eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    477

    6904. 1644 juni 11. Aan N. van Reigersberch.1

    Mijnheer,

    Men heeft hier goede opinie van het belegh van Grevelingue, alzoo de circumvallatie binnen weinigh dagen zal zijn voltrocken.2 't Geruchte geeft aen den hertogh van Orleans dertichduizent man, dien zijne Hoocheit wel van noode zoude hebben om zoo grooten spatie rondom de stadt ende 't groote fort wel te bezetten. Maer andere adviseren van twintichduizent ende zeggen dat Piccolomini bij Berchen ontrent Duinkercken heeft bij de twaelffduizent man te voet ende noch zooveel te paerd.3 't Schijnt don Melos gaet nae Spaegnie4 ende men zegt dat Piccolomini van hem verzocht dat hij zoude willen teeckenen een staet waerdoor zoude blijcken wat crijgsvolck ende middelen Piccolomini in Nederlant comende heeft gevonden. In 't Fransche leger is het oock niet al eenigh, alsoo d'heeren Ranzou ende Gassion dispute hebben gehadt met de heer de La Millerai.5 Oock zijn eenige honderden treckende nae 't leger gestorven van dorst ende eenige hondert Switsers verdroncken door het schielijck openen van sluisen.

    Den marescal de Turaine passerende den Rijn bij Brisac6 heeft door Tubadel binnen Friburg gelegt duizent man te voet, driehondert te paerd, de andere Waldsteden mede wel verzien7 ende een goed magazijn van vivres gemaect zoo te Brisac als te Rinfeld. Eenig geschut was daer gebracht ende monsieur d'Aumont met zijne trouppes naebij.8 Men meent dat Tubadel zal gaen met de ruiterie nae de nedercant van den Rijn om te naerder te zijn bij den hertogh van Anguien, die ontrent twaelffduizent man heeft bij Verdun om op Becx actiën te passen,9 aen denwelcke hertogh Carel eenige van de zijnen

    478

    heeft gezonden ende eenige aen den vorst van Beieren, hebbende oock het garnisoen van Worms versterckt.

    Tot redres van de zaecken in Catelagne werden vier nieuwe regimenten gelicht in Languedoc ende de ban ende arrière-ban op ontboden.10 Den prince Thomas vordert noch niet.11 Zijne huisvrouw de princesse van Carignan is uit Spaegnie in Vrancrijck wel van passe om haere moeder de gravinne van Soissons, die zeer zieck is, te assisteren.12

    Te Francfort werden de brieven van de Fransche ambassadeurs ende van de landgravinne van Hessen gedempt,13 den vorst van Beyeren ten hoochste arbeidende dat de vergadering van Vrancrijck [sic] niet en gae nae Munster, maer de zaecke van de vrede gehandelt werde door de gedeputeerden van den keizer ende churfursten, uit vreze die hij heeft dat het Paltzische huis groot faveur zoude vinden bij de stenden. Den cardinael Rosetti was aldaer te Francfort gepasseert14 ende hadde van die stadt de eer ontfangen die men gewent is te doen aen churfursten. Hij is bezocht bij de gedeputeerden van den churfurst van Kolen ende den bisschop van Wurtzburg,15 de keizerschen hebbende de onwetende gemaect van zijne comste. De Beiersche crijgsluiden loopen tot aen de Fransche garnisoenen in den Elsas.16 't Volck van Haezsveld eet Frankenlandt op. Hijzelve is melancholyck, omdat zijn volck gestelt werdt onder 't gebiet van Gallas,17 hebbende hij-

    479

    zelve zijne persoon daervan geëxcuseert. Die van 't huis Brunswigh luisteren nae zijn voorslagen niet,18 maer houden haer stille. Men verwacht Gallas in Saxen ende men meent aldaer dat het tractaet tuschen den keizer met de zijnen ende tuschen Denemarq ten naeste bij [is] besloten, waeraen hier werdt getwijffelt. Men zegt oock te Francfort dat Rakoczy, verre zijnde van de Sweden, verlaeten van de Turcken ende Hongerschen, tegen de twaelffduizent keizersche ruiters niet lang en zal bestaen.19 Voort[s] dat Sweinitz was overgegaen aen colonel Capauno20 ende Kemnitz bij Coloredo sterck belegert.21

    De coninginne-regente is te Ruelle.22 Madame d'Esguillon heeft de wagen gement daer de coninginne, den coning ende den hertogh van Anjou in zaeten. De coninginne heeft de zaecke van dezelve dame aen het parlement doen recommanderen en goedgevonden het proces te doen beschrijven.23

    Een Deensch schip met plancken ende andere Deensche waeren geladen, met ordre als bleeck om daervoor te coopen geschut, cogels ende buspoeier zoo zij zeiden in Hollant,24 zoo het de Fransche duiden tot Duinkerken, is in zee bij de Fransche schepen becomen ende gebracht te Calis. Uit Engelant hooren wij dat den coninck aldaer Oxfort doet fortificeren, vresende voor een belegh25 ende in zulcken gevalle willende zich retireren nae het westquartier; dat de coninginne26 met den prins van Walles27 is te Excester, de stadt Jorck in nood,28 milord Huntlai, hoofd van des conincx goedgunstige, in Schot-

    480

    lant in een casteel belegert.29

    De heer de Noyers heeft bevel uit dese stadt te vertrecken; is niet wel met den cardinael,30 tegen denwelcke onlancx eenige billetten zijn gevonden in de Val de Grace als de coninginne daer was.31

    De laetste advysen van 't leger voor Grevelinge zijn dat achthondert man was vannieus ingecomen in de stadt, zoodat het garnisoen nu was tot vierduizent. Dat de Spaenschen het zoete water t'onbruick maecten aen de Fransoisen door het mengen van het zoute. Dat de vivres in 't leger goede coop waeren, veele schepen uit Holland32 met cogels, buspoeder ende allerlei gereedschap aengecomen. Dat men hoopt te nemen het fort d'Oie,33 daernae het fort aen de sluise, het canael met schepen vol steen, die men wil laeten zincken, te stoppen, de vijf redoubten op het canael te nemen ende daernae het groote fort, genaemt Philippe, liggende op het canael aen de zijde van Vrancrijck, ende dan de stadt met veertich stucken te beschieten. De Fransoisen hadden ingenomen de kerck van Mardyck,34 gedefendeert door veertich soldaten. Men arbeit om te droogen het quartier van monsieur de La Millerai.35 De stilstant van wapenen duirt tuschen het hertogdom ende 't graefschap van Bourgogne.36

    Elfde Junii 1644.

     

    Wij hooren dat de paix in Italië gemaect wel werdt voltrocken,37 de nieuwe fortificatiën wechgenomen, de guarnisoenen ende het canon van de frontieren thuisgebracht. Dat den marescal La Motte-Odincourt is te Belvis twee mijlen van Lerida,38 zonder

    481

    hoope van Lerida te connen salveren. Dat de Schotten die Jorck belegeren zijn bij de twintichduizent, maer zeer clagen over de parlamentarissen, omdat zij niet en becomen volgens de gedaene belofte een secours van vijfduizent paerden, gelt om 't volck te onderhouden ende een plaets van verzeeckering.39

    Adres: Mijnheer/mijnheer van Reigersberg, raed in den Hoogen Raide in Hollant, in Den Hage. Port.

    In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den XI July 1644 uyt Paris.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB, coll. Diederichs, 30 B no. 23. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Copie, afkomstig uit de briefwisseling van Grotius met P. Spiring Silvercrona, aanwezig te Stockholm, RA, E 1015 (bijlage bij een brief van P. Spiring Silvercrona aan J. Oxenstierna dd. 14/24 juni 1644).
    2 - Het leger van de ‘generalissimus’ Gaston van Orléans had de belegering van Gravelines (Grevelingen) ingezet. In de vroege morgen van de 9de juni rukten zijn manschappen naar het Fort Saint-Philippe op; zie Briefw. C. Huygens III, p. 489-490.
    3 - De troepen van de Zuidnederlandse gouverneur don Francisco de Melo en diens ‘gouverneur des armes’ Ottavio Piccolomini verzamelden zich bij Bergues (Sint-Winoksbergen) ten zuidoosten van Duinkerken (Doc. Boh. VII, p. 106 no. 289).
    4 - De uitgebluste gouverneur don Francisco de Melo wachtte op de overkomst van zijn opvolger Juan José van Oostenrijk naar de Zuidelijke Nederlanden (Correspondance de la Cour d'Espagne; Les affaires des Pays-Bas III, p. 488 no. 1501, en Doc. Boh. VII, p. 103 no. 278).
    5 - De Franse legerleider Jean, graaf van Gassion, stond ‘Monsieur’ ter zijde bij de belegering van Gravelines. Hij wekte met zijn aanwezigheid in het Picardische legerkamp de naijver op van de onderbevelhebbers maarschalk Charles de La Porte, markies van La Meilleraye, en luitenant-generaal Josias Rantzau (Lettres Mazarin I, p. 747, en Chéruel, Histoire de France pendant la minorité de Louis XIV I, p. 283-285).
    6 - Op 3 juni trok het Frans-Weimarse leger van Henri de La Tour d'Auvergne, burggraaf van Turenne, bij Breisach de Rijn over (Mémoires du maréchal de Turenne I, p. 8).
    7 - De ‘Weimarse’ cavaleristen Georg Christoph von Taupadell (Taubadel) en Rheinhold von Rosen voerden verkenningen uit in de omgeving van Freiburg im Breisgau en de Waldstätte (Rheinfelden, Bad Säckingen, Laufenburg en Waldshut); vgl. Lettres Mazarin I, p. 775-778.
    8 - Charles, markies van Aumont, bracht een Frans legercorps over naar het hoofdkwartier van de Frans-Weimarse opperbevelhebber Henri de La Tour d'Auvergne, burggraaf van Turenne (Lettres Mazarin I, p. 659-661, en p. 696-701).
    9 - Louis II de Bourbon, hertog van Enghien, was op 28 mei in Verdun verschenen (Gazette 1644, no. 62, dd. 4 juni 1644). Op 7 juni gaf de regering in Parijs hem de order om naar Givet te gaan en aldaar de strijd aan te binden met de Luxemburgse gouverneur Johan van Beck, zodat diens leger zich niet kon verenigen met de manschappen die hertog Karel IV van Lotharingen naar het front wilde sturen (Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 294-295).
    10 - Op 15 mei was de Franse onderkoning Philippe, graaf van La Mothe-Houdancourt, bij de rivier de Segre (ten oosten van Lérida) op de Spaanse troepenmacht gestoten. Volgens de eerste berichten had hij in de daarop volgende slag zijn gehele infanterie verloren. Hierop besloot de regering in Parijs orders te laten uitgaan naar de Franse legerleider Nicolas de Neufville, markies van Villeroy, het stadsbestuur van Barcelona en de militaire commandanten in de Provence en de Languedoc om troepen beschikbaar te stellen voor de strijd om het behoud van Lérida (Lettres Mazarin I, p. 720-722).
    11 - Deze maand bracht prins Tommaso Francesco van Savoye het Frans-Savoyaardse leger bijeen in het stroomgebied van de Tanaro (Claretta, Storia della Reggenza II, p. 106).
    12 - De Gazette 1644, no. 54, dd. 21 mei 1644, had het bericht opgevangen dat koning Philips IV van Spanje de gijzeling van Marie de Bourbon, prinses van Carignano, echtgenote van prins Tommaso Francesco van Savoye, had opgeheven. Voor Anne de Montafié († 17 juni 1644), gravin van Soissons, kwam de vrijlating van haar dochter echter te laat (Journal d'Olivier Lefèvre d'Ormesson I, p. 191).
    13 - De Franse gevolmachtigden Claude de Mesmes, graaf van Avaux, en Abel Servien hadden op 6 april 1644 aan de Duitse vorsten en standen een oproep gedaan om vertegenwoordigers naar Munster en Osnabrück te zenden. Op advies van landgravin Amalia Elisabeth van Hessen-Kassel hadden zij de Frankforter ‘Deputationstag’ ook met een exemplaar van hun uitnodiging bedacht. Tot eind augustus 1644 bleef het Franse initiatief onderwerp van een heftige discussie in het college van de keurvorsten en de ‘Fürstenrat’ (Dickmann, Der Westfälische Frieden, p. 167-169; Urk. u. Act. I, p. 852-855, en Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen I, p. 99-101 en p. 868).
    14 - Carlo Rossetti (1614-1681), nuntius te Keulen, had in juli 1643 de benoeming tot kardinaal-legaat ter vredesconferentie ontvangen, maar zijn aanwijzing viel bij de Fransen niet in de smaak. Bij nader inzien achtte de paus het beter om Fabio Chigi naar Munster af te zenden; de afgewezen kardinaal nam over Frankfort de terugweg naar Rome; vgl. Lettres Mazarin I, p. 315-316; Acta pacis Westphalicae; Die kaiserlichen Korrespondenzen I, p. 387, en Gazette 1644, no. 62, dd. 4 juni 1644.
    15 - Keurvorst-aartsbisschop Ferdinand van Keulen hield een grote delegatie op de ‘Frankforter ‘Deputationstag’ (R. von Kietzell, ‘Der Frankfurter Deputationstag von 1642-1645’ in Nassauische Annalen 83(1972), p. 104). Een vertegenwoordiger van Johann Philipp von Schönborn (1605-1673), bisschop van Würzburg, had zitting in de ‘Fürstenrat’.
    16 - Het Zwabisch-Beierse leger van François de Mercy vertoonde zich in de omgeving van Freiburg im Breisgau en Neuenburg aan de Rijn; vgl. no. 6892.
    17 - Een bondgenootschap met de keizer had koning Christiaan IV afgeslagen. Hij aanvaardde echter wel het aanbod van daadwerkelijke militaire steun tegen de Zweedse hoofdmacht van Lennart Torstensson. Momenteel werd in Saksen en Frankenland een keizerlijk expeditieleger onder bevel van Matthias, graaf Gallas, en veldmaarschalk Melchior von Hatzfeldt und Gleichen geformeerd. Beide veldheren kampten evenwel met schaarste aan manschappen en materieel (Doc. Boh. VII, p. 101 no. 268, p. 107 nos. 292-294, en p. 109 nos. 297-298).
    18 - De keizerlijke veldmaarschalk Melchior von Hatzfeldt und Gleichen was met de hertogen van Braunschweig-Lüneburg in onderhandeling getreden over de vorming van een Nedersaksisch defensieverbond. Voor dit doel wilde keizer Ferdinand III deze zomer een ‘Landtag’ bijeenroepen (Doc. Boh. VII, p. 92 no. 233, p. 106 nos. 287-288 en p. 115 no. 319).
    19 - De keizerlijken hadden het offensief van de Zevenburgse vorst György I Rákóczi tot stilstand gebracht. Alleen in de omgeving van de ‘Bergstädte’ (mijnbouwsteden) Kośice (Kaschau) en Preśov (Eperies) werd nog hevig gevochten.
    20 - Het Zweedse garnizoen van Świdnica (Schweidnitz) gaf zich op 15 mei over aan de keizerlijke kolonel Albrecht Weikhart Kapoun (Kapaun) von Svojkov (Doc. Boh. VII, p. 95 nos. 244 en 246).
    21 - Keurvorst Johann Georg I van Saksen hoopte bij de keizerlijke veldmaarschalk Rudolf (1585-1657), graaf Colloredo-Waldsee, steun te vinden voor zijn plan om zich meester te maken van de stad Chemnitz (Gazette 1644, nos. 63 en 67, dd. 11 en 18 juni 1644).
    22 - De regentesse Anna van Oostenrijk zocht verpozing te Ruel, het landgoed dat Marie-Madeleine de Vignerot, hertogin van Aiguillon, van haar oom Richelieu had geërfd. De hertogin ontving de koningin en haar zonen Lodewijk XIV en Philippe, hertog van Anjou, ‘magnifiquement’ (Journal d'Olivier Lefèvre d'Ormesson I, p. 188).
    23 - De prins van Condé nam het de koningin kwalijk dat zij in het proces tegen de hertogin van Aiguillon niet onvoorwaardelijk zijn zijde had gekozen; vgl. no. 6903, en Lettres Mazarin I, p. 735-736.
    24 - Misschien een schip dat gecharterd was door Gabriel Marselis, ‘factor’ van koning Christiaan IV in Amsterdam (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 294).
    25 - Koning Karel I had enige dagen doorgebracht bij zijn manschappen in Reading, maar toen het leger van Robert Devereux, graaf van Essex, op 26 mei plotseling tot de aanval overging, koos hij voor de zekerste weg en trok zich terug in Oxford (CSP Ven. 1643-1647, p. 102 en 104, en Briefw. C. Huygens III, p. 492).
    26 - Op 16/26 juni beviel koningin Henriëtte Maria te Exeter van een dochtertje, prinses Henriëtte (CSP Ven. 1643-1647, p. 101, p. 107 en p. 112).
    27 - Karel, prins van Wales, wenste beleend te worden met het hertogdom van Cornwall. Een week later volgde hij zijn vader op diens vlucht naar de kwartieren van het koninklijke leger in Worcester (CSP Ven. 1643-1647, p. 104, p. 107 en p. 110).
    28 - De koningsgezinde legeraanvoerder William Cavendish, markies van Newcastle, vocht voor het behoud van York. Zijn garnizoen was echter niet opgewassen tegen een verenigd front van het Schotse expeditieleger en de Parlementslegers van Ferdinando Fairfax en Edward Montague, graaf van Manchester. De stad capituleerde op 16/26 juli (CSP Ven. 1643-1647, p. 110 en p. 123).
    29 - In Schotland werd de koningsgezinde George Gordon, markies van Huntly, uit Aberdeen verdreven. Na deze nederlaag zocht de markies een goed heenkomen in Auchindown (ten westen van Huntly) (DNB XXII, p. 190-194).
    30 - De gewezen staatssecretaris François Sublet (1578-1645), seigneur de Noyers, was in het najaar van 1643 gerehabiliteerd in zijn waardigheid van toezichthouder op de paleizen en koninklijke werkplaatsen; zie no. 6471 (dl. XIV). Het staatssecretariaat op het departement van oorlog wilde hij slechts na lange aarzeling overdragen aan zijn opvolger Michel Le Tellier; zie no. 6518 (dl. XIV). Omdat hij te veel verlangde, viel hij weer in ongenade. In september 1644 werd hij voorgoed naar zijn landgoed Dangu (ten zuiden van Gisors) verbannen (Mémoires de Montglat II, p. 28-29, en Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau II, p. 383 en p. 385).
    31 - Regelmatig ging de regentesse in retraite in het Parijse hospitaal van Le Val-de-Grâce aan de linkeroever van de Seine.
    32 - Vanuit zee bestookten schepen van de Staatse vloot de vestingwerken van Gravelines (Grevelingen).
    33 - Oye, vesting aan de westzijde van Gravelines.
    34 - Mardyck, op de weg naar Duinkerken; het nabijgelegen fort bleef in Spaanse handen.
    35 - Charles de La Porte, markies van La Meilleraye, had de Staatse vlootvoogd Maarten Harpertsz. Tromp om de levering van 10 tot 12 molens verzocht (Briefw. C. Huygens III, p. 491).
    36 - De Frans-Weimarse opperbevelhebber Henri de La Tour d'Auvergne, burggraaf van Turenne, had dit voorjaar zijn gezag laten gelden in de Franche-Comté. Na deze expeditie staakten de inwoners van het graafschap hun vijandelijkheden aan de grens met het hertogdom van Bourgondië; vgl. Lettres Mazarin I, p. 660.
    37 - De vrede van Ferrara werd niet stipt in acht genomen. In de afgelopen maand waren er ernstige problemen gerezen bij het slechten van de forten die de paus en Odoardo Farnese, hertog van Parma, in het heetst van hun strijd over het hertogdom van Castro hadden opgetrokken, in het bijzonder de bolwerken Bondeno en Stellata en de pauselijke forten bij Comácchio in de delta van de Po (Gazette 1644, nos. 68 en 72, dd. 18 en 25 juni 1644).
    38 - De Franse onderkoning Philippe, graaf van La Mothe-Houdancourt, was aanvankelijk uitgeweken naar Cervera. Na de eerste schrik herstelde hij met harde hand zijn gezag in de plaatsen Castelló de Farfanya, Bellvís en Agramunt (Sanabre, La acción de Francia en Cataluña, p. 284-286, en Gazette 1644, no. 64, dd. 11 juni 1644).
    39 - Het Parlement had zijn legeraanvoerder Edward Montague, graaf van Manchester, bevel gegeven om de Schotten bij te staan. Om onduidelijke redenen bleef de versterking aanvankelijk in de omgeving van Selby dralen (CSP Ven. 1643-1647, p. 108 en p. 110).