5
Mijnheer,
Van hier en is niet nieuws. Bannier2 doet in Moraviën wat hij will ende nempt in Slesingen d'een plaets vor d'ander naer. Wilt de Brandeborgse3 en Saxische4 gesanten geene paspoorten op den colegiaeldagh naer Norenbergh geven sonder relaxacie van den grave van Brandestein5.
Wat mij van Weenen geschreven wordt gaet hiermede de copye6, en ick wenschte wat geparticulariseert te weten over den gearresteerden electeur palatin7. Madame de grootmoeder8 doet mij daerover schrijven, is present met haere dochter9; de electeur10 tot Coninxberg.
De gedeputterde van Dansick11 sijn naer Toren op den landdagh verayst.
Den generall Oxenstern uyt Lijfflandt12 meynt, dat de Polen den eenen ofte anderen tijt de pacten breecken sullen, begeert dat ick hem dogh continueeren saude te adviseren, watter in de werelt omegaet.
De brieven van Weenen en sijn in gen ander substancie alsdat den palatin met kennisse van Bayern saude gearresteert sijn. Andere seggen ome gedurende sijn detencie over Brisaac met de armeeën van Wijmer13 te accorderen. Nogh andere, dat het dor correspondencie tuschen Engeland en Oostenrijck is ome het palatinaet tegens Brisac te restitueren.
Hiermede eyndendt blijve, mijnheer,
U Ex.cie diener.
Adres (met andere hand): Son Excell.z, à monsieur monsieur Hugo de Groot, Ambassadeur de sa May.té e coroune de Suède, Paris.
Boven aan de brief schreef Grotius: Rec. 8 Febr.
En in dorso: 5 Ian. 1640. Pels.