eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    4827. 1640 september 10. Van P. Spiring Silvercrona1.

    Mijnheer,

    U Excell.tz seer waerden ende hooch aengenaemen van den eersten deses2 is mij den 7ten selviges wel geworden; bedancke mij ten hoogsten voor de geduyrende goede comunicatie.

    Alhoewel zedert mijnen laetsten3 deser landen weynich voorgevallen ende niet

    506

    schrijvenswürdich is, soo heb ick desen t'accompagneren met een copie van een brieff uyt Ceulen van den 5ten deses4 niet willen voorbijgaen, waerin het schijnt alles sich voor sijn Excell.tz den heer generael Bannier5 ende den geconjungeerde armeën wel aenlaeten will, 't welck ick en noch veel andere hoopen alles op een goed eynd uyt te loopen, waertoe Godt den allmachtigen sijne genade ende seegen verleenen wilde, in wiens protectie u Excell.tz ick ben bevelende, ende verblijve,

    u E. dienst- ende vrundtw.

    Haagh, den 10 Septemb. 1640.

    Boven aan de brief schreef Grotius: Rec. 18 Sept.

    Notes



    1 - Hs. Den Haag, ARA. Eerste afd. coll. Hugo de Gr. Aanw. 1911 XXIII no. 13. Origineel. Niet ondertek. Petter Spiring Silvercrona was resident en raad van financiën van Zweden in Den Haag.
    2 - Grotius' brieven aan Spiring Silvercrona van 1640 ontbreken.
    3 - No. 4817 dd. 3 september.
    4 - Bijlage no. 15.
    5 - De Zweedse veldmaarschalk Johan Gustavsson Banér.