eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    1502. 1630 mei 16. Aan N. van Reigersberch1.

    Mijn heer,

    Ick sie wel, wat voor quade effecten in Holland te wege gebracht heeft de veranderinge van den jaere 1618, alzoo die provincie, die andere placht voor te gaen in wijsheyt ende in 't voerstaen van het publycke recht, nu haer tot een slave maeckt van onwetende persoonen, ende zelff soo veel niet en kan sien, als wel sien Vriesland, Groeningen, Zeeland. God geve couragie ende goedt suces aen denghenen, die soo haer eygen recht als het generael soecken te conserveren. Can het tweede niet vallen, het eerste, meyn ick, kan men haer niet benemen, de moyements konnen dienen om tijdt te winnen; anders en zie ick niet, wat middeling daer valt op zoo notoir recht van de overheydt, gepractiseert bij alle gereformeerde princen ende stenden ende op soo onmatige praetensien van de kerckelicke.

    201

    Wat de remonstranten aengaet, ick en heb haer Examen2 noch niet gesien, ende oversulcx wel uuytstellen daervan te oordeelen. Maer de confessie3 dunckt mij op het point de Trinitate wel gestelt te zijn ende conform het oude gevoelen der christenen, oock van alle gereformeerde ende voorall daerin, dat zij seydt, dat men in dat poinct - waervan wij doch ghene kennisse connen hebben uuyt ons eygen discours, maer puyrlick uyt godlicke openbaeringe - soo veel mogelick is, sich moet wachten van subtiliteyten ende precise decisiën gebruyckende de voorsichticheyt der ouden ende de termen, sooveel men can, van de Heyl. schrifture zelve. Want de scholasticquen hebben soo veel questiën ingevoert de differentia inter essentiam et personam, de personarum inter se, an sit realis an rationalis, an media vel modalis, alsoock in 't particulariseren de generatione et processione, dat zij zeer d'een tegen d'ander over hoop leggen ende dicmael, als wij het wel insien, met haerselven niet en accorderen Athanasius, spreeckende van seeckere termen in dese materie, seydt, dat die is ἄγϱαπτος ϰαὶ ὕποπτος buyten de H. Schrift ende oversulcx suspect4. Basilius vermaent omme φείδεσϑαι τῶν ὀνομάτων ϰαὶ λέξεων ἃ λέξεσι μὲν αὐταῖς οὐϰ ἐμφέϱεται τῇ ϑείᾳ γϱαφῇ, διάνοιάν γε μὴν τῇ γϱαφῇ διασώζει5: de woorden selfs te mijden, die eygentlick niet en staen in de H. Schrift, all is 't, dat de woorden niet en gaen buyten den sin van de H. Schrift.

    Ende op een ander: πϱοσηγοϱίαν ὡς οὐδαμοῦ τὴς γϱαφὴς ϰειμένην σιωπᾶσϑαι ἄν ἀξίαν εἴναι φησαίμι6: dit woordt als nergens staende in de H. Schriftuere meen ick dat best verswegen zoude werden. Wederom: πόϑεν λαβών; ἐϰ ποίας διδασϰαλίας; τίνος πϱοφήτου; τίνος τῶν ἀποστόλων ταύτην[αὐτῷ]τὴν πϱοσωνυμίαν ἐπιφημίσαντος;7. Van waer hebt ghijt genomen? uyt wat leeringe? welcke propheet, welck apostel heeft oyt dat woord gebruyckt? Noch: πϱοσήϰει τοὶς ἔν τῂ γϱαφῂ

    202

    ϰειμενοὶς ὀνομάσιν ἐπιμένοντα .... διὰ τούτων ... τὴν δοξολογίαν [ἀποπληϱοῦν]8: 't betaemt ons, ons te gewennen te blijven bij de eygen woorden, die in de H. Schrifture werden bevonden ende daerdoor godsalichlick God te eeren. Nazianzenus, quinte de theologia, seydt aldus: dic tu mihi, quid sit generatio, et ego dicam tibi, quid sit processio ut ambo insaniamus Dei secreta rimando9. Hieronymus heeft swaricheyt gemaeckt te seggen tres hypostases, hoewel anderen dese termen seer bequaem achten10. 't Woord Drievuldicheyt behaecht Luther niet, omdat het schijnt meer te beduyden Triplicitatem quam Trinitatem. Hij word hyerover bij de Roomsche gelastert ende bij den Luthersche gedefendeert, die wederom haer met den Roomsche voegen om Calvinum te beschuldigen als een Arriaen, omdat hij geseyd heeft Patrem esse fontem deitatis11. De Luthersche noemen alle de Calviniste Nestorianen12: dese weder die Eutichianen13, om 't gebruyck van diversche manieren van spreecken. 'Tselve is gebeurt in de dispute Tileni ende Molinaei14, die bij den hr van Plessis15 wierd gemiddelt. In onsen tijdt tot Leyden seyde Gomarus, dat αὐτόϑεος de filio wel was geseydt16,

    203

    Trelcatius, dat het was Patri proprium et incommunicabile17. Sibrandus heeft geseydt personas esse τϱόπους ὑπάϱξεως18; is bij andere daerover berispt, die seyde non esse τϱόπους sed differre τϱόπῳ ὑπάϱξεως19. Dese spitsvinnicheyden hebben veroorsaeckt, dat de catalogen in Franckfort zijn voll geweest van soo fraye titulen Calvinus Judaizans, Calvinus Arrianizans, Calvino-Turcismus20.

    Onlancq is hier te Parijs uuyt gegeven een boeck Facundi Episcopi Herminensis21, in Africa geleeft hebbende ten tijde Justiniani, die met vele exempelen

    204

    betuycht, datter niet een term en is buyten de H. Schrift in die materie gerecipieert, selff het woordt van persoon niet uuytgenomen, daer niet eenige andere recht gevoelende swaericheyt hebben gemaeckt, allegerende onder anderen een brieff Johannis Patriarchi Antiocheni ad Nestorium22 van het woord ϑεοτόϰος seggende: qui eo usi sunt, et plurimi sunt et insignes; qui autem usi non sunt, non culpaverunt utentes23. Ende op een ander plaets: non ideo sunt a viris sapientibus haeretici judicati, quoniam comperti sunt non in re, quae illo nomine significabatur, sed in ipso nomine, quo significabatur, offendi24. Mij staet voor, dat ick eertijds aen een predicant in ons landt, contra-remonstrant zijnde, heb gethoont een catechismus in Engelland, met publycke ende synodale authoriteyt uuytgegeven, daerin geseydt werdt in divina essentia esse tres diversas personas25. Hij seyde, dat dat woord diversas niet te lijden en was ende dat men most seggen distinctas, dat het ander smaeckte Tritheïsme, allegerende verscheyden gereformeerde leeraers, die 'tselve zulcx hadden verstaen. Ick en heb tegen zijn seggen niet, maer 't is wat nauw gesift ende daer het begrip groot is, is de liefde kleyn. Onse wijsheyt verleydt ons dickmael in dese materie ende seer wel seydt Facundus dicto opere: Minus commodis explicem verbis quae sentius multis potest catholicis doctoribus evenire. Nam saepe etiam in intentione adversariis resistendi in dicendo modus exceditur nec facile est homini futuras evitare quaestiones, cum adversus praesentes toto nisu mentis insurgit26. Soo hebben de oude geremarqueert, dat Hilarius27, een voortreffelick persoon in sijn tijdt, disputerende tegen de Arrianen vervallen was in termen, die t'eenemael sabelliaensch waeren luydende. Dit zij geseydt om de soberheyt ende voorsichticheyt te recommanderen ende voorall de prophetische ende apostolische termen te praefereren voor all hetghene selff bij zeer geleerde ende wijse is gevonden.

    Wat de saeck aengaet: mijn gevoelen op dese materie ende den aencleven vandien is claer te mercken uyt mijne Poematis28, mijn boeck de Pietate ordinum29,

    205

    uuyt mijne veersen van den Doop30, ende oock eenichsins uyt mijn boeck de Veritate religionis christianae31, hoewel ick daer ex professo ende om te blijven bij mijn thema heb gemijdt alle quaestiën, die onder de christenen werden gedisputeert.

    Wat Adolpho32 is wedervaren, daerin schout Muys33 ende ick commissarissen waren, is uE. buyten twijfel wel bekent. Dat men hem moet houden aen de leere quam Christiani semper ubique perseveranter tenuerunt heb ick altijdt verstaen met Vincentio Lirinensi34 ende nae mijn vermogen gepractizeert ende onder andere redenen, waerom ick mij houde aen de leer der remonstranten over de genade ende wille, is dit eene zeer stercke, omdat ick zeeckerlick bevinde, dat de christenen van de eerste 300 jaer alle sonder eenich tegenspreecken in dit gevoelen geleeft hebben ende gestorven zijn, gelijck noch onlancx d'Ailly, predicant uyt Charenton, in seecker geschrift heeft moeten bekennen. Siet soo 't uE. gelieft de Authocrate consensus mijn boeck de Jure belli et Pacis p. 45 en 5035 en de Veritate relig. chr. edit. Leid. pag. 84.

    Ick heb oick altijdt verstaen dat men niet en behoort te leeren tegen de overeenstemming der gereformeerde, gelijck uE. zal connen sien bij mijne propositie gedaen t'Amsterdam36. Ick blijff bij mijne zelve maximen. Wat die aenbiddinge aengaet, ick houde, dat, gelijck God, de Vader van alles, Zijn Woord, λόγος off Reden, ende sijn Gheest sijn van één weesen, dat alsoo de aenbiddinge is eenen deselve ende onverdeylt. Wel is waer, dat Jesus Christus het vleesch-geworden woord - λόγος ϑεανϑϱοπιϑείς - onderscheydelick oock wordt aengebeden, maer dat is als middelaer. Ende dit is geweest soo de leere als de practijck van de oude kercke, daer ick mij met Gods genade hoope ten uuytersten toe vast aen te houden.

    Mij dunct uyt vele redenen, dat men Alkmaire37 wil gebruycken om de kerckelijcke authoriteyt daer te stijven; letter op.

    206

    Maistresat38, predicant alhier, seydt claer uyt, dat de canones reiectorii sive condemnatorii, die in de synode van Dordrecht sijn gestelt, niet en sijn te sustineren ende dat men qualick heeft gedaen die hyer te volgen.

    XVI Mey 1630.

    met andere hand: Superscriptie.

    Mijn Heer

    Mijn Heer Reigersberch, raedt in den Hoogen Raide in Hollant te Sgravenhage.

    Notitie van de hand van Johannes Wtenbogaert, voor wie het afschrift bestemd was: Grotius ad Reygersbergium 16 Maii 1630. Copie de la lettre de Mr. Hugo de Groot à Mr. R. dat. 16 Mey 1630.

    En verder: Excerpta ex libris (?) Grootii.

    (met andere hand toegevoegd): Epistola notabilis.

    Notes



    1 - Copie U.B. Amsterdam, coll. R.K. L 94. Eigenh.
    2 - De Apologia van Simon Episcopius, in de volgende brieven herhaaldelijk Examen Censurae genoemd; men zie verder hierna n. 2.
    3 - Confessio sive declaratio sententiae pastorum, qui in foederato Belgio Remonstrantes vocantur, super praecipuis articulis religionis christianae 1622 door Simon Episcopius; zie Rogge, Bibl. Rem. Geschr. p. 40. Hierop hadden de contra-remonstranten gereageerd met een door de Leidse hoogleraren J. Polyander a Kerckhoven, A. Rivet, A. Thysius en A. Walaeus opgestelde Censura in Confessionem eorum, qui Remonstrantes vocantur, Leiden 1626 (zie III no. 1104, p. 77 en n. 3 aldaar; zie ook Rogge, Bibl. Contra-rem. Geschr., mede voor de uitgave in het Nederlands, p. 34 v.). Na de Verdediging van de Confessie der Remonstranten; Teghen de reden- en liefdeloose Beschuldiginghen, die Antonius Walaeus, Professor der H. Theologie tot Leyden, in syn Dedicatie-Brief Aen de ... Staten Gener. voor de verduytschte Censure van de Confessie onlangs heeft uytghegheven. Ghedruckt 1627 (Knuttel, Pamfl. no. 3770) liet Episcopius in 1629 verschijnen zijn Apologia pro confessione sive declaratio sententiae eorum qui in foederato Belgio vocantur Remonstrantes, super praecipuis articulis religionis christianae contra Censuram quatuor professorum Leidensium, inscripta nobil., prud. ac potent, d.d. deput. et consil. ordinum Hollandiae et West-Frisiae. Dit was overigens nog lang niet het laatste schot in deze papieren oorlog; men zie Rogge, Johannes Wtenbogaert en zijn tijd, p. 241 vv.
    4 - Vgl. Athanasii Epistola De synodis Arimini in Italia, et Seleuciae in Isauria, celebratis 28 (Migne, P.G. XXVI, kol. 741): ‘οὐ χϱή τινα τούτων παντελῶς μνήμην γίνεσϑαι, οὐδὲ περὶ τούτων ἐξηγεῖσϑαι ἐν τῇ Ἐϰϰλησίᾳ διὰ ταύτην τὴν αἰτίαν, ϰαὶ διὰ τοῦτον τὸν λογιομὸν, ὅτι ἐν ταῖς ϑείαις Γϱαφαῖς οὐ γέγϱαπται πεϱὶ τούτων.’
    5 - Ascetica, De Fide. 224 (Migne, P.G. XXXI, kol. 677): φειδόμενος μὲν ϰαὶ τῶν ὀνομάτων, ϰαὶ ϱ̒ημάτων ἐϰείνων, ἃ ϰτλ.; tussen μὴν en τῇ Γϱαφῇ nog de woorden: τὴν ἐϰείνην ἐγϰειμένην.
    6 - Basilius, Adversus Eunomium lib. I, 5 (Migne, P.G. XXIX, koll. 516-17): Ἐγὼ δὲ ϰαὶ τὴν τοῦ ἀγεννήτου πϱοσηγοϱίαν, ϰἄν τὰ μάλιστα δοϰῇ ταῖς ἐννοίαις ἡμῶν συμβαίνειν, ἀλλ᾽ οὖν ὡς οὐδαμοῦ τῆς Γϱαφῆς ϰειμένην, ϰαὶ πϱῶτον στοιχεῖον οὖσαν τῆς βλασφημίας αὐτῶν, σιωπᾶσϑαι ἄν διϰαίως ἀξίαν εἶναι φήσαιμι, τῆς Πατϱὸς φωνῆς ...
    7 - Adversus Eunomium lib. II, 6 (242) (Migne, P.G. XXIX, kol. 584).
    8 - Ibid. 7 (243) (Migne, P.G. XXIX, kol. 585).
    9 - Oratio XXXI, VIII (561) (Migne, P.G. XXXVI, kol. 142): Dic tu quae Patris ingenitura sit, et ego Filii generationem, et Spiritus Processionem explicare aggrediar, quo fiet ut ambo deliremus, in Dei mysteria oculo injicientes.
    10 - Eusebius Hieronymus, Epistola XV Ad Damasum Papam, 3; zie J.P. Migne, P.L. XXII, kol. 356/57; vgl. o.a. Gregorius van Nazianze, Oratio XX De dogmate et constitutione episcoporum VI (379) (Migne, P.G. XXXV, kol. 1073/4), Oratio XXXIX In Sancta Lumina XI (684) (Migne, P.G. XXXVI, kol. 346) en Oratio XLII Supremum Vale, coram centum quinquaginta episcopis XVI (759) (Migne, P.G. XXXVI, kol. 478): tria autem, quantum ad hypostases, sive personas, ut nonnulli malunt.
    11 - Arius (± 256-336), priester te Alexandrië, bekend dwaalleraar. Hij leerde, dat de Zoon niet van eeuwigheid was, zoals de Vader, en niet uit de Vader geboren, maar door Deze uit het niet geschapen. Zijn leer werd veroordeeld door het eerste algemene concilie van Nicea in 325. De uitspraak van Calvijn is in de Opera (Corp. Ref. XXXX) niet te vinden.
    12 - Volgelingen van Nestorius, patriarch van Konstantinopel (428-431), wiens leer door het derde algemene concilie van Ephese in 431 veroordeeld werd. Hij is waarschijnlijk leerling geweest van Theodorus van Mopsueste (± 350-428), wiens persoon en geschriften door het vijfde algemene concilie van Konstantinopel in 553 veroordeeld werden (vgl. no. 1491, p. 182 en n. 6 aldaar). Door diens leer geïnspireerd verkondigde Nestorius, dat in Christus niet slechts twee naturen zijn, maar ook twee personen, de Goddelijke en de menselijke, die ieder op zichzelf bestaan. Deze twee naturen-personen hebben slechts een vrijwillige, d.w.z. een van de wil afhankelijke eenheid aangegaan en vormen dus geen wezenlijke, doch slechts een morele unie. Daaruit volgt, dat men aan het Goddelijk Woord niet de eigenschappen en daden van de menselijke persoon in Christus kan toekennen en omgekeerd. Men kan Maria dan ook in eigenlijke zin niet θεοτόϰος of Moeder Gods noemen, hoogstens Χϱιστοτόϰος. Door deze leer van de morele unie wordt dus de Godheid van Christus ontkend.
    13 - Volgelingen van Eutyches (geb. 378), archimandriet van een klooster bij Konstantinopel. Hij was monophysiet en werd door het vierde algemene concilie van Chalcedon in 431 veroordeeld.
    14 - Dit dispuut had plaats in of kort voor 1614; zie Haag, La France Protestante V, p. 117 s.v. Fleury; vgl. voor Dumoulins gevoelen Grotius' brief aan Gideon van den Boetzelaer van december 1615 (I, no. 438). Over P. Dumoulin zie III, p. 158 n. 10; over D. Tilenus III, p. 34 n. 5.
    15 - Philippe de Mornay, seigneur du Plessis-Marly (1549-1623), gouverneur van Saumur, Frans protestants theoloog.
    16 - Zie voor deze term bij Gomarus ook - zij het niet strikt met betrekking tot de Zoon - Disputationes theologiae, III De Deo vero in: Francisci Gomari Brugensis Viri Clariss. Opera Theologica omnia, Maximam partem posthuma; svprema avtoris volvntate à discipulis edita. Cum indicibus necessariis. Amstelodami Ex Officina Joannis Janssonii, Anno MDCXLIV, pars tertia, p. 6, in vergelijking met Disputatio VII De Patris et Filii Personis, op. cit., p. 26, XX; ibid., p. 27, XXXIX en ibid., p. 27, XLIII. Vgl. ook G.P. van Itterzon, Franciscus Gomarus, 's-Gravenhage 1929, p. 110 v.
    17 - Lucas Trelcatius (1573-1607), hoogleraar in de godgeleerdheid te Leiden.
    18 - Sybrandus Lubbertus (± 1556-1652), hoogleraar in de godgeleerdheid te Franeker.
    19 - Wie die ‘andere’ zijn geweest, heb ik niet kunnen achterhalen.
    20 - In de Frankfortse miscatalogi komen de volgende titels voor: Calvinus Iudaizans, Hoc est: Iudaicae glossae & corruptelae, quibus Ioannes Calvinus, illustrissima Scripturae sacrae loca & Testimonia, de gloriosa Trinitate, Deitate Christi, & Spiritus sancti, cum primis autem vaticinia Prophetarum de Aduentu Messiae, natiuitate eius, passione, resurrectione, ascensione in coelos & sessione ad Dei dextram, detestandum in modum corrumpere non exhorruit. Addita est corruptelarum confutatio. Per Aegidium Hunnium, S. Theolog. Doct. & Professorem in Academia VVitebergensi. VVitebergae, apud Matth. VVelack 1593 (zie Catalogus novus Nvndinarvm Vernalivm, Francofvrti ad Moenvm, Anno M.D.XCIIII. celebratum, eorum scilicet librorum, qui hoc semestri, partim omnino novi; partim denuò vel forma, vel loco, à prioribus editionibus diuersi; vel accessione aliqua locupletiores; in lucem prodierunt, et his Nundinis venales sunt expositi. Quibus accesserunt vetustiores nonnulli, V Villerianis tamen Catalogis antea non inserti. Annum impressionis numerus singulis praepositus demonstrat. Plerique in aedibus Eliae et Georgii V Villeri, Fratrum, Civium et Bibliopolarum Augustanorum, venales habentur. Franckfurt am Mayn MDXCIIII); Calvinus Iudaizans, auctore D. Aegidio Hunnio. Witebergae apud Seelfisch 1604 (zie Indicis generalis Continuatio in qva continetur designatio librorvm, qui nundinis Autumnalibus Francofurtensibus et Lipsensibus Anni 1604. vel novi, vel emendatiores aut auctiores prodierunt. Leipzig); Fundamentorum Calvinianae sectae veteribus Arianis & Nestorianis communium detectio, Auctore, Philippo Nicolai S. Theol. D. Hamburgi apud Frobenium 1609 (zie Catalogus Vniversalis pro Nvndinis Francofvrtensibvs Avtvmnalibvs, De Anno M.DC.IX. Hoc est: Designatio Omnivm Librorvm, qui hisce nvndinis avtvmnalibvs, vel novi, vel emendatiores, & auctiores prodierunt. Francofurti); Calvinianorum Nestorianismus, hoc est, demonstratio plena ac plana ex ipsius Nestorii Calvinianorumque doctrinae simul ac morum utrobique inter se collatione eruta, quod dogma Calvinianum de persona Christi, sit mere Nestorianum, per M. Fridericum Petri, Ministrum verbi in Ecclesia Brunsuicensi, Annexa est admonitio: Num fides possit supra caelos evolare, et illic ipsam carnem Christi comprehendere. Francofurti apud Petrum Kopssium 1613 (zie Catalogus Vniversalis pro nvndinis Francofvrtensibvs Vernalibvs, de Anno 1613. Hoc est: Designatio Omnivm Librorvm, qui hisce nundinis Vernalibus, vel novi, vel emendatiores, et auctiores prodierunt. Leipzig. In Abraham Lambergs Buchladen zu finden); Calvinus Papizans, tum in theoria seu doctrina, tum in Praxi seu vita, cum Esauitis praesertim modernis autore Ioanne Himmelio Ienae apud Ioannem Weidnerum 1608 (zie Catalogus Vniversalis pro nvndinis Francofvrtensibvs Vernalibus de Anno 1608 Hoc est, Designatio omnivm librorvm, qui istis nundinis vernalibus, vel novi, vel emendatiores, aut auctiores prodierunt. Leipzig); Calvino-Papismus, seu, Harmonia Calvino-Papistica theoreticopractica auctore Ioanne Himmelio SS. Theolog. Doct. Erfurti apud Ioannem Bircknerum 1629 (zie Catalogus Universalis Hoc est: Designatio omnium Librorum, qui hisce Nundinis Vernalibus Francofurtensibus & Lipsiensibus ab Anno 1629, vel novi vel emendatiores & auctiores prodierunt. Leipzig). Het geschrift Calvino-Turcismus, auctore Guil. Reginaldo 1597 is van de hand van Guil. de Gifford; hij was aartsbisschop van Reims van 1623 tot zijn dood op 11 april 1629.
    21 - Facundus, bisschop van Hermiane in Byzacena (N. Afrika). Hij leefde in de 6e eeuw en nam actief deel aan de Driekapittelstrijd. Hij schreef een boek Pro defensione trium capitulorum libri XII (zie Migne, P.L. LXVII, kol. 527 vv.) ter verdediging van de drie kapittels en overhandigde dit aan keizer Justinianus. Toen op het concilie van Konstantinopel in 553 de drie kapittels veroordeeld werden en paus Vigilius ten slotte toegaf, verbrak Facundus evenals de meeste bisschoppen uit N. Afrika de gemeenschap met Rome en met het Oosten; vgl. over de Driekapittelstrijd no. 1491, p. 182 en n. 6 aldaar. In 1629 verscheen te Parijs een uitgave van Facundus door Jacques Sirmond S.J.: Facvndi Episcopi Hermianensis Provinciae Africanae pro defensione trium Capitulorum Concilii Chalcedonensis Libri XII. Ad Iustinianum Imperatorem. Iac. Sirmondi Soc. Iesv Presbyteri cura et studio nunc primùm in lucem editi Notisque illustrati. Parisiis, Apud Sebastianvm Cramoisy, M.DC.XXIX.
    22 - Johannes, patriarch van Antiochië (429-441), was bevriend met Nestorius. Voor zijn brieven zie Migne, P.G. LXXVII, kol. 1449-1462.
    23 - Migne, P.G. LXXVII, kol. 1456: Οἵ τε γὰϱ χϱησάμενοι αὐτῷ πολλοὶ ϰαὶ ἐπίστημοι, οἵ τε μὴ χϱησάμενοι οὐϰ ἐπελάβοντο τῶν χϱησαμένων, in de vertaling bij Migne, kol. 1455 aldaar: Qui enim illo usi sunt, et multi reperiuntur, et apprime celebres: qui vero illud non usurparunt, nunquam erroris alicujus eos insimularunt, qui illo usi sunt.
    24 - Jacques Sirmond, op. cit. p. 256.
    25 - De Catech. van Nowell heeft: ‘trium distinctarum ... personarum (ed. Corrie 1853, p. 29); de door Grotius bedoelde heb ik niet gevonden.
    26 - Op. cit., VIII, 4 (Migne, P.L. LXVII, kol. 722).
    27 - Hilarius van Poitiers (± 315-367), kerkvader en kerkleraar, onvermoeid strijder tegen het Arianisme. Het Sabellianisme loochende het onderscheid tussen de Goddelijke Personen en beschouwde de Zoon en de H. Geest als andere verschijningsvormen en werkwijzen van een éénpersoonlijke God.
    28 - Poemata, Collecta & Magnam partem nunc primùm edita à fratre Gvilielmo Grotio. Lugdun. Batav. Apud. Andr. Clouquium. Anno 1617; Ter Meulen-Diermanse, no. 1.
    29 - Ordinum Hollandiae pietas ab Calumniis vindicata, Leiden, 1613; Ter Meulen-Diermanse, no. 817.
    30 - Vraghe en antwoordt: over den Doop; Ter Meulen-Diermanse, no. 59.
    31 - Sensus librorum sex pro veritate religionis Christianae, Leiden 1627; Ter Meulen-Diermanse, no. 944; De Veritate religionis Christianae, Editio secunda, priore auctior, & emendatior. Lvgdvni Batavorvm, Ex Officina Ioannis Maire MDCXXIX; Ter Meulen-Diermanse, no. 946.
    32 - Misschien doelt dit op Adolf van Waal, heer van Moersbergen; vgl. nos. 1492 en 1504.
    33 - Hugo Muys van Holy, schout van Dordrecht; ik weet niet op welke gebeurtenissen Grotius hier doelt.
    34 - Vincentius van Lérins († vóór 450), monnik en kerkelijk schrijver, heeft zich grote verdiensten voor geloofsleer en dogmageschiedenis verworven door zijn Commonitoria, geschreven ± 434. De door Grotius geciteerde woorden komen voor in boek I (c. III); zie Migne, P.L. L, kol. 641: ‘Et quicquid non unus aut duo tantum, sed omnes pariter uno eodemque consensu aperte, frequenter, perseveranter tenuisse, scripsisse, docuisse cognoverit, id sibi quoque intelligat absque ulla dubitatione credendum’.
    35 - In de editie Molhuysen, Leiden 1919, resp. p. 58 en 62/3. De door Grotius bedoelde Leidse editie van De veritate religionis Christianae is die van 1629; Ter Meulen-Diermanse, no. 946.
    36 - Verhael vande heeren ioncker Adrian van Mathenes, Heere van Riviere, Opmeer, Does & c. Hugo Muys van Holy, Schout der Stadt Dordrecht: Gerrit Ianssz. vander Eyck, Burgemeester der Stadt Delft: Meester Hugo de Groot, Raedt, ende Pensionaris der Stadt Rotterdam: ende VVillem Pieterssz. Hases, Burgemeester der Stadt Hoorn, by de Mogende Edele Heeren, mijn Heeren de Staten van Hollandt en VVest- Vrieslandt, in hare Vergaderinge gehouden in Aprili sesthienhondert sesthien gedeputeert ... 's-Gravenhage 1616; Ter Meulen-Diermanse, no. 844.
    37 - In de tekst in code; transcriptie onzeker.
    38 - Jean Mestrezat (1592-1657), Frans theoloog en predikant, sedert 1615 te Charenton.
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]