724
Mijn Heer,
Den 12 November werden mij drie van uE. brieven behandight, twee van den tweeden November2, een van den 25 October3, die apparentelijck voor desen bij mijn soon4 versuimt is te bestellen. Accedit et hoc ad negligentiae argumenta. 'T is noodigh, dat hij overcome. Wil hij iet leeren, soo is het hier te doen, daer veele vremden comen om mijnentwil. Oock brengt den brief, die mijnheer den rijcxcancellier5 hem medegegeven heeft, sulcx mede. Ea propter non improbavi illustritatis Tuae consilium ipsum ad se revocandi, cum et ei illis in partibus uberior se materies offerre possit ingenii juvenilis excolendi et nullibi commodius quam a vobis regi et informari queat. Humelus6 heeft advysen, dat Ubbo7 hem meent gebruicken over 't handelen van Eurypylus8. Soo sulcx valt is daer veel aen gelegen, dat Golilas' soon9 hier de plaetse bewaert, ne alius eum occupet. Doch dient niet gedivulgeert. Bij Neef10, al waer men verseeckert van het succes, soude hij niet dienen om redenen. Ende 't refuis, soo sulcx daerop viel, soude mij, hem ende vooral sijne broeders naedeeligh sijn.
Ick blijve bij mijne opinie van de insinuatie aen Caesar11 te doen doen ende verwonderen ons dat noch mijnheer Spierinck12, noch onsen soon ons niet en onderrechten op de intentie aengaende den wissel, daer ons soo veel aen is gelegen ende de saecke niet dan te lang is gebleven in onseeckerheit.
Hier is een gerucht geweest, dat de Staten-Generael de vergaderingen van de Staten van Hollant wilden beletten. Mij dunct sulcx geene apparentie te hebben.
't Verlies van mijne heeren Pinsen13 ende Reael14 heeft mij seer bedroeft; de saecke van d'heer Galilaeo15 dient gevordert ende in plaetse van de heer Reael een andere gesurrogeert, gelijck ick uE. voor desen heb geschreven16.
Den Poolschen tol meen ick, dat sal blijven. Die van Genua, eerst wat sijnde geïriteert geweest tegen Spaignie, sijn met goede beloften versacht, gelijck wij van daer verstaen ende daeruit comt de verandering van de resolutie bij uE. aengeroert.
725
Van het gouvernement van Breda is hier mede de opinie als uE. oordeelt.
Van de heer d'Estampes17, nu marquys, heb ick uE. voor desen geschreven18. Men moet hem hooren ende antwoorden met groote circumspectie.
Rijnberck is met groot geluck gesalveert.
Dat d'heer Vosbergens19 sending d'heer van Oosterwijck20 geen goed en doet, oordeelt uE. seer wel.
'T is mij lief, dat de Zelanders haere oude deuchd hervatten ende wensche om confirmatie van Angola.
Men denckt overal op Penexagoras21 off op Sitalcas22.
Dan de verandering gevallen in Italië23 sal difficulteit geven. De dochter van Monsieur24 heeft groot goed in Vrancrijck; twijffele daerom seer off men den Cardinal van Spaengie25 daermede soude willen verstercken.
Wilt mij wel adviseren hoe Vosbergen26 staet met Gelher27, hoe met Scarinus28 ende de zijnen. Wat hij seit van Golilas29 etc. Soude die man30 wel soecken hier ambassadeur31 te blijven, dat waer een treck.
Ick heb gesien het boeck Pontani van de zee32. Hij toont de historie wel te verstaen, oude ende nieuwe, maer heeft al willens de principale questie van rechten off vermijdt off bedwelmt, om de pretentiën van de croonen van Denemarcke ende Norwegen niet te quetsen.
Aen hertogh Bernhard33 sont den coning34 van nieus twee duysent man te voet, meest van des hertogs van Rohan35 volck, ende duisent paerden, met eenig
726
gelt, soo de Fransoisen seggen, om hem te bewegen den Rijn te passeren. Maer den besten tijd is voorbij. Sijne Furstelijcke Genade is noch in de Franche montagne een goed quartier ende lang vrij geweest sijnde van het oorloghen. Eenige van de vijanden daerontrent comende, sijn geslagen. De Fransoisen bewaeren de forten bij Brunbach. De brugge hebben sij gebroocken ende onder de bescherminge van het eene fort geleit, om bij den vijant, die dagelijcx in het eilant comt, niet beschadigt te werden. Men seit den marescal de Chastillon36 noch in dese tijd Lucy gaet belegeren ende den hertogh van Longueville37 Salines. De Fransoisen, die bij Henegouwen sijn, souden garen te Chimay ofte daerontrent haer winterleger soecken. Doch twijffele van 't succes.Den paus38 arbeit tot trefves, vooral in Italië.
Den eertsbisschop van Reims39, soon van den hertogh van Guise40 is sonder des conincx permissie alhier gecomen uit Italië, soeckende te trouwen Anne, de jongste dochter van den overleden hertogh van Mantua41. Dit soude wel soo groote dilfficulteit niet hebben, soo hij niet en socht alle sijne beneficiën te brengen op sijn broeder42, 't welck soo licht niet voort en wil.
De Fransoisen spreecken veel van de seditie, iae (?), soo sij seggen, revolte in Portugal. Soo dat vier niet gevoet en werdt, sal het licht vergaen gelijck de croquanterie in Vrancrijck.
Wij verwachten advysen uit Hamburg om te weten, off het Fransche gelt soo gereed is als onse ratificatie van het tractaet van Wismar, die in handen is van de heer Salvio43.
Den cardinael van Savoye44 is wederom uit het Genuees teruggetrocken hebbende belofte ontfangen van de hertoginne-weduwe45 van alle sijn incomen, dat hem bij den overleden hertogh was ontnomen, te genieten, selff oock voor den gepasseerde tijdt; soodat te twijffelen is, off de saecken haer niet aldaer tot stilte sullen stellen.
Soo men dat stuck van Portugael soude willen levendigh houden, most men stercke hulp bieden aen den hertogh van Bragance46, sijnde een machtigh heer ende gecomen van 't bloed van Portugael door wettelijcke geboorte, niet door bastardie, als de soonen van d. Antonio47.
Hier is geseit, dat moeite is geweest tusschen de coetsen van de heer Camerarius48 ende van de heer Spiering, waervan wij in uE. advysen niet en vinden. Wilt mij adviseren, off d'heer Spiering gelt sal becomen off excuse.
727
Nadat ick dit geschreven had, is bij mij gecomen monsieur Truchses49, die hier is vanwegen den hertogh van Weimar50, die mij seit, dat hij wechgaet met goede belofte, sonder iet seeckers, nochte van gelt, nochte van volck; maer heeft last te gaen nae Verdun bij monsieur de Feuquières51, die ordre sal hebben op alles. De Fransoisen spreecken alhier, alsoff men de brugge om de groote coste behoorde te verlaeten. 'Tgunt ick van de drie belegeringen geschreven heb, gaet noch niet vast.
Ick sende uE. 'tgunt hier gedruckt werdt van des conincx genegentheit tot de vrede52.
Den 14 Nov. 1637.
In margine schreef Van Reigersberch: Broeder de Groot, den 14 Nov. 1637 wt Paris.