Mijnheer,
U Excellentz hooch aengenaeme comunicatie voor dewelcke ick mij hoochelijcken
314
bedancke is mij wederom wel ter handt gestooten. Dat ick u Excellentz verleeden maendach niet geschreven, is eensdeels d'oorsaecke dat van huys hebbe geweest, anderendeels wegens mancquement schrijffwurdiger materiën. Maer synd en maendach heeft het sich alsoo gepresenteert, dat de materiën in hier bijgaenden copyen2 uyt Poomern ende Hamburch van meerder importantie seer lieffelijck ende aengenaem te hooren sijn, alsoo dat niet hebb willen voorbijgaen u Excellentz deselve gedienstich te comuniceeren.Godt almachtich verleene sijner Excellentz Bannier3 in sijnen tegenwoordigen hoochwittigen desseynen alls geluck ende voorspoet, in welckers protectie ick u Excellentz ben bevelende, verblijvende ondertuschen
u Excellentz dienst- ende vruntwilligen
Petter Spieringc van Norshollem.
's-Gravenhaag, 7 Juny 1640.
Boven aan de brief schreef Grotius: Rec. 21.