eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    124

    6703. 1644 februari 13. Aan J.A. Salvius.1

    Illustrissime domine,

    Percepi et pridem et ex eis quae nuper ad me e Batavis scripta sunt,2 inter reges Galliae, Hispaniae et Angliae convenisse ut aliter inter se, aliter cum caeteris regibus agerent.3 Itaque aliorum regum legatis legati ipsorum Excellentiae titulum modo darent, modo non darent suo arbitratu. Quare cum per illustrissimum dominum baronem Oxenstiernam acceperim inter chartas alias exemplum literarum domini Davausii ad Excellentiam vestram,4 miratus sum dari quidem in mediis literis Excellentiae nomen, at non in initio atque fine, ubi id fieri maxime oportebat. Id utrum casu factum sit, an vero consulto ob eam quam dixi causam, pro sua prudentia Excellentia vestra iudicabit et de caetero legatorum Gallicorum in hoc rerum genere dicta factaque considerabit.5

    Quae hic geruntur, non magna sunt in pecuniae summa inopia. Eorum quae ad illustrissimum baronem Oxenstiernam scribo,6 non dubito quin particeps fiat Excellentia vestra. Scribo autem diebus septimis.

    Deus, excellentissime domine, Excellentiam vestram servet,

    Excellentiae vestrae servire paratissimus,
    H. Grotius.

    XIII Februarii 1644.

    Adres: A monsieur/monsieur Salvius, conseiller d'estat, chancellier de la cour, ambassadeur et plenipotentiaire de la reine et couronne de Suede, etc., à Osnabrug.

    Bovenaan de brief staat in een onbekende hand: Hugonis Grotii, anno 1644, die XIII Februarii.

    Adres (volgens de uitgave der Epist.): Joanni Salvio.

    Notes



    1 - Hs. Linköping, Stifts- och Landsbibl., Br. 2 no. 36. Eigenh. oorspr. Gedrukt Epist., p. 722 no. 1645.
    2 - Bijna wekelijks werd Grotius door zijn correspondenten in de Republiek op de hoogte gehouden van het verloop van de Haagse conferentie over een nieuwe Frans-Staatse ‘alliantie offensive ende defensive’. Zo had hij ook vernomen dat de Staten-Generaal op 21 december 1643 een memorandum in de zaak van de ‘eer en tytulen’ hadden overhandigd aan de Franse gevolmachtigden Claude de Mesmes, graaf van Avaux, en Abel Servien. In hun antwoord verklaarden de heren niet bevoegd te zijn in deze aangelegenheid een beslissing te nemen; zie no. 6632.
    3 - Vgl. no. 6636. De koningen van Frankrijk, Spanje en Engeland weigerden de gelijkheid van alle koningen te erkennen. Deze opvatting werd betwist door de koningen van Zweden, Denemarken en Polen (J. Heringa, De eer en hoogheid van de Staat, p. 7-16).
    4 - In zijn brief van 14/24 januari 1644 had de Zweedse gevolmachtigde Johan Oxenstierna een aantal afschriften van diplomatieke brieven bijgesloten, o.a. een schrijven van Claude de Mesmes, graaf van Avaux, en Abel Servien dd. 10 december 1643, en misschien ook de persoonlijke brief van de graaf van Avaux aan Johan Adler Salvius dd. 18 december 1643; vgl. no. 6669, en Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 177.
    5 - Ook de Zweedse gevolmachtigden waakten nauwlettend over het gebruik van de juiste titulatuur en de inachtneming van de rangorde (Meiern, Westphälische Friedens-Handlungen I, p. 185 en p. 197-198). Toen de Franse delegatie ter vredesconferentie eindelijk in Munster verscheen (maart/april 1644), weigerden zij haar om protocollaire redenen als eersten tegemoet te treden (Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 258-259).
    6 - Zie Grotius' nieuwsbrieven aan Axel en Johan Oxenstierna dd. 13 februari 1644 (nos. 6707 en 6708).