eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    6532. 1643 november 14. Aan W. de Groot.1

    Mi frater,

    Deum precor ut optimum senem dominum Utenbogardum, si id et ipsi et publico expedit, ad tempus aliquod nobis servet;2 sin minus, huius mundi molestiis exemptum impleat solatiis destinetque beatae resurrectioni. Tibi vero et illud de chartis et de editionibus commendo.3

    Miror ad te venisse literas ad Rosenhanium, ut puto, quas ego scripseram.4 Soleo enim sub inscriptione ad illum literas mittere ad baronem Oxensternium. Sed qui eas Coloniae accipiunt,5 debebant eas inde recte Osnabrugam mittere, non quaerere ambitus. Satis enim literis cautum est per pacta publica. Ita et sumtum inutilem evitabimus, et prius quam nunc perferentur literae, quarum pretium est in celeritate.

    688

    Matenesi negotium ostendit alio spectare Nobilitatem, alio civitates.6 Et videtur non breve fore id certamen. Rogo Hogerbetios incites et iuves.7 Ad pacem in Germania missi sunt baro Oxensternius et dominus Salvius. Tertius qui eo destinatus fuit est senator Bielkius.8 Ego, ubicunque iubeor, et Suediae et communi bono inserviam. Et forte hic non minus ero utilis, ut Galliae rectores ad pacem impellam hoc argumento quod eam desideret Suedia. Quod multo erit hic validius quam omnia quae ex sacris literis aut philosophia possem petere.

    Dominum Gronovium rogo salutes. Facio eius labores maximi. Deus te, tuam, tuos servet,

    tibi obligatissimus frater,
    H. Grotius.

    Lutetiae, 14 Novembris 1643.

     

    Filius noster maximus natu Venetiis est, ut cum senatu agat sibique perpetuum aliquod stipendium paret.9 Minor satis habet unde honeste vivat; est apud Guebrianum.10

    Velim dominum Utenbogardum, ubi permiserit valetudo, nisi id iam fecerit, scriptum aliquod facere de necessitate restituendae in ecclesia unitatis et quibus modis id fieri possit.11 Multi pro remedio monstrant, si necessaria a non necessariis separentur, in non necessariis sive creditu sive factu relinquatur libertas. At non minor est controversia quae sint necessaria quam quae sint vera. Indicia, aiunt, sunt in Scripturis, at certe etiam circa illa loca variat interpretatio. Quare nondum video an quid sit melius quam ea quae ad fidem et bona opera nos ducunt retinere, ut sunt in ecclesia catholica; puto enim in iis esse quae sunt necessaria ad salutem. In caeteris ea quae conciliorum auctoritate aut veterum consensu recepta sunt, interpretari eo modo quo interpretati sunt illi qui commodissime sunt locuti; quales semper aliqui in quaque materia facile reperientur. Si quis id a se impetrare non possit, ut taceat, nec propter res de quibus certus non est sed opinationem tantum quandam habet, turbet unitatem ecclesiae necessariam, quae nisi retinetur ubi est et restituitur ubi non est, omnia ibunt in peius. Velim etiam dominus Utenbogardus si quid historicum scripsit, consignet in fidam manum. Deus ei et nobis omnibus faveat.

    Edidit Dionysius Petavius tres tomos de theologicis et scholasticis.12 Plura promittit de omnibus quaestionibus magis minusque necessariis. Sententias premit veterum Latinorum et Graecorum. Omittit scholasticos. Distinguit autem dogmata definita a liberis.

    689

    Utraque bene explicat. Libri sunt perutiles. Vapulat in eis Salmasius, detracta Wallonis Messalini persona.13 Risi cum vidi a Petavio Conradum Vorstium appellari calvinianum.14

    Notes



    1 - Gedrukt Epist., p. 960 App. no. 678. Antw. op no. 6511, beantw. d. no. 6551.
    2 - In de gezondheidstoestand van de bejaarde remonstrantse theoloog Johannes Wtenbogaert trad weldra een verbetering in.
    3 - De zoektocht naar de verblijfplaats van de Rotterdamse papieren. Geheel ten overvloede bracht Grotius ook de publicatie van zijn Anthologia Graeca (BG no. 534) en poemata onder de aandacht van zijn broer.
    4 - In zijn brief van 2 november maakte Willem de Groot gewag van de ontvangst van twee brieven die aan Rosenhane waren geadresseerd. Thans blijkt dat Grotius' brieven met bestemming Munster/Osnabrück en Minden (de tijdelijke verblijfplaats van de Zweedse gevolmachtigden Johan Oxenstierna en Johan Adler Salvius) in één pakket naar Schering Rosenhane, toekomstig Zweeds resident te Munster, werden verstuurd.
    5 - Hendrik van Bilderbeeck, Zweeds agent te Keulen; vgl. no. 6528. De poststukken die Willem de Groot in handen kreeg, waren door een vergissing bij de Parijse postdienst niet via het Keulse kantoor doorgezonden.
    6 - Johan van Mathenes, het weerbarstige lid van de Hollandse ridderschap, had met zijn weigering om de eed op de nieuwe instructie voor de Hollandse gedeputeerden ter generaliteit af te leggen de discussie heropend over de vertegenwoordiging van de ridderschap (één stem) en de steden (18 stemmen) in de Staten van Holland.
    7 - Adriaen Hogerbeets zou in de zaak van het postume eerherstel van zijn vader gebaat zijn bij een helpende hand van Willem de Groot.
    8 - Wie zou de derde Zweedse gevolmachtigde ter vredesconferentie worden? In haar boodschap van 20/30 oktober 1641 (no. 5445 en bijlage 38 (dl. XII)) had koningin Christina die taak opgedragen aan de Zweedse rijksraad Ture Nilsson Bielke. De benoeming werd echter niet ten uitvoer gebracht.
    9 - Binnenkort zou Grotius meer kunnen vertellen over het verblijf van zijn oudste zoon Cornelis in Venetië; vgl. no. 6515.
    10 - Dirk de Groot nam als ‘aide de camp’ van maarschalk Guébriant deel aan de strijd van het Frans-Weimarse leger in Duitsland.
    11 - Met deze wens besloot Grotius zijn reeks beschouwingen over het door zijn broer in zijn brief van 14 september (no. 6426) opgeworpen vraagstuk van de ‘ware kercke Christi’. Wellicht hebben deze woorden de remonstrant Johannes Wtenbogaert aangespoord tot een herwaardering van zijn nog niet gepubliceerde De Kerckelicke historie, vervatende verscheyden gedenckwaerdige saecken, in de Christenheyt voorgevallen, van het jaer vierhondert af, tot in het jaer sesthienhondert ende negenthien (BG no. 892).
    12 - De door Grotius bewonderde theoloog Denis Petau S.J. bracht in de winter van 1643-44 drie delen van zijn Theologica Dogmata uit. In 1650 sloot hij de serie af met een Tomus IV, in quo de Incarnatione Verbi agitur (Sommervogel, Bibliothèque de la Compagnie de Jésus VI, kol. 608).
    13 - Claude Saumaise, auteur van de Walonis Messalini de episcopis et presbyteris contra D. Petavium Loiolitam dissertatio prima, Leiden 1641; vgl. nos. 5739 en 5745 (dl. XIII). Van hem kwam later de beschuldiging dat Grotius zijn katholieke vriend had aangezet om in Tomus III, in quo de Angelis, ac Mundi opificio et Ecclesiastica disciplina disseritur van zijn Theologica Dogmata (p. 652 e.v.) kritiek op zijn persoon uit te oefenen (Leroy-Bots, Corresp. Saumaise-Rivet, p. 345-346, en Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau II, p. 130 en p. 134-136).
    14 - Theologica Dogmata I, 2, 2, § 1 en I, 3, 7, § 4. Conradus Vorstius (1569-1622), hoogleraar in de theologie aan het gymnasium te Steinfurt, 1596-1610, was in juli 1610, op aanbeveling van Johannes Wtenbogaert, beroepen om de vacature te vervullen die in de Leidse theologische faculteit was ontstaan na het overlijden van Arminius. Spoedig rees in orthodox calvinistische kring het vermoeden dat de theoloog in zijn magnum opus Tractatus theologicus de Deo ... (editio princeps Steinfurt 1606) sociniaanse gedachten had verkondigd. Deze kwestie werd nog aangewakkerd door koning Jacobus I die in een brief aan de Staten-Generaal aandrong op ontslag en verbanning van de hoogleraar. Op last van de Staten van Holland trok Conradus Vorstius zich in Gouda terug om zijn verdediging voor te bereiden. Zeven jaar later moest hij vernemen dat de synode van Dordrecht hem definitief van het ambt vervallen had verklaard. Zijn laatste levensjaren bracht hij in Utrecht en Tönningen door (Biogr. Lexicon voor de Geschiedenis van het Ned. Protestantisme I, p. 407-410).