Mijnheer,
U Ex.cie en kan ick niet nieuws van hier schrijven.
Tot Toren, daer de Preuysse stenden bijeen sijn, hebben tot daer toe over de cessiën gedisputteert. Schijnt dat se dat punct overkommen sijn en sooveel de saacke van Dansick aengaet, met haeren coning2 is te prosumeeren3 op dese bijeencompste niet verricht sall worden. Een gequalificeert persoon4 schrijft in den somer groote veranderingen te sullen sien. De Spiringen5 waeren van der commissariën6 tot Toren ontboden uyt het vorstenduim dat tot Mariënweerder. Eenen kayserlijcken ambassadeur7 was aenkommen, gaet
34
naer den churvorst van Brandeborgh8. Een vornem Sweets officier uyt de armee van Bannier9 saude volgen. Den prosumcie is op raeminge van vredensarticulen ten principaele op Pommeren aengesien. Lunneborgh10 saude volkommen den Sweetse partij weder aengenommen hebben.Wat resolucie op den Sweetsen dagh sall genommen worden, leert den tijt.
Den coning van Polen heft eenen commissarius11 naer Constantinopoli gesonden ome te ondersoucken den toestandt van dat hoff, alsoo men vor invall is vreesende. Mij sall seer verlangen, wat den palatin van Smolensko12 sall obtineeren int relaxeeren van prins Casamir13 en hoe het met den palatin14 affloopen sall. Dit leste verbitten veele Deuytse gemoederen.
Ick recommandeere mij in u Ex.ce goede gracie en blijve, mijnheer,
u Ex.cie diener
Paulus Pels.
10/20 Jan.rio 1640, Dansick.
Adres (met andere hand): Son Excell.z monsieur Hugo de Groot, ambassadeur ordinaire de sa Mayesté e coroune de Suède à Paris.
Boven aan de brief schreef Grotius: Rec. 21 Febr.
En in dorso: 20 Ian. 1640. Pels.