Mijnheer,
U Excell.tz seer waerden ende hooch aengenaemen van den eersten deses2 is mij den 7ten selviges wel geworden; bedancke mij ten hoogsten voor de geduyrende goede comunicatie.
Alhoewel zedert mijnen laetsten3 deser landen weynich voorgevallen ende niet
506
schrijvenswürdich is, soo heb ick desen t'accompagneren met een copie van een brieff uyt Ceulen van den 5ten deses4 niet willen voorbijgaen, waerin het schijnt alles sich voor sijn Excell.tz den heer generael Bannier5 ende den geconjungeerde armeën wel aenlaeten will, 't welck ick en noch veel andere hoopen alles op een goed eynd uyt te loopen, waertoe Godt den allmachtigen sijne genade ende seegen verleenen wilde, in wiens protectie u Excell.tz ick ben bevelende, ende verblijve,u E. dienst- ende vrundtw.
Haagh, den 10 Septemb. 1640.
Boven aan de brief schreef Grotius: Rec. 18 Sept.