eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    285

    1013. 1625 september 29. Van N. van Reigersberch.1

    Mijnheere,

    Den uwen van den XVIII2 gheeft mij niet alleen contentement omdat hij lang is, maer insonderheyt omdat uE. in de goede opinie die ick van uE. neeff3 hebbe ende geve, gerust begint te werden. Deselffde opinie is mij dese weecke noch versterckt bij Dr[iackel] ende Artax[erxes],4 die hem elck in 't bijsonder hebben gesproocken met meer contentement als oyt tevoren. In summa, sij oordeelen met mij de wille goet te sijn, maer dat den tijt ende gelegentheyt moet werden verbeyt. Die het naturel perfect kennen, seggen dat hij lange resolveert, maer geresolveert sijnde prompt executeert. Te seer is hij niet te perssen, want niet aenvangen sal dat hij niet selffs goet en vint. Candenus5 seyt dat hij niet en twijfelt ofte is soo genegen om uE. goet te doen als uE. om te ontfangen. Wij moeten de wtcomste met patiëntie verwachten ende geen tijt noch middelen versuimen.

    Kenenb[urch]6 is apparent te commen daer wij hem garen sagen, doch soo haest niet als wij wel wilden. Dese Vergaderynge sal daer niet van vallen, overmits soo weinych van dat lit7 hier sijn. 't Schijnt sij absenteren, omdat se de recommandatie niet derven tege[n]staen ende niet garen aen en nemen. Den prins heeft het ernstych gerecommandeert. Den heer van Matenes8 staet oock op goede mate. Veenhusen ende Van der Myle9 sijn meer tegens de borst; apparent vreesen sij te werden overstemt.

    Men meent mijnheer den prins een reyse in Gelderlant ende Zeelant sal doen. Voor het nieuwe jaer meene ick niet dat wij yet hebben van u proces te hoopen. Oock meene ick niet te solliciteren; het heeft nu soolange geduirt dat men noch wel wat mach patiënteren. Wij winnen alle dage, soo stellen haer de humeuren tot sachtycheyt. Mijnheer den prins is dese weecke sieckelijck geweest, is nu beter. Mijn broeders10 sijn voor sijn bedde bij hem geweest ende eergisteren met goede hoope vertrocken. Hij stelt alles wt tot de plaetse vacant is, maer toont genegentheyt. Dat soude verde sien.

    Mansvelts troupes11 gaen te scheep tot secours van den conynck van Denemarcken. Het regiment van Haersvelt,12 bij de Staten gelicht, sal hem oock werden gesonden, oock wert hem eenych gelt geleent. Het regiment van Candale13 meent men dat in dienst sal

    286

    werden gecontinueert ende de nieuwe ruyterije tot twaelff compangiën gereduceert.14 Men souckt hem hier te evertueren op hoope van de ligue offensyff ende defensyff, daervan men seyt dat ter naester maent sal werden gehandelt. De ordinarese ambassadeurs van Vranckerijck ende Engelant seggen last te hebben om in besonges te treden.15 Mansvelts peerden werden geconvoyeert tot in 't graeffschap Oldenburch; hij is selffs vertrocken, vorst Christiaen16 volcht mergen. De troupes van Hae[r]svelt sullen onder verschot voor drie maenden bij het lant werden betaelt; dat is het gelt dat sal werden geleent.

    Uwen brieff17 is bestelt, was aengenaem, las die in mijn presentie niet; van Langerack smaeckte niet.18 Toont mij extraordinaire genade, noode mij om duckmael te commen, met verseeckerynge van seer willecom te sijn. Van u saecke sprack ick niet als wat devoiren uE. daer doet ende warom uE. selden schrijft. Vertelde wt wat houck het quam dat bij de Staten-Generael vremt was gevonden dat Van der Myle op de begravynge was genoot, seyde te weten dat het van twee, drie rechters quam, dan dat hij niet wilde sien op yemant[s] gevoelen in religie, maer op sijn genegentheyt tot het lant. Sprack op die ende andere materie seer vrij, namentlijck dat men hier van straff om de religie niet spreecken en mach. Recommandeerde sijn Excellentie mijn saecke; seyde als het tijt was, dat hij soude toonen mijn vrient te sijn.19 Dit is hetgene mij tsedert mijn lesten voorgecommen is.

    UE. bouck20 verstaen ick dat aen[ge]commen is ende datter seer wert naer ve[r]lanckt. Neck, dijckgraeff ende burgemeester tot Hoorn,21 heeft mij daervan aengesproocken, toont uE. veel te estimeren ende al wat van uE. compt. Van Muis ende Teresteyn is nu niet;22 noch wij hooren niet van Duinckercke.

    Recommendere mij hiermede aen uE. huisvrou.

    Met haest, desen XXIX September 1625.

     

    Ick sal mijn hoosen van mijn suster eerstdaechs verwachten. Ick reyse mergen off overmergen eens naer Zeelant, comme tegens het eynde van October, dat is den 20 off 25, weder in Den Hage. Daertegens sal ick uE. brieven wederom daer verwachten.

    Adres: A monsieur/(mo)nsieur Grotius, à Paris.

    In dorso schreef Grotius: 29 Sept. 1625 N. Reig.

    Notes



    1 - Hs. Rotterdam, GB, RK, no. 1703: 20, eigenh. oorspr. Gedrukt in Rogge, Br. van N. v. Reigersb., p. 68-70 (no. 1013 (dl. II)).
    2 - Deze brief ontbreekt.
    3 - Frederik Hendrik.
    4 - Schuilnamen voor Simon van Beaumont (of Nicolaes Cromhout) en Cornelis Adriaensz. van der Mijle (Myle).
    5 - Jacob Wijts (Wyts).
    6 - Otto van Zevender, heer van Kenenburg († 1627); vgl. F. Caland in de Ned. Leeuw 8 (1890), p. 1-2.
    7 - De Ridderschap in de Staten van Holland. Kennelijk stond de heer van Kenenburg op de nominatie voor een toelating tot dit gremium. Van 1617 (beëdiging op 25 januari 1617) tot in 1619 had hij al aan de vergaderingen van de Staten van Holland deelgenomen.
    8 - Johan, heer van Mathenesse, Riviere en Opmeer (1596-1653), zou in 1626 als lid van de Ridderschap beschreven worden.
    9 - Reinoud van Brederode, heer van Veenhuizen, president van de Hoge Raad, en Cornelis van der Mijle (Myle), beiden schoonzoons van Johan van Oldenbarnevelt en na diens val als lid van de Hollandse Ridderschap geweerd. Eerst in 1632 werden zij weer in deze functie beschreven. Zie voor de doorwerking van de Bestandstwisten in de samenstelling van de Ridderschap H.F.K. van Nierop, Van ridders tot regenten, p. 220-224.
    10 - Johan en David van Reigersberch. Laatstgenoemde hoopte op voorspraak van de prins tot baljuw van Vlissingen aangesteld te worden; vgl. no. 1014, in dit supplementdeel.
    11 - De troepen van Ernst, graaf van Mansfeld-Heldrungen, markies van Castelnuovo en Buttigliera.
    12 - Hendrik Lodewijk van Hatzfeld, heer van Wildenburg en Schoonstein, gouverneur van Lippstadt.
    13 - Henri Nogaret de La Valette, hertog van Candale.
    14 - Vgl. Res. SG (1610-1670), VII (1624-1625), p. 551-553.
    15 - Charles Faye, heer van Espesses, en Dudley Carleton.
    16 - Christian, hertog van Brunswijk-Lüneburg, bisschop van Halberstadt.
    17 - Wellicht verwijst Reigersberch hier naar de brief die Grotius omstreeks 1 mei aan Frederik Hendrik had gericht: no. 975 (dl. II). Zie ook no. 1003 (dl. II), Grotius aan N. van Reigersberch, dd. 22 augustus 1625: ‘Ick en schrijff aen Neeff nu niet omdat ick boven dit voors. niet en hebbe’.
    18 - De Staatse gezant in Parijs, Gideon van den Boetzelaer, heer van Langerak, trouwde op 6 oktober 1625 met Louise de Clermont d'Amboise (1589 - ca. 1647). Volgens Grotius, die van de diplomatieke vaardigheden van Van den Boetzelaer geen hoge dunk had, wilde de gezant zijn schoonfamilie inschakelen om terugroeping te voorkomen (nos. 959 en 1007 (dl. II)).
    19 - Vgl. no. 1001 (in dit supplementdeel), n. 10.
    20 - De iure belli ac pacis (BG no. 565).
    21 - Johan van Neck.
    22 - In Dordrecht waren de burgemeesters Cornelis Adriaensz. van Teresteyn en Hugo Jacobsz. Muys van Holy met elkaar in conflict geraakt.
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]