4879. 1640 oktober 15. Van P. Spiring Silvercrona1.

Mijnheer,

U Excell.tz seer waerden ende hooch aengenaemen van den 6 deses2 is mij den 13 selviges seer wel geworden; bedancke mij ten hoogsten voor de goede comunicatie.

Daerentegens vallen de materiën deser tijden van het bedrijff deser landen niet schrijventswaerdich ende, offschoon het leger noch op de frontieren is continuerende, soo werdt doch van 'tselve niets geattenteert, alsoo dat allem aensien naer de affairen van dit jaer meest verrecht sijn.

Uyt Sweeden hebbe ick berecht becomen, hoe treffel. de heeren ambassadeurs der geuniërde provintiën3 6 weecken lang in Stockholm hebben gedefroyeert, getracteert ende met geschencken vereert geweest ende hoe daerentegens sij sich bij 't affscheyt tegens degeene soo tot haer defroyement geordineert geweest verhouden hebben. Eerstelijck als zij 6 weecken lang coning. tractement ontfangen, door veel hoffjonckers ende andere persoonen van qualiteyt opgewacht geweest hadden ende in de coninck. coetse met groote suiten gevoert soo te hove als op andere plaetsen, daer zij in conferents ofte besoignes geweest sijn, soo hebben zij daerenboven bij haer affscheyt elck ambassadeur niet alleen met een goude keetten elckeens waerdich 2000 gulden vereert geweest, maer eenige van haere suyten hebben oock gebeneficeert geweest met gouden keetten ende eyndel. met 3 oorlochscheepen op den Duytschen bodem gebracht. Daerentegens hebben zij gespendeert aen een edelman des heeren Acke Axelsons soon, die des heeren rijcxcantselaers

567

Wat wij uyt Duytslandt hebben, sal u Ex.tz gelieven uyt bijgaender copy6 te sien.

Waermede eyndende verblijve naer u Ex.tz met deselfs familiae godelijcker protectie bevolen hebbende,

u Excell.tz dienst- ende vruntw.

Haagh, den 15 8bris 1640.

Boven aan de brief schreef Grotius: Rec. 27 oct.