eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    6217. [1643 mei 16]. Aan N. van Reigersberch.1

    Mijnheer,

    Stricklant heeft ongelijck gehadt om [met] zoo een slechte memorie een persoon van zoo hooge qualiteit te offenseren ende voor des parlements werck te houden dat maer comt van de lage camer. Oock dunct mij niet dat in de remonstrantie van Stricklant aen de heeren Staten-Generael haere behoorlijcke titulen werden gegeven.2

    Den coninck van Denemarcken schijnt te hebben verscheide desseings, eerst om Hamburg te dwingen,3 daernae om den coning van Engellant te assisteren, laestelijck om de vrede met aenzien te maecken als middel hebbende om zich te toonen tegen de minst willige. Tusschen Vrancrijck ende 't Spaensche Nederlant meene ick niet dat iet zal vallen voor dit jaer.4

    In de zaecke van mijne jongste soon5 wille ick wel dat [men] mijne naem gebruict

    269

    bij de dienaers van de vorsten van Saxen-Wimar,6 maer niet langer en wachte dan totdat gevouchelijck antwoord can comen. Men dient niet meer tijds te verliesen, maer soo 't anders niet zijn en can, wegen van rechte in te gaen. Monsieur Grossec had mij uit de naem van de vorsten7 voldoening belooft, niet zonder reden, alzoo ick hen hier goede diensten had gedaen boven de diensten eertijds bij mij gedaen aen hertogh Bernhard, waervan ick tot bewijs veele brieven zoude connen toonen.

    Deze dagen had den cancellier van Vrancrijck aen 't parlement, 'twelck last hadde van den coninck om te advizeren wat middelen de besten zoude zijn tot onderhout van de legers, doen weten dat zij eenige gedeputeerden zouden zenden om t' zijnent met hem te delibereren. Die van 't parlement, die dezen tijd waernemen om haere autoriteit te herstellen, hebben doen weten dat zij in zulcke affairen niet gewent en zijn te delibereren ‘que sur les fleurs de lis’; dat hij daer zijn plaetse zoude vinden, zoo het hem geliefde.8

    Men wil spongiën9 maecken van des cardinaels vrunden.

    Adres: Mijnheer/mijnheer van Reigersberg, raedt in den Hoogen Raede in Hollant, in Den Hage. Port.

    In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 16 Mey 1642 [sic] uyt Paris. Parlament let om sijn autoriteyt te herstellen.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB, coll. RK, H 27d. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Mogelijk tezamen met no. 6218. De inhoud van deze ongedateerde brief maakt een datering op 16 mei 1643 waarschijnlijk; vgl. de dorsale notitie van Nicolaes van Reigersberch.
    2 - De Engelsman Walter Strickland verdacht Frederik Hendrik van slinksheid bij het afgeven van paspoorten aan ‘royalistische’ schepen. Aanleiding tot deze beschuldiging gaf het ongehinderd vertrek van twee schepen uit de haven van Duinkerken. Op last van het Lagerhuislid John Pym, dd. 7 april 1643, diende Strickland een op schrift gestelde klacht in bij de ‘seer Hooghe ende seer Machtige, mijn Heeren de Staten’. Dit schrijven werd op 25 april in de vergadering van de Staten-Generaal gelezen (Aitzema (fo) II, p. 880-881).
    3 - Een correspondent uit Hamburg meldde in de Gazette 1643, no. 54, dd. 2 mei 1643, dat koning Christiaan IV van Denemarken begonnen was met het bouwen van een fort in de Elbe.
    4 - Een week later moest Grotius deze conclusie herroepen; vgl. no. 6224.
    5 - Dirk de Groot wachtte al jaren tevergeefs op de uitbetaling van het geld dat zijn vroegere bevelhebber Bernhard, hertog van Saksen-Weimar († 18 juli 1639), hem op zijn sterfbed had toegedacht.
    6 - Hierbij zal Grotius gedacht hebben aan Joachim de Wicquefort en mogelijk ook aan Michael John; vgl. nos. 6222 en 6235. Zie ook Rogge, Brieven van en aan Maria van Reigersberch, p. 250.
    7 - In 1640 had Wilhelm, hertog van Saksen-Weimar, zijn kamerjonker Heinrich Philibert von Krosigk naar Parijs gezonden om bij koning Lodewijk XIII en Richelieu te pleiten voor de erkenning van de rechten van de familie op de krijgsveroveringen van hertog Bernhard; vgl. nos. 4495A en 4578 (dl. XI), en Bernard de Saxe-Weimar, p. 471.
    8 - Kanselier Pierre Séguier had de 10de mei leden van het Parlement van Parijs bij hem thuis ontboden ‘pour aviser et résoudre les moyens les plus faciles pour assister le roi dans ces occasions publiques’. Aan de woorden ‘aviser et résoudre’ namen de raadsheren aanstoot. Zij wezen de kanselier op het irreguliere karakter van een bijeenkomst in een privéwoning (Mémoires d'Omer Talon I, p. 238-239).
    9 - ‘Spongie’, in de betekenis van ‘spons’ of ‘zwam’.