eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    4690. 1640 juni 11. Van N. van Reigersberch1.

    Mijnheer,

    Uyt het loslaten van de oldermans2, continuerynge van den geestelijcken stant, die soo uyt het Hoge als Leegehuys bij den conynck3 bij den anderen sijn gelaten om te sien, off yet in het servisbouck tegens het gebruyck van de Engelsche kerck is gecropen, nalatynge van de cottisatie van de rijckste van Lonnen ende emprisonnement van een geestelijck4, die in een praedicatie de authoriteyt van den conynck te seer extenderende het meum et tuum soo verde hadde gedecreert quasi omnia in Anglia essent cum dominio regis ende die daerover wert geaccuseert, wil men geloven, dat den conynck siende de

    327

    onsteltenisse van de humeuren van sijne onderdanen deselve souckt off contentement te geven ofte immers toont, alsoff hij daertoe genegen ware, gelijck eenyge vandaer schrijven, om die nu wacker sijn in den slaep te wiegen. Men hoopt oock in het parlement, dat nu in Schotlant wert gehouden ende daer den marquis van Hamilton5 bij den conynck is gesonden, middel van accommodatie sal werden gevonden, waeruyt dan soude moge volgen een goude resolutie voor mijnheer den churfürst6, die ick oordeele nevens uEd. dat sonder Engelant niet en is te helpen.

    Naer Sweden segt men dat de ambassadeurs7 mergen sullen vertrecken; het lange dilaieren interpreteren veele te procederen uyt eenyge voorslagen van accommodatie, die men oordeelt dat van den grave van Oldenburch8 ende hertoch van Holsteyn9 op den wech souden werden geopent, ende kan ick niet wel sien, hoe desen staet met reputatie uyt dat werck sal geraecken, alsoo den dach tot vertreck van de scepen geassigneert is verstreecken ende die nu sullen varen naer de Sont sonder convoy ofte eenyge verseeckerheyt, dat is à la mercy van den conynck, die de passagie mach weygeren ofte op sulcke conditiën sal toelaten als hem gelieven sal; alles om niet alleen sijnen tol te meer te authoriseeren, maer oock om den conynck meer machts te geven om daernaer te beter daerbij te continueren, indien sijne M.teyt, dat mede in sijn vermogen wesen sal, de scepen selver niet aen en hout. De saecke was voorwaer te hooch opgeheven om soo leech te laten vallen, plus audendum erat aut minus.

    Sijne Hoocheyt doet het leger tot Mallegem retrencheren om met securiteyt in des viants lant, die alle sijne macht daer versamelt, te wachten wat diversie uyt Vranckerijck sal werden gemaeckt, sonder dewelcke niet mogelijck en is dat bij ons leger eenyge passagie werde gevonden. Voorbij Dordrecht sijn van boven noch over de veertych compangiën naer Vlaenderen gepasseert.

    Uyt Duytslant hoopt men goede tijdyngen eerlange, alsoo den mareschal Bannier10 Picolomini11 eenyge passen ende hoochten hadde affgenomen, daermede den toevoer van vivres den viant wert gedifficulteert ende sijne quartieren gecanoneert.

    Uyt Brasil hebben wij alleen geruchten, die uyt Spangiën souden commen, dat het secours naer Farnabucq voor desen gesonden de Spaense vlote, naer haer dessein op Parnambuq was misluckt, op den wech heeft ontmoet ende gedevaliseert; de seeckerheyt moeten wij die verwacht worden crijgen.

    De last van de Sweetse ambassadeurs wert seer secreet ende onder den eedt gehouden, soodat noch den heer Camerarius12 n(och) den heer Spierynck13 in het minste geen openynge is gedaen ende alleen bij gyssynge daervan wiert gesproocken.

    Het avancement tot de balluage van Kennemerlant bij sijn Hoocheyt aen den schoon(zoon) van Oetges14 gegeven, soo cort naer denselven heer soo criminel is gehouden geweest, geeft materie van wonderlijcke consideratiën.

    Desen XI Iuny 1640.

    328

    Adres: Mijnheer mijnheer de Groot, raedt ende ambassadeur van de coninginne ende crone van Sweden bij den alderchristelycksten conynck etc.

    Boven aan de brief schreef Grotius: Rec. 21.

    En in dorso: 11 Iuny 1640. N. Reigersberg.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB., coll. RK., K 75f. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Gedrukt Rogge, Br. Nic. v. Reigersb., p. 626. Antw. op no. 4676.
    2 - Nicolas Rainton, John Gayre (Geeres), Thomas Atkins en Thomas Soames.
    3 - Vgl. Gardiner, Hist. England IX, p. 142-147.
    4 - Niet geïdentificeerd.
    5 - James, markies, later hertog van Hamilton (1606-1649).
    6 - Karl Ludwig van de Palts.
    7 - Willem Boreel, Albert Sonck en Epo van Aylva; hun instructie in Aitzema, Saken v. St. en Oorl. II, p. 684. Vgl. ook de mededeling aan het einde van deze brief.
    8 - Anthon Gunter, graaf van Oldenburg.
    9 - Friedrich III, hertog van Sleeswijk-Holstein-Gottorp.
    10 - De Zweedse veldmaarschalk Johan Gustavsson Banér.
    11 - Ottavio Piccolomini, hertog van Amalfi, keizerlijk bevelhebber.
    12 - Ludwig Camerarius, Zweeds gezant in Den Haag.
    13 - Petter Spiring Silvercrona, resident en raad van financiën van Zweden in Den Haag.
    14 - Lodewijk van Alteren (1608-1657), heer van Jaarsveld, werd 12 juni 1640 baljuw van Kennemerland, maar in 1657 geschorst wegens malversatie; hij was in 1637 getrouwd met Alida van Waveren (1616-1668), dochter van de Amsterdamse regent Anthony Oetgens van Waveren (1585-1658). Vermoedelijk doelt Van Reigersberch op het ‘orangistisch complot’ van 1639; vgl. J.E. Elias, Gesch. Amsterd. Regentenpatriciaat, p. 109vv.