eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    178

    6148. 1643 maart 27/[28]. Aan W. de Groot.1

    Mi frater,

    Domino Episcopio opto valetudinem prosperiorem, ut diu pietati inservire possit et verborum documentis et vitae exemplo.2 Angliae parlamentarii abiectam a se omnem regiae domus reverentiam satis ostenderunt, cum hostiliter impetierunt domum in quam regina se receperat.3 Ubi novero quibus legibus nationes velint adstringi eos qui in Conventu sunt Ordinum Foederatorum, coniecturam sumam quid sperari debeat.4 De Riveto iterum oro cum domino Johnsono loquaris coram, cum domino Vossio, si aliter non licet, per epistolam.5 De chartis nostris6 puto nunc plus esse spei quam ante, quia operam suam ad omnia aequa nobis offert dominus Albertus Conradi Burchius, cuius cognatus apud me est.7 Saltem hoc obtinebimus ut inquiratur, cui chartae traditae sint primum ac deinceps. Quodsi nihil aliud obtineri potest responsi, hoc saltem habeamus, non posse inveniri chartas, ut constet quam inique mecum sit actum. Multis de causis hoc desidero.

    In historia8 si qua mutanda putas, fac me certiorem. Paro enim me paulatim ad donanda posteritati omnia ea, ad quae scribenda Deus mihi vitam concessit. Considerata ad synodum Carentonensem et regis praecepta ad Alensonensem9 velim apud vos edi; si id fieri non potest, ad me remitti. Ad illa quae scripsi πεϱί ὁλογϱάϕου10 addi Hieronymum, qui legi illi Theodosii et Valentiniani supervixit. Is in Vita Hilarionis:11 ‘quasi testamenti

    179

    iure [sic] brevem manu sua propria scripsit epistolam’.12

    Filii natu maximi desiderium de ipso solo proficiscitur.13 Didericus aliquoties ad me scripsit. Rescribam ubi in tuto loco fuerit.14 Et curam eius commendavi tribunis hinc profectis.15

    Nostra ad Lucanum exspectabo;16 speroque curae tibi et domino Vossio fore poematia, praecipue vero Anthologiam, utile opus.17 Annotata nostra ad Vetus Testamentum et eos etiam libros quos non Hebraei, sed Graeci et Latini receperunt, spero absolvi posse intra mensem tertium, nisi quid intervenerit. Illorum quae ad Actus, Epistolas apostolorum et Apocalypsin scripsi, descriptorem nondum reperi.18 Cyrilliana exspectabo.19

    Valetudo regis20 et, si quid tristius evenerit, futuri incerta sollicitos nos habent. Multus sermo de indutiis.

    Vale quam optime cum uxore, liberis et, quos paucos habemus, amicis,

    tui amantissimus frater,
    H. Grotius.

    27 Martii 1643.

     

    Junium Brutum sub Mornaei nomine allegat Rusdorfius in defensione causae politicae.21

    Notes



    1 - Gedrukt Epist., p. 951 App. no. 645. Antw. op no. 6135, beantw. d. no. 6161.
    2 - Grotius reageert hier op het nieuws dat de Amsterdamse remonstrant Simon Episcopius (†4 april 1643) op sterven lag.
    3 - Koningin Henriëtte Maria kreeg een slechte ontvangst bij haar terugkeer in Engeland (4 maart 1643). Voor alle zekerheid werd zij ondergebracht in een landhuis op 2 mijl afstand van York (Lettres Mazarin I, p. 138, en CSP Ven. 1642-1643, p. 252).
    4 - Een delegatie uit de Staten van Zeeland bracht van 25 februari tot en met 14 maart een bezoek aan Den Haag. Een van de onderwerpen die ter bespreking werden voorgelegd was het al eerder opgeworpen voorstel om de gedeputeerden ter generaliteit voortaan van beperktere instructies te voorzien.
    5 - Willem de Groot had al laten doorschemeren dat Samson Johnson en Gerardus Joannes Vossius een discussie over Rivets ‘politica’ (nos. 6022 n. 4 en 6130) uit de weg gingen.
    6 - Grotius verlangde de teruggave van de papieren die bij resolutie van de Gecommitteerde Raden dd. 31 oktober 1619 uit zijn Rotterdamse huis waren gelicht. Navraag waar de stukken waren gebleven, leverde geen resultaat op (Brandt-Cattenb., Leven II, p. 172-174).
    7 - Mr. Coenraed Burgh (1619-1699), zoon van de Amsterdamse koopman en diplomaat dr. Albert Coenraetsz. Burgh (1593-1647), sinds februari 1643 regerend burgemeester van de stad. De jonge Burgh was met een aanbeveling van Nicolaes van Reigersberch (no. 5737 (dl. XIII)) naar Parijs gegaan om ter plaatse kennis te nemen van de laatste ontwikkelingen in de architectuur. In 1648 bracht hij een bezoek aan Moskou. Van 1666 tot zijn overlijden in 1699 bekleedde hij in Den Haag de functie van thesaurier-generaal (Elias, De Vroedschap van Amsterdam I, p. 327-331 en p. 453-454).
    8 - Willem de Groot had het manuscript van de Annales et historiae de rebus Belgicis (BG no. 741) onder zijn beheer.
    9 - De ‘considerata’ van de koninklijke commissaris Auguste Galland op de besluiten van de nationale synode van Charenton (1623) en de geboden die koning Lodewijk XIII door zijn commissaris Saint-Marc had laten afkondigen op de nationale synode van Alençon (1637); zie no. 6120.
    10 - Materiaal over het holografisch testament werd verschaft voor het proces in de zaak van de nalatenschap van Oldenbarnevelts kleinzoon Jacob van Oldenbarnevelt († 1639). Eerder had Grotius zijn broer gewezen op teksten die te vinden waren in de Codicis Theodosiani libri XVI.
    11 - De heilige Hieronymus (347-419) schreef de Vita van de heilige Hilarion (291-371) omstreeks 390, ruim vóór de aanvang van de regeringen van de keizers Theodosius II en Valentinianus III.
    12 - S. Eusebii Hieronymi Vita S. Hilarionis eremitae, caput 44: ‘igitur octogesimo aetatis suae anno, cum absens esset Hesychius, quasi testamenti vice brevem manu propria scripsit epistolam, omnes divitias suas ei derelinquens ...’ (Patrologiae Latinae tomus XXIII, kol. 53-54).
    13 - Cornelis de Groot had wel zin om in dienst van de Oostindische Compagnie naar de Oost te gaan.
    14 - Grotius' jongste zoon Dirk vroeg zich al af wat de reden zou kunnen zijn van het stilzwijgen van zijn vader; vgl. no. 6144.
    15 - Waarschijnlijk collega's van zijn zoon in het Frans-Weimarse leger van maarschalk Guébriant. Zij zullen dan de 11de of 12de april naar Duitsland vertrokken zijn; vgl. nos. 6163-6165.
    16 - De nieuwe aantekeningen bij Lucanus (BG nos. 430 en 431) zagen pas eind mei het licht.
    17 - Uitgaven van de poemata en Anthologia Graeca (BG no. 534) kwamen tijdens Grotius' leven niet tot stand.
    18 - De Annotata ad Vetus Testamentum waren ter perse (BG no. 1137). Postuum verschenen de Annotationum in Novum Testamentum tomus secundus (BG no. 1138) en de Annotationum in Novum Testamentum pars tertia ac ultima (BG no. 1141).
    19 - Het manuscript van de Cyrilli Lucaris ... Confessio Christianae fidei. Cui adiuncta est gemina eiusdem Confessionis censura synodalis, una a Cyrillo Berrhoeensi, altera a Parthenio ... promulgata.
    20 - Deze berichten komen ook voor in Grotius' nieuwsbrieven van 28 maart.
    21 - J.J. a Rusdorf, Vindiciae causae Palatinae sive assertio et deductio iuris inviolabilis legitimae successionis, z. pl. 1640, openbaart op p. 113 tot tweemaal toe de werkelijke naam van ‘Stephanus Junius Brutus’. Zonder veel omwegen duidt hij de protestantse theoloog Philippe du Plessis-Mornay aan als de auteur van de Vindiciae contra tyrannos, 1579.