eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    257

    7204. 1644 december 19. Van H. Appelboom.1

    Illustrissime et excellentissime legate, domine et patrone observandissime,

    Ex Suedia nullas nuper adhuc habuimus literas. Rex Daniae per literas significaverat tribuno suo Alefeldio se cum copiis brevi in Juthia affuturum; movit itaque Alefeldius cum milite suo Gottorpiam versus.2 Tribunus Wrangelius missis maioribus captis navibus in Suediam3 vela flexit, cumque parte navium ad fretum Middelfartense cursum direxit impeditum, ne miles e Fionia in Juthiam exponatur.4

    Gallassius non diu Magdeburgi subs[t]itit; noctu cum 2500 equitibus et 1800 sclopetariis inde fugam acceleravit insequente ipsum duce Torstensonio.5 Scribitur transfugas ab exercitu eius et aegrotos derelictos ad 3500 auxisse copias nostras. Eadem die qua Gallassius destituerat Magdeburgum, Hassiacae auxiliares cohortes Egelam venerunt.6 Literae Lipsienses et Colonienses ferunt Gallassium extremam iam unctionem subiisse et de novo funditus caesum, de quo brevi certiores erimus.7

    Monasterii Galli expetunt praesentiam ordinum Imperii et electoris Trevirensis liberationem, ut libere sine metu et cuiusquam respectu in conventu super pace adesse et rebus suis consulere possit, antequam negotiatio pacis plane suscipiatur.8 Caesarei omnium ut erant anno 1630 rerum in Imperio restitutionem sine ullius a sua parte faciendae compensationis mentione postulant.9 Qui etiam ad Gallorum postulata reponunt: 1) Ordinum praesentiam a caesare non impediri, sed permitti tam vigore praeliminarium

    258

    quam dati salvi conductus.10 Verumtamen se non sperare ordines accerseri ut ad comitia; hoc namque cuivis probatae consuetudini Imperiique statutis refragari ac prorsus inusitatum et insolens in Imperio aliisque regnis, utut ordinibus sua competant vota et pacem conclusam ratam habere valeant.11 Proinde caesarem conditionem eiusmodi offerre, utpote dum inter legatos certi quid pactum fuerit, ad comitia tum evocaturum se ordines approbatum et confirmatum quae inter legatos convenerunt.12 2) Electorem Trevirensem non esse custodiae mancipatum, sed Viennae liberum vivere.13

    Hispani eadem fere iuxta pactum Vervinense desiderant,14 praeterea quoque restitutum in terras suas ducem Lotharingum ut principem absolutum, neque ab imperatore neque a Gallis dependentem, priusquam ulterius in negotio de pace progrediatur.

    Negant Galli ita sibi satisfieri:15 1) Quod electoris Trevirensis relaxatio solum quaeratur, non restitutio, quae realis in Imperio tractationis super pace effectus futura erit. 2) Non inhiberi Lotharingo accessum ad tractatum, sed libere patere. 3) Lotharingum captum non detineri. 4) Captivitas electoris Trevirensis causam praebuit Gallo arma movendi adversus caesarem.16

    Aliae porro difficultates quieta consilia morantur: 1) Scilicet quot ex ordinibus comparebunt? Num singuli? Sed non fuerat singulis simultas aliqua cum caesare. Num universi? Sed non repraesentare possunt corpus, quippe qui non ad comitia, sed tractatum de pace conventuri. 2) Tempus consumeretur cunctatione coeuntium ordinum et forte interea vicissitudo aliqua rerum nunc prosperarum obrepens conditiones sequiores obtruderet. 3) Quo iure suffragiorum accedentes ordines gaudeant? Haecce coram Gallis pluribus exaggeraverat Venetus.17 Ordines autem Francofurti congregati in hoc esse dicuntur, ut certis aliquot destinatis ad pacis tractatum conventum suum solvant. Iidem

    259

    conclusisse perhibentur primo vere exercitum sese parare velle superque eodem sibi servare imperium et quae expeditiones et commeatum concernant.18 Legati nostri,19 ut et Galli,20 literas adhuc ad ordines destinarunt.

    Deus adsit conatibus nostris, ut cito et feliciter rediri possit ad pacis sensus, cuius tutelae, illustrissime et excellentissime domine, illustrissimam Excellentiam vestram commendo,

    illustrissimae Excellentiae vestrae devotissimus servitor,
    H. Appelboom.

    Amstelodami, 19 Decembris 1644.

    Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 29 Dec.

    Notes



    1 - Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 15 (1644, 45). Eigenh. oorspr. Antw. op no. 7190, beantw. d. no. 7227.
    2 - Gottorf (Schleswig). De Deense kolonel Claus Ahlefeldt (1614-1674) volgde het spoor van de Zweden die onder bevel van kolonel Helmut Wrangel een weg zochten naar de versterkte plaatsen in Jutland (Kolding, Ribe en het gebied van Vendsyssel) (DBL I, p. 81-83).
    3 - De in de Fehmarnbelt buitgemaakte Deense oorlogsschepen Patientia en Oldenburg hadden al koers gezet naar Stockholm (Svenska Riksrådets Protokoll X (1643-1644), p. 670).
    4 - De Zweedse generaal-majoor Karl Gustav Wrangel liet zijn kruisers regelmatig verkenningen uitvoeren in de Kleine Belt. Hij achtte de situatie bij de schans van Middelvaart (Middelfart) niet zonder gevaar voor zijn landgenoten in Jutland (Oxenst. Skrifter 2. afd., VIII, p. 595-605).
    5 - ‘Sclopetarius’ (fuselier); zie Du Cange, Glossarium mediae et infimae Latinitatis VII, Niort 1886, p. 358. De keizerlijke bevelhebber Matthias, graaf Gallas, was op 19/20 november naar Maagdenburg uitgeweken. In de veronderstelling dat zijn verlossing uit Saksen kwam, gaf hij op 1 december aan 20 eskadrons het bevel om de Elbe over te steken en koers te zetten naar Zerbst.
    6 - Egeln, ten zuidwesten van Maagdenburg, De Hessische versterkingen van generaal-majoor Johann Geyso bereikten het Zweedse legerkamp op de dag (2 december) dat veldmaarschalk Lennart Torstensson bij Aken de Elbe overstak om de vijand in de omgeving van Wittenberg en Jüterbog op te zoeken (Gazette 1644, no. 153(2), dd. 31 december 1644).
    7 - In zijn brief van 26 december 1644 (no. 7214) durfde Harald Appelboom uitvoeriger in te gaan op de Zweedse heldendaden in de slag bij Jüterbog van 3 december 1644.
    8 - De Franse en Zweedse gevolmachtigden streefden naar de deelname van alle keurvorsten en Duitse standen aan het vredesoverleg. In hun ‘propositio’, dd. 4 december 1644, hadden de Franse gevolmachtigden Claude de Mesmes, graaf van Avaux, en Abel Servien bovendien aangedrongen op de vrijlating van de nog steeds door de keizerlijken gevangen gehouden Trierse keurvorst-aartsbisschop Philipp Christoph von Sötern; zie no. 7182, en Meiern, Westphälische Friedens-Handlungen I, p. 320-321.
    9 - De keizerlijken hadden in hun propositie aan de Franse gevolmachtigden, dd. 4 december 1644, het verdrag dat keizer Ferdinand II en koning Lodewijk XIII op 13 oktober 1630 in Regensburg hadden gesloten, voorgedragen als uitgangspunt van de onderhandelingen in Munster (Meiern, Westphälische Friedens-Handlungen I, p. 317-318). Een onmogelijke eis, volgens de deskundigen, want koning Lodewijk XIII had dit ‘zogenaamde’ vredesverdrag nooit geratificeerd.
    10 - Zie nos. 7191, 7195 en 7196. Het preliminair vredesverdrag van Hamburg van 25 december 1641 voorzag in de afgifte van vrijgeleidebrieven ter vredesconferentie.
    11 - De keizer had op de Regensburger Rijksdag (1640/1641) de vorsten en standen het recht gegeven hun ‘gravamina’ voor te leggen aan de commissarissen die namens hem het woord zouden voeren op de vredesconferenties (Dickmann, Der Westfälische Frieden, p. 98-103; Acta pacis Westphalicae; Instruktionen, p. 405 en p. 412).
    12 - Alleen de keizer was in het volle bezit van het ‘ius belli ac pacis’. Achteraf, op een nog bijeen te roepen rijksdag, mochten de standen (ordines) beslissen of zij accoord wilden gaan met de vredesverdragen.
    13 - De keurvorst-aartsbisschop van Trier had zich in 1631 onder de bescherming van Frankrijk geplaatst. Dit bondgenootschap kwam hem duur te staan, want in 1635 werd hij door de Spanjaarden gevangen genomen en een jaar later uitgeleverd aan de keizer. In april 1645 mocht hij Wenen verlaten (ADB XXVI, p. 50-69).
    14 - In hun ‘propositio’, dd. 4 december 1644, refereerden de Spaanse gevolmachtigden don Diego de Saavedra y Fajardo en Antoine Brun aan de vredesverdragen van Kamerijk (1529), Crépy (1544), Cateau-Cambrésis (1559), Vervins (1598), Monzón (1626) en Regensburg (1630) (Meiern, Westphälische Friedens-Handlungen I, p. 318-320, en M. Fraga Iribarne, Don Diego de Saavedra y Fajardo, p. 517-518).
    15 - De Franse gevolmachtigden lieten zich niet uit over de ‘generalia’ in de Spaanse propositie. Een kritische noot plaatsten zij bij de vermelding van de hertog van Lotharingen onder de ‘confoederati et adhaerentes’ van de Spaanse kroon (Acta pacis Westphalicae; Diarium Volmar I, p. 225-235, en Die Französischen Korrespondenzen I, p. 808-810).
    16 - Zie no. 2136 (dl.VI). In tegenstelling tot de aartsbisschop van Trier (supra, n. 8 en 13) had hertog Karel IV van Lotharingen het verlies van zijn bezittingen aan zichzelf te danken. Zijn veranderlijkheid was alom bekend, want nimmer had hij zich gehouden aan zijn overeenkomsten met de Franse kroon (de verdragen van Vic (1632) en van Saint-Germain (1641)); zie no. 7195.
    17 - De Munsterse bemiddelaar Alvise Contarini verdiepte zich in het vraagstuk van de deelname van de Duitse vorsten en standen aan het vredesoverleg. Beurtelings bezocht de Venetiaan de residenties van de keizerlijke en Franse delegaties. Zijn belangrijkste gesprekspartners aan Franse zijde waren de graaf van Avaux en Théodore Godefroy, juridisch adviseur van de Franse delegatie (Meiern, Westphälische Friedens-Handlungen I, p. 325-326; Acta pacis Westphalicae; Diarium Volmar I, p. 233; Die Französischen Korrespondenzen I, p. 738-743, en Die kaiserlichen Korrespondenzen II, p. 101-104).
    18 - De protestantse leden van de ‘Fürstenrat’ negeerden de keizerlijke vermaningen. Slechts enkele getrouwen namen nog deel aan het beraad over rijksaangelegenheden op de Frankforter ‘Deputationstag’ (Urk. u. Act. I, p. 864, en R. von Kietzell, ‘Der Frankfurter Deputationstag von 1642-1645’, in Nassauische Annalen 83(1972), p. 117-119).
    19 - De Zweedse gevolmachtigden Johan Oxenstierna en Johan Adler Salvius brachten op 28 november/8 december hun uitnodiging aan de Frankforter ‘Deputationstag’, dd. 4/14 oktober 1644, opnieuw onder de aandacht van de ‘ordines’ (Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 427-430, en Meiern, Westphälische Friedens-Handlungen I, p. 314-317).
    20 - De Franse gevolmachtigde Abel Servien was met de graaf van Avaux niet tot overeenstemming gekomen over de titulatuur van de koning van Frankrijk (Sacra Maiestas Christianissima) in hun uitnodigingsbrieven aan de rijksstanden. De ruzie liep zo hoog op dat hij de samenwerking met de graaf verbrak. Zonder diens advies af te wachten nam hij het initiatief tot het schrijven van een persoonlijke uitnodiging aan de Frankforter ‘Deputationstag’. Op 18 december lag de brief voor verzending gereed (Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen I, p. 737-738, p. 745-746, p. 806-807 en p. 828).
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]