eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    13

    6630. 1644 januari 4. Van H. Appelboom.1

    Illustrissime et excellentissime domine legate, domine et patrone observandissime,

    Haud ita composita erant omnia inter Suediae et Daniae regna ut sperabamus.2 Praeter omnium enim opinionem campimarescalli Torstensonii Excellentia ex Lusatia novem diebus in Holsatiam cum equitatu recta tendit, regia castella invadit et incredibili celeritate Christianprisium, Ekelfurdam, Novostadium, Rhensburgum, Predenburgum, Itsehoam, Kielam - ubi 500 millia imperialium a nobilitate Holsatica congesta accepit - et Flensburgum in potestatem suam redegit.3 Inde etiam in Fiunniam4 transmisit militem, ita ut exercitus noster totam peragret Holsatiam, Juthiam, Fiuniam. Gluckstadium aquarum repagulis solutis se adhuc exemit periculo.5

    Köningsmarchius postquam a dioecesi Heildeshemensi tributa collegit,6 Bremensem episcopatum est invasurus. Ferunt etiam illustrissimum dominum Gustavum Hornium alio cum exercitu in Hallandia grassari7 et 30 navium classem Danica littora petere. Lubecensem et Hamburgensem urbem humanissime habuit excellentissimus dominus Torstensonius, ut laeti admodum exceperint adventum eius. Iam Krempam oppugnat ipse campimarescallus; generalis maior Mortagne8 in Ditmarsia hiberna sua collo-

    14

    cat. Pinneburgensem comitatum occupat landgravius Fredericus.9 Reliqua territoria singulis ducibus assignata sunt, qui ubique magnam aeris et annonae copiam inveniunt.

    Rex Daniae in Bremensi districtu colligit copias et cuilibet equiti 80 imperiales offert.10 Holsatiae princeps11 copias suas nostratibus tradidisse scribitur. Rex ipse, postquam comitia Hadersleviensia finita erant, Kopenhafniam ivit,12 ut cum Poloniae regis legato negotia secretissima tractaret.13

    Causam magnae et insperatae mutationis adhuc ignoramus, publica autem fama nuntiat interceptas a nostratibus literas esse quibus patefactum est Daniae et Poloniae regem cum magno Muscoviae principe14 in perniciem nostram conspirasse. Sed haec et alia tempus edocebit.

    Deus interea adsit coeptis et hostilia omnia circumquaque tonantia in securam pacem convertat, quam etiam cum bonis omnibus diuturnam Excellentiae vestrae comprecor et post huius aevi perennem felicitatem aeternam demum requiem, ita ut non hic tantum annus ex voto decurrat, sed etiam perpetuo magno orbis, suorum suique bono valeat, vigeat floreatque Excellentia vestra, cuius gratiae me devote commendo, qui semper, dum spiritus hos regit artus, maneo, illustrissime et excellentissime domine,

    illustrissimae Excellentiae vestrae ...

    Amstelodami, 4 Ianuarii 1644.

     

    Nullas ex Suedia literas iam habuimus nec transmittere possumus, antequam certo cognoverimus, quo pacto tuto ultro citroque commutari queant.

    Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 13 Ian.

    Notes



    1 - Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 15 (1644, 1). Eigenh. oorspr. Handtekening afgescheurd. Antw. op no. 6605 (dl. XIV), beantw. d. no. 6653.
    2 - De laatste maanden had kanselier Axel Oxenstierna de indruk gewekt dat zijn regering de voorkeur gaf aan een vreedzame regeling van het reeds lang sluimerende conflict met koning Christiaan IV van Denemarken over het Zweedse scheepvaartverkeer door de Sont. Ondertussen had hij zijn secretaris Jakob Törnsköld echter al naar het hoofdkwartier van het Zweedse leger in Duitsland gezonden om opperbevelhebber Lennart Torstensson mededeling te doen van de Zweedse krijgsplannen tegen Denemarken. In november 1643 kwam in de omgeving van Koz̊uchów (Silezië) het contact tot stand; vgl. nos. 6369 en 6509 (dl. XIV). Een week later zette het Zweedse leger zich in beweging. In snel tempo doorkruiste het de Ober- en Niederlausitz en kwam op 11/21 december al bij Ratzeburg aan de Holsteinse grens te staan (Fridericia, Danmarks ydre politiske historie II, p. 366-367).
    3 - Het offensief werd de volgende dag ingezet (12/22 december 1643). Bijna zonder strijd veroverden de Zweden de plaatsen Christianspries (tegenw. Friedrichsort), Eckernförde, Neustadt, Rendsburg, Breitenburg, Itzehoe, Kiel en Flensburg.
    4 - De Zweedse opperbevelhebber Lennart Torstensson (1603-1651) overwoog een landing op het eiland Funen (Oxenst. Skrifter 2. afd., VIII, p. 418-421).
    5 - Krempe en Glückstadt waren de laatste steunpunten van koning Christiaan IV van Denemarken in het hertogdom Holstein (Geschichte Schleswig-Holsteins V, 2, p. 156-158, en Acta pacis Westphalicae; Die kaiserlichen Korrespondenzen I, p. 223).
    6 - Generaal-majoor Hans Christoph (ca. 1600-1663), graaf van Königsmarck, voerde het bevel over het Zweedse expeditieleger in Duitsland (SBL XXI, p. 778-781). Het afgelopen najaar had hij in Pommeren de achtervolging ingezet op een leger van de keizerlijke generaal-majoor Joachim Ernst von Krackow (Krockow). Toen het laatste keizerlijke steunpunt Białogard (Belgard) weer in Zweedse handen was gevallen, keerde hij terug naar zijn oude kwartieren in de bisdommen Halberstadt en Hildesheim (Gazette 1644, no. 7, dd. 16 januari 1644).
    7 - Veldmaarschalk Gustav Karlsson Horn (1592-1657) was op het slagveld van Nördlingen in Beierse krijgsgevangenschap geraakt (1634). In 1642 kwam hij na een uitwisseling met de Beierse generaal Johan van Werth vrij. Teruggekeerd in Stockholm (9/19 augustus 1642) diende hij zijn regering als militair adviseur. In de eerste dagen van dit jaar aanvaardde hij in Jönköping het commando over het leger dat de Deense gewesten Halland, Skåne (Schonen) en Blekinge moest binnenvallen (SBL XIX, p. 361-364).
    8 - Generaal-majoor Caspar Cornelis de Mortaigne († 18 juli 1647) was adjudant van landgraaf Philips van Hessen-Kassel (1604-1626) geweest. Later maakte hij carrière in Zweedse dienst (ADB XXII, p. 339-340; SBL XI, p. 86).
    9 - Het regiment van landgraaf Friedrich van Hessen-Eschwege (1617-1655), halfbroer van Wilhelm V, de in 1637 overleden echtgenoot van landgravin Amalia Elisabeth van Hessen-Kassel, bezette het door koning Christiaan IV opgeëiste graafschap Pinneberg.
    10 - 's Konings tweede zoon Frederik (1609-1670), de latere koning Frederik III van Denemarken, was administrator van het aartsbisdom Bremen (DBL IV, p. 530-536, en G. Lorenz, Das Erzstift Bremen und der Administrator Friedrich während des Westfälischen Friedenskongresses, Munster 1969).
    11 - Friedrich III (1597-1659), hertog van Sleeswijk-Holstein-Gottorp, stond op het punt om met de Zweedse opperbevelhebber Lennart Torstensson een neutraliteitsverdrag te sluiten (DBL IV, p. 561-563; NDB V, p. 583-584).
    12 - De bijeenkomst van de landdag te Haderslev vond in november 1643 plaats. Begin december keerde koning Christiaan IV (1577-1648) naar Kopenhagen terug (Kancelliets Brevbøger 1642-1643, p. 607-625).
    13 - Koning Wladislas IV (1595-1648) van Polen deelde de bezwaren van koning Christiaan IV van Denemarken tegen de Zweedse aanwezigheid aan deze zijde van de Oostzee; vgl. Acta pacis Westphalicae; Die kaiserlichen Korrespondenzen I, p. 141 en p. 297, en Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 76-78. Eind september zond hij zijn kamerheer Henryk Denhoff (Dönhoff) (1585-1659) naar Denemarken (PSB V, p. 110, en Kong Christian den Fjerdes egenhændige breve V, p. 419-420).
    14 - Zie Grotius' nieuwsbrieven aan Axel en Johan Oxenstierna dd. 5 december 1643 (nos. 6576 en 6577 (dl. XIV)). De Deense toenadering tot Moskou was gebaseerd op de hoop dat Valdemar Christian (1622-1656), graaf van Sleeswijk-Holstein, natuurlijke zoon van koning Christiaan IV (DBL XV, p. 245-247), een huwelijk zou sluiten met Irina, dochter van tsaar Michael Fedorovitsj (Fridericia, Danmarks ydre politiske historie II, p. 316-320, en A.S. Radziwiłł, Memoriale III, p. 151-154).