De Zweedse ambassadeur complimenteerde Louis II de Bourbon, hertog van Enghien, met zijn successen: de slag bij Freiburg im Breisgau (3, 5 en 10 augustus 1644), de verovering van Philippsburg (9/10 september) en de overwinningstocht naar Mainz, Spiers, Worms en Bingen.
    8 - Op aanwijzing van de hertog van Enghien hielden de Franse onderbevelhebbers Pierre de Magalotti en Nicolas de Nettancourt d'Haussonville, graaf van Vaubecourt, de wacht aan de Moezel en de Saar (Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 396-398 en p. 636).
    9 - Het herstel van de vestingwerken van Philippsburg en Mainz. De Fransen wilden de nieuwe fortificaties aan de Rijn zo spoedig mogelijk bemand en bevoorraad hebben (no. 7108).
    10 - De Frans-Weimarse officier Dirk de Groot, ‘aide de camp’ van de burggraaf van Turenne, had aan het hof van landgravin Amalia Elisabeth van Hessen-Kassel gesproken over een grotere Hessische bijdrage aan de strijd tegen de Zwabisch-Beiersen.
    11 - De brief waarin Dirk de Groot zijn avontuurlijke terugreis beschreef, werd Grotius pas op 9 november ter hand gesteld (no. 7108).
    12 - Een afgevaardigde van hertog Maximiliaan I van Beieren overleed plotseling op het stadhuis van Frankfort (Gazette 1644, no. 134, dd. 5 november 1644; Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen I, p. 592, en R. von Kietzell, ‘Der Frankfurter Deputationstag von 1642-1645’, in Nassauische Annalen 83(1972), p. 104 n. 28). Het bericht had betrekking op de Beierse raad Johann Christoph Abegg (1592-† 17-10-1644) (Bosls Bayerische Biographie, p. 1).
    13 - Er heerste een pestepidemie in Wenen. Omstreeks de 18de oktober vestigde keizer Ferdinand III zijn hof in Linz (Acta pacis Westphalicae; Die kaiserlichen Korrespondenzen II, p. 32; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 366).
    14 - Hertog Maximiliaan I van Beieren had in een brief aan de keizer, dd. 26 september 1644, de noodklok geluid. Verbitterd over de val van Mainz, Worms en Spiers zag hij voor de instandhouding van het Rijk geen andere uitweg meer dan een opening te zoeken voor wapenstilstandsonderhandelingen (Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 401-403 en p. 621-630).
    15 - De Mainzer keurvorst-aartsbisschop Anselm Kasimir Wambold von Umstadt had de Frankforter ‘Deputationstag’ in 1642 bijeengeroepen. Een keizerlijk schrijven, dd. 28 september 1644, spoorde hem aan zijn verantwoordelijkheden van ‘Director’ te laten gelden: ‘dass rebus in Imperio sic stantibus, die deputirte Reichsstände alhier nit von einander zu lassen’ (Urk. u. Act. I, p. 859-860).
    16 - De verdediging van de schipbrug bij Philippsburg stond op het spel (supra, n. 6). De Franse opperbevelhebber Henri de La Tour d'Auvergne, burggraaf van Turenne, beschikte over te weinig manschappen om het offensief voort te zetten. Hij riep de Frans-Weimarsen die de weg van Frankenthal naar Mannheim bewaakten, terug naar zijn hoofdkwartier te Spiers (Mémoires du maréchal de Turenne I, p. 35-39; Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 396-400).
    17 - De Franse gardeofficier Guy de Bar (1605-1695) drong aan op de belegering van de vesting Kreuznach (Bad Kreuznach, ten zuiden van Bingen); vgl. no. 7066 (dl. XV), en Lettres de Turenne, p. 26 en p. 407-408.
    18 - De Zuidnederlandse ‘gouverneur des armes’ Ottavio Piccolomini maakte gebruik van een moment van onoplettendheid in het Picardische leger. Eind oktober verlieten de ruiters van Jean, graaf van Gassion, hun uitkijkposten bij Saint-Omer (Blendecques (Blandecques), Arques en Le Bac); vgl. Gazette 1644, no. 135, dd. 5 november 1644.
    19 - Miguel de Salamanca had als Spaans ‘gevolmachtigde ter vredesconferentie’ een speciaal vrijgeleide gekregen voor zijn doortocht door Frankrijk. Begin november nam hij zitting in de rekenkamer van de Zuidnederlandse ‘gouverneur civil’ Manuel de Moura y Corte Real, markies van Castel Rodrigo (Correspondance de la Cour d'Espagne; Les affaires des Pays-Bas III, p. 485).
    20 - Koning Philips IV had zijn echtgenote Isabella (Elisabeth) de Bourbon (1602-† 6 oktober 1644) niet kunnen bijstaan. De Gazette 1644, no. 138, dd. 12 november 1644, berichtte: ‘Quatre heures après cette mort le Roy d'Espagne y arriva; bien qu'il eust pris la poste à Saragosse en Arragon sur le premier avis qu'il receut de sa maladie’.
    21 - De Catalaanse gezanten Gaspar Sala, abt van San Cugat del Vallés, en Isidoro Pujolar verspreidden waarschijnlijk deze geruchten in Parijs. Zij beschuldigden de Franse onderkoning Philippe, graaf van La Mothe-Houdancourt, van corruptie en machtsmisbruik (Sanabre, La acción de Francia en Cataluña, p. 264-268; Chéruel, Histoire de France pendant la minorité de Louis XIV II, p. 66-69).
    22 - Paus Innocentius X overwoog een onderzoek in te stellen naar de geldverslindende activiteiten van de ‘Barberini’ ten tijde van de Castro-oorlog (Pastor, Gesch. Päpste XIV 1, p. 41-42).
    23 - Kardinaal Antonio Barberini ontving op voorspraak van kardinaal Jules Mazarin een jaargeld van 18000 schilden voor zijn waardigheid van beschermheer van Frankrijk. Bij de laatste stemming in het conclave verloor hij de Franse belangen echter uit het oog en gaf hij zijn steun aan de ‘Spaansgezinde’ kardinaal Giambattista Pamfili (paus Innocentius X). Zijn ontrouw werd hem door de regering in Parijs zwaar aangerekend: zij instrueerde haar ambassadeur Melchior Mitte de Chevrière-Miolans, markies van Saint-Chamond (Chaumond), in een koninklijk schrijven, dd. 11 oktober 1644, om de kardinaal zijn commissie te ontnemen en het koninklijke wapenschild van het palazzo Barberini te verwijderen (DBI VI, p. 166-170 en p. 172-176; H. Coville, Etude sur Mazarin et ses démêlés avec le pape Innocent X, p. 37-40, en Chéruel, Histoire de France pendant la minorité de Louis XIV II, p. 144 en p. 151-152).
    24 - Infra, n. 31. Koningin Henriëtte Maria van Engeland overnachtte op 4/5 november in de Parijse voorstad Bourg-la-Reine.
    25 - Koning Karel I was Dorset binnengetrokken. Verzekerd van rugdekking door het leger van prins Moritz (Maurits) van de Palts, vervolgde hij in Sherborne en Blandford de jacht op de troepen van sir William Waller en kolonel Dalbier. Op 10/20 oktober nam hij bezit van Shaftesbury (CSP Dom. 1644-1645, p. 23, p. 28-29 en p. 31).
    26 - De parlementsgezinden waren trots op de successen van de legers van sir John Meldrum en sir William Brereton in Wales en Lancashire. Zij hielden reeds rekening met het vertrek van de koninklijken uit Liverpool (CSP Dom. 1644-1645, p. 50-51).
    27 - Lord John Robartes, de parlementsgezinde gouverneur van Plymouth, had op 4/14 oktober enig voetvolk binnen Saltash gebracht. Tien dagen later moest hij zijn voorpost weer prijsgeven aan de koninklijken (CSP Dom. 1644-1645, p. 12 en p. 36; CSP Ven. 1643-1647, p. 147).
    28 - Owen Roe O'Neill voerde het bevel over het leger van de ‘Old Irish’ in Ulster. In september 1644 verdreef hij de manschappen van de Schotse generaal Robert Monro uit het graafschap Monaghan (A new history of Ireland III, p. 308-309, en Gazette 1644, no. 131, dd. 22 oktober 1644).
    29 - Het voorstel kwam ter sprake in art. XI van de definitieve redactie van ‘The humble desires and propositions for a safe and well-grounded peace, agreed upon by the mutual advice and consent of the Parliaments of both Kingdoms, united by Solemn League and Covenant, to be presented to his majesty’, dd. 8/18 november 1644.
    30 - De Staatse vredesmissie naar Engeland. De ordinaris ambassadeur Albert Joachimi en de extraordinarii Willem Boreel en Johan van Reede van Renswoude herinnerden de ‘lords’ en ‘commons’ aan hun bemiddelingsaanbod. In een schrijven van 20/30 september drongen zij aan op een snel en duidelijk antwoord (The Parliamentary History of England III (1642-1660), kol. 293-294; S. Groenveld, Verlopend getij, p. 116-119).
    31 - De intocht van koningin Henriëtte Maria in Parijs. Om drie uur in de middag van de 5de november verscheen de staatskaros voor de poorten van Parijs. De regentesse Anna van Oostenrijk, koning Lodewijk XIV en de hertog van Anjou verwelkomden haar bij het ‘Croix de Mont-rouge’ (Gazette 1644, no. 136, ‘extraordinaire’, dd. 11 november 1644: ‘L'entrée et reception faite à Paris par Leurs Majestez, à la Reine de la Grand'Bretagne’).
    32 - De ‘commons’ wilden munt slaan uit het koninklijke goud- en zilverwerk in de Tower (The Parliamentary History of England III (1642-1660), kol. 294-295, en Gazette 1644, no. 135, dd. 5 november 1644).
    33 - Enkele inwoners van Spiers hadden de Zwabisch-Beiersen gewezen op een geschikte landingsplaats aan de Rijn. De burggraaf van Turenne kwam de boten met de 1200 musketiers snel op het spoor en dreef hen terug naar Mannheim (Gazette 1644, no. 135, dd. 5 november 1644).
    34 - Vgl. no. 7094, n. 64. Eind augustus liepen de schepen de haven van Lissabon binnen. Een karveel uit Terceira (Azoren) bracht de Portugezen goed nieuws over de terugkeer van de vloten van Oost- en West-Indië (Gazette 1644, no. 135, dd. 5 november 1644: ‘De Lisbonne, le 24 Septembre 1644’).
    35 - Uit Lissabon (supra, n. 34) kwam ook het bericht van de aankomst van de tot het christendom bekeerde vorst en kroonprins van de Malediven. Zij waarschuwden de koning van Portugal voor de veroveringszucht van de Groot-Mogool Sjah Djahan (Shahjahan).
    36 - Prins Tommaso Francesco van Savoye belegerde niet langer de Spaanse havenstad Finale Ligure (Mémoires du maréchal du Plessis, p. 203-205). Hij bracht het Frans-Savoyaardse leger terug naar zijn steunpunten bij Alessandria: ‘où il attend les ordres de la Cour pour prendre ses quartiers d'hiver’ (Gazette 1644, no. 135, dd. 5 november 1644).
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]