eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    7404. 1645 april 3. Van P. Spiring Silvercrona.1

    Mijnheere,

    Tot antwoorde van u. Excellentie aengenaemen van den 24e Martii2 sal dienen dat, terwijlen ick desselfs meeninge daerwt niet duidelijck en hebbe connen vatten, ick wel wenschte dat u. Excellentie mij die wat naackter geliefde te exprimeren.3 Het is wel sulcx, soo u. Excellentie soude gedacht wesen nae Osnabruge te gaen, paspoort daertoe van noode te hebben, ende terwijlen u. Excellentie schrijft dieswegen aen haere Excellentiën de heeren plenipotentiarissen geschreven te hebben,4 sal u. Excellentie verhoopentlijck antwoorde en contentement daerop ontfangen.5 Maer 'tgeen u. Excellentie meld, dat par

    620

    faute van soodanige antwoorde of ordre, ick voor u. Excellentie een oorlogschip soude beschicken, om deselve wt Vranckrijck nae Gottenburg, of soo sulcx niet en conde sijn, een paspoort, om van Holland nae Gottenburg te brengen, en weete niet of u. Excellentie meeninge zij een Sweedsch of Staats oorlogschip. Wat een Sweedsch oorlogschip aengaet, en hebbe ick geene in mijne dispositie. Oock en sijn hier sonderling geen Sweedsche oorloghschepen. Alleen is den heere ammirael Anckerhelm tegenwoordig hier,6 die in corten gedenckt op Gottenburg te zeylen. Om dan een Staats oorlogschip te beschicken, vertrouwe niet dat geobtineert soude connen werden hetselve te doen loopen nae Vranckrijck om u. Excellentie aldaer af te haelen, maer wel van hierwt nae Gottenburg. Hoewel ick u. Excellentie niet en soude connen raaden nochte van Vranckrijck, nochte van hieraf op Gottenburg sijne reyse te nemen, maer liever van Vranckrijck of hierwt te lande op Hamburg ende soo op Lubeck, Wismar of Straelsond om soo op Stockholm over te setten, sijnde een corte passage ende altijt bij somertijden daer gelegenthijt. Want als u. Excellentie al te Gottenburg is, soo heeft u. Excellentie noch 50 mijlen te doen nae Stockholm, sijnde eenen moyelijcken en verdrietigen wegh, oock geen gelegenthijt van wagen en anders, maer moet te paerde geschieden, 'twelck u. Excellentie misschien seer incommoderen soude.7

    Aengaende een paspoort, soo u. Excellentie verstaet een paspoort van desen staat, weete niet of sulcx al geraeden is te versoecken, want behalven dat het scrupule soude connen geven ende misschien verwecken 'tgeene nu al gesmoort is, soo en sie ick niet dat u. Excellentie die van noode heeft, terwijlen desselfs qualitijt deselve van alle ongelegenthijt eximeert, wordende hier geconsidereert dat u. Excellentie, het zij hoe het zij, dese qualitijt van ambassadeur blijft houdende totdat u. Excellentie in het rijck sijne commissie sal afgelegt hebben.

    Desen morgen den heere borgermeester Bicker van Amsterdam8 besoeckende, quam hij van u. Excellentie te spreecken ende seide mij verstaen te hebben dat u. Excellentie geavoceert was. Ick antwoorde dat u. Excellentie mij geschreven hadde ontboden te wesen van haere conincklijcke Mayesteyt ende nam daerdoor occasie te seggen dat u. Excellentie gedacht was hierdoor nae Sweden te vertrecken ende mijn advis daerover versochte, dat ick niet en vertrouwde dat het eenigh bedencken conde hebben. Waerop hij repliceerde dat hij oock anders niet conde dencken als dat u. Excellentie van desen staat niets te bevresen hadde, dat hij voor sich wilde verseeckeren dat u. Excellentie t'Amsterdam comende niets wederwaerdigs soude aengedaen werden,9 'twelck ick u. Excellentie hiermede hebbe willen signifiëren, ende sal noch wijder andere heeren over dese saacke sonderen ende ondertussen verwachten of u. Excellentie gelieft dat ick absolutelijck om een paspoort aenhoude bij desen staat, soo sal sulcx doen ende in alles betoonen hoe hoog ick u. Excellentie estimere ende soecke te effectueren 'tgeene ick can weeten deselve lief en aengenaem te wesen.

    Waermede deselve bevelende in de protectie Gods, verblijve, mijnheere,

    u. Excellentie dienstwilligste,
    Petter Spieringh Silvercroon, op Norshollem erfgesetten.

    Hage, den 3 April 1645.

    621

    P.S. Wt Sweden hebbe in lange geene brieven gehad. Den gemeenen roep gaet, de tractaten tussen Sweden en Dennemarcken in goede terminis souden staen.10 Den heere generael-lieutenant Coningsmarck heeft Ottersberg verovert. Men segt Rodenburg mede al over is. Daermede is dat gansche stift in Sweedsche handen.11 Het water heeft aen de wallen van Geluckstad schaede gedaen.12 Soowel daer als te Crempen is maer ordinaris guarnisoen.13 Wt het Sweedsche leger hebben wij noch geene particularitijt wegen de victorie.14 Het schijnt de brieven opgevangen sijn.15 Te Osnabruge hebben de Sweedsche en keysersche ambassadeurs malcanderen de visite en revisite gegeven.16

    Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 11 April.

    En in dorso: 3 April 1645 Spierinck.

    Notes



    1 - Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 13, 170. Oorspr. Eigenh. ondertek. De brief is van de hand van Spirings secretaris Pieter Pels.
    2 - Grotius' brief, dd. 24 maart 1645, ontbreekt; zie no. 7396, postscriptum.
    3 - Koningin Christina had haar ambassadeur te Parijs opgedragen om zich ‘ad loca nobis propinquiora’ te begeven (no. 7242).
    4 - Grotius' voorkeur ging uit naar een reis over Keulen naar Munster en Osnabrück; zie nos. 7367, 7374, 7396 en 7400.
    5 - Het antwoord van de Zweedse gevolmachtigde Johan Oxenstierna liet lang op zich wachten (no. 7428).
    6 - Admiraal Maerten Thijssen Anckarhielm was begonnen met de uitrusting van een nieuwe Zweeds-Hollandse hulpvloot. In de tweede helft van april zette zijn scheepsmacht (14 schepen) koers naar de Zweedse havenstad Göteborg (Oxenst. Skrifter 2. afd., VIII, p. 633, p. 643 en 655, en Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 192).
    7 - Op 10 april maakte de Zweedse resident Petter Spiring Silvercrona zijn advies kenbaar aan Willem de Groot; zie no. 7430.
    8 - Burgemeester dr. Andries Bicker verdedigde in zijn hoedanigheid van Staats bemiddelaar in het Zweeds-Deense conflict het belang van een strikte naleving van het Zweeds-Staats verdrag van 1/11 september 1640.
    9 - Het stadsbestuur van Amsterdam had het ‘Placcaet, tegen de Apologie Grotii, den 24 Novembris, anno 1622’ (Nederlandtsche Placcaet-Boeck, vervattende in twee deelen alle de placcaten, ende ordonnantiën, uyt-ghegeven bij de Hoog-Mogende Heeren Staten Generael ... sedert 1581 ... tot op den teghenwoordighen Jare 1644, I, Amsterdam 1644, p. 449-450) nooit afgekondigd; zie Brandt-Cattenb., Leven I, p. 302-304.
    10 - Carel Carelsz. van Cracauw, Staats resident in Denemarken, hield de Staten-Generaal op de hoogte van de Zweeds-Deense onderhandelingen te Brömsebro (‘Brieven van den resident Carel van Cracau’, in Kronijk HG 17(1861), p. 409-411, en Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 151-157).
    11 - De verovering van het aartsbisdom Bremen. Eind maart brak het expeditieleger van de Zweedse luitenant-generaal Hans Christoph, graaf van Königsmarck, het verzet van de garnizoenen van Ottersberg en Rotenburg (ten oosten van Bremen) (Gazette 1645, no. 39, dd. 8 april 1645, en Lorenz, Das Erzstift Bremen und der Administrator Friedrich während des Westfälischen Friedenskongresses, p. 51).
    12 - De blokhuizen die koning Christiaan IV van Denemarken in Glückstadt had laten optrekken, waren door de storm weggevaagd. Het geschut ging ten onder in het kolkende water van de Elbe (Oxenst. Skrifter 2. afd., VIII, p. 637).
    13 - Kolonel Helmut Wrangel herstelde het Zweeds gezag in het hertogdom Holstein. Met harde hand verdreef hij de Denen uit hun bevoorradingskampen in de ‘Marschlanden’ (de omgeving van Elmshorn, Uetersen, Glückstadt en Krempe) (Oxenst. Skrifter 2. afd., VIII, p. 636).
    14 - De Zweedse veldmaarschalk Lennart Torstensson had op 24 februari/6 maart bij Jankov (ten noorden van Tábor) slag geleverd met de keizerlijke troepenmacht.
    15 - Drie dagen later bevestigde de veldmaarschalk zijn overwinning in een officieel verslag van de strijd (Oxenst. Skrifter 2. afd., VIII, p. 444-449). De legerkoerier die het rapport naar Osnabrück moest overbrengen, kon zijn achtervolgers niet van zich afschudden (o.c., 2. afd., VIII, p. 638).
    16 - Johan Oxenstierna en Johan Adler Salvius hadden de keizerlijke gevolmachtigden Johann Maximilian, graaf Lamberg, en Johann Baptist Krane op 6/16 maart de eerste visite gebracht. Op maandag, 10/20 maart, beantwoordden de keizerlijken het bezoek met een contravisite (Acta pacis Westphalicae; Die kaiserlichen Korrespondenzen II, p. 226-230; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 550-552, en Diarium Lamberg, p. 52-53).
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]