eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    1266. 1628 juni 3. Aan N. van Reigersberch1.

    Mon frère,

    Ick en heb van dese mael van uE. niets gehadt. Laet evenwel nyet te continueren in mijne gewoonte van te adviseren.

    Over dese hyer bovengestelde protestatie van den keyser is den paus t' onvrede ende heeft aen den cardinael de Richelieu geschreven implorerende de hulp ende authoriteyt van Vrancrijck. Van Rochelle is noch niet seeckers. Veele vrouwen comen daeruyt, eenige heymelijck, andere door gelt ofte faveur van de wachten; dye beronnen zijn seggen, dat de burgers noch wel te eeten hebben, maer niet dye van buyten in de stadt haer begeven hebben; dat het pondt broods cost vijf stuvers. 's Coninx volck, hebbende willen bederven eenige boonen ende erwtten, dye onder de stadsvesten zijn, bij dage, zijn bij dye van de stadt geslagen, hebben daernae hetselve bij nacht bestaen ende geëffectueert. Van parlementen hooren wij noch niet. Dye van de religie meenen, dat de Engelsche vloot noch is onder het eyland de Dieu2 over Bretaigne, maer in 's conincx leger, daer men sulcx beter can weten, houdt men, dat wel eenige Rochelloisen, dye in deselve vloot waeren, hyer ende daer pirateren, maer dat de oorlogschepen altegader zijn nae Engelant. Den graeff van Soissons3 comt weder in Vrancrijck. Eenige seggen, dat men hem sal huwelijcken aen de dochter van den hertogh van Mantua4 om de coninginne-moeder dat beletsel van haer desseing wech te nemen, anderen seggen, dat hij sal trouwen madame de Combalet5, weduwe ende nicht, oock apparente erfgenaem van den cardinael de Richelieu, daertoe veele van zijn volck wel genegen zijn om paert te hebben aen het faveur. Ende eenige, hebbende nae zijn planeet doen zyen, relateren, dat hij ongeluckigh zal zijn voor eenigen tijdt, mair daernae met een weduwe sal huwelijcken ende voorts alle prosperiteyt hebben.

    315

    Met sulcke consten worden de grooten gegouverneert. De ambassadeurs van Denemarcken6 staen op haer vertreck, niet veel contentement van hyer brengende. De onsen7, soo mij bij verscheyden wordt gerelatert, sijn seer onlustigh, merckende, dat zij niet en vorderen ende in weynigh consideratie zijn. De heer van Somerdijck8 heeft eenig ...astel ... brieffvan Beverhausen9, een edelman in Duytschland, dye seyt, dat men niet goeds doen en sal met Vrancrijck. 't Waer goed, conde men haer ontberen.

    D'Espesse10 sal vandaegh hyer zijn, Baugy binnen drye dagen, om zijne instructiën te ontfanghen nae den Hage. Hij heeft een groot vrund gehadt aen Chastenauneuf11 dye nu schyer sooveel is als adjonct van de guarde des seaux12. Alsoo aen de cardinael wierd bij een van qualiteyt geremonstreert, dat ons volck met Baugy niet wel en soude connen gaen in confidentie, seyde hij, dat men nu most heel andere maximes volgen als voor desen ende luyden daer senden, dye gantsch geen intelligentie met den onsen en souden hebben. Waerop den anderen al laechende seyde, dat hij daer een toren van Babel wilde oprechten. Den cardinael heeft met Aurelianus13 ende andere genoech zijn proffijt gedaen, nu hij Rochelle soo verre gebracht heeft.

    't Clergé wil quaelijck contribueren, waerover den coning te onvrede zijnde seyt, dat de naecomelingen sullen weten, dat hij Rochelle sal genomen hebben sonder hulp van zijn clergé ende van de huguenoten. Den adel loopt alle daegh met groote menichte tot 's conincx dyenst.

    Daer wordt te Leiden gedruckt een boucxke van Pecherel de Missa14. 't Waer goed, dat daerbij gedruckt wierd een tractaetge van deselve Pecherel eertijds uytgegeven sonder zijn naem, doch waervan geen exemplairen meer en zijn te vinden, zijnde een explicatie op de passagie van St. Matheus nopende de institutie van 't Avontmael.

    De trouppes, dye van hyer nae Mantue souden gaen, zijn quaelijck beleyd ende sullen veel verloopen ofte onder wegh, gelijck alreede begonst is, doorgesonden worden om haer insolentie, soodat te vresen is, dat weynich daervan tot baet sal comen. Onser aller gebyedenisse aen de vrunden.

    Den III Juny XVIcXXVIII.

    UE. dyenstwillige broeder
    H. de Groot.

    Adres: Mijn Heer Mijn Heer Reigersberg, raedt in den Hoogen Raide in Hollant. In 's Gravenhage.

    Notes



    1 - Hs. U.B. Amsterdam, coll. RK. H11g. Eigenh. oorspr. Beschadigd. De brief wordt voorafgegaan door afschriften resp. van een bisschoppelijk schrijven aan de kerken op last van de koning en van een protestnota van Ferdinand II aan Urbanus VIII; zie Bijlagen, nos. 5 en 6, p. 456 v.
    2 - Yeu.
    3 - Louis de Bourbon; zie no. 1094, p. 66 n. 12.
    4 - Maria Louisa Gonzaga, dochter van Carlo, hertog van Mantua. Gaston, hertog van Orléans, broer van Lodewijk XIII, was op haar verliefd, zeer tegen de zin van zijn moeder, Maria de Medici. Zie hierover nos. 1235 en 1254; zie ook no. 1200, p. 206 n. 6.
    5 - Marie Madeleine de Vignerod, dame de Combalet († 1675). Haar moeder, Françoise du Plessis de Richelieu, was een zuster van de kardinaal.
    6 - Zie no. 1215, p. 227 n. 7.
    7 - Zie no. 1213, p. 222 n. 6.
    8 - Fr. van Aerssen.
    9 - Niet geïdentificeerd.
    10 - Charles Faye, seigneur d'Espesse, als gezant uit Den Haag teruggeroepen en vervangen door Nic. de Baugy.
    11 - Zie no. 1078, p. 54 n. 7.
    12 - Michel de Marillac; zie no. 1078, p. 53 n. 11.
    13 - Fr. van Aerssen.
    14 - Petrus Picherel († 1590). Zijn Opuscula theologica zijn in 1629 door A. Rivet te Leiden uitgegeven. Het exemplaar van dit werk, dat aan Grotius heeft toebehoord en dat vele aantekeningen van diens hand bevat, bevindt zich in de Leidse universiteitsbibliotheek; zie E.M. Meyers, Boeken uit de bibliotheek van de Groot in de Universiteitsbibliotheek te Leiden in Mededelingen der Koninklijke Nederlandsche Akademie van Wetenschappen, Afd. Letterkunde. Nieuwe Reeks, Deel 12 No. 3. Amsterdam 1949, p. 22 no. 19.
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]