eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    238

    6769. 1644 maart 19. Aan N. van Reigersberch.1

    Mijnheer,

    Zoo de propositie van monsieur d'Avaux aengaende de roomsch-catholische te becomen is, ick zal die garen zien.2 Zal oock garen weten off buiten het voorgaende tractaet iet nieuws is bedongen ten eenre ofte ten andere zijde. De heer Heufd3 meene ick niet dat hier in 't stuck van de ceremoniën veel zal obtineren. Dat monsieur d'Avaux last gehadt heeft voor de roomsch-catholycken te spreecken houdt ick zeecker ende dat de coninginne volgens haere devotiën de gezegde roomsch-catholycken eenige verlichtinge wel gunt,4 maer dat den cardinael niet veel en vraeght hoe het daermede gaet. Monsieur d'Avaux heeft in alle zijne ambassade getracht wel te staen met Rome.5

    Ick heb gezien den brief van de Staten-Generael aen de coninginne van Swede.6 Mij dunct dat het Latijn ende de zin, beide zeer crepel is. 't Schijnt dat die querelle tusschen Swede ende Denemarcken wel langer zoude mogen duiren dan eerst was gemeent. Ick verwacht van mijnheer Spierinck copie van het tractaet voordezen gemaect tusschen Swede ende de Vereenigde Nederlanden om daerop te letten nae behooren.7

    19 Martii 1644.

    Adres: Mijnheer/mijnheer van Reigersberg, raedt in den Hoogen Raide in Hollant, in Den Hage. Port.

    In dorso staat in een onbekende hand: Den 19 Maert 1644.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB, coll. RK, H 36e. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Tezamen met no. 6770.
    2 - De Haagse conferentie over een nieuwe Frans-Staatse ‘alliantie offensive ende defensive’ had drie maanden geduurd. Op 1 maart plaatsten de Staatse onderhandelaars en de Franse gevolmachtigden Claude de Mesmes, graaf van Avaux, Abel Servien en ambassadeur Gaspard Coignet, sieur de La Thuillery, hun handtekening onder het verdrag. Op 3 maart boden de Staten-Generaal de gevolmachtigden een afscheidsaudiëntie aan. In zijn adres besteedde de graaf van Avaux onverwachts aandacht aan het lot van de katholieken in de Republiek. Zie voor de verzending van de tekst van de ‘Harangue du comte d'Avaux, ambassadeur extraordinaire du Roy tres-chrestien Louys XIV, faite en l'Assemblée des ... Estats Generaux des Provinces Unies, en la Haye le 3 du mois de Mars’, no. 6765.
    3 - De Parijse bankier Johan Hoeufft. Omdat de Staatse ambassadeur Willem van Liere, heer van Oosterwijk, in oktober 1643 op verlof was gegaan, moesten de Staten-Generaal uitkijken naar een andere verdediger van de ‘eer en tytulen’ van de Republiek aan het Franse hof. De kwestie bleef voortslepen, ook toen de ordinaris ambassadeur weer naar zijn post was teruggekeerd (november 1644) (J. Heringa, De eer en hoogheid van de Staat, p. 323-324; Schutte, Repertorium I, p. 13).
    4 - De regering in Parijs ontkende iedere betrokkenheid. In een schrijven van 19 maart 1644 merkte de Franse staatssecretaris Henri-Auguste de Loménie, graaf van Brienne, echter op: ‘Sa Majesté a trouvé rude que Messieurs les Estatz ayent si peu considéré ses offices qui tendoient au soulagement des Catholiques ... mais l'estat des choses et les règles de la prudence prescrivent qu'on dissimule’; zie no. 6690, en Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen I, p. 8-9.
    5 - Claude de Mesmes (1595-1650), graaf van Avaux, was zijn diplomatieke carrière in Italië begonnen, 1627-1632. Hij maakte zo'n goede indruk op paus Urbanus VIII dat deze bij de Franse regering een verzoek indiende om de jonge diplomaat nog wat langer in Rome te laten; vgl. no. 6298 (dl. XIV), en DBF IV, kol. 832-837.
    6 - Zijn collega's in de Republiek hadden Grotius een afschrift gegeven van de Latijnse brief waarin de Staten-Generaal koningin Christina van Zweden hun bemiddeling aanboden, dd. 5/8 februari 1644 (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 45-46, en Meiern, Westphälische Friedens-Handlungen I, p. 182-183).
    7 - De Zweedse resident Petter Spiring Silvercrona zou Grotius binnenkort inzage verlenen in het verdrag dat op 1/11 september 1640 tussen ‘de Koningin en 't Koningrijck van Sweden aen d'een, en de Heeren Staten Generael en de Vereenigde Nederlanden aen d'andere sijde’ was gesloten ‘tot versekeringh van de veyligheyt en vrijheyt van de scheepvaert en koophandel in d'Oost en Noord-Zee’; zie nos. 6757 en 6777.