... herhaalde hij zijn raad en gevoelen ook ernstig in zijn schrijven aan zijn vrinden in Hollandt, dat het nu de rechte tijdt was om het recht, dat meer dan hondert jaren stant gegrepen had, te hanthaven; ... schreef hij in 't begin van Hooimaandt:
Zoo2 die van Hollandt ... en inzonderheit die van Amsterdam, die hierin het meeste belang hebben,3 couragie toonen, zij hebben gelegentheit om iets groots uit te rechten tot hun en Zwedens voordeel. Zoo de Hollanders in de Zond aan Denemarken tol betalen, zullen zij de vrindschap der Zweden verliezen en beschuldigt worden van de tractaten niet te onderhouden. Zoo deze gelegentheit voorbijwaait, zal zij niet licht zijn weder te grijpen. Doch het zal goet zijn noch toe te zien.
Zijne [nl. Torstenssons] schielijke voortgangen4 tegens Denemarken hadden een groote ontsteltenis op de vergadering te Frankfoort en bij de keizerschen gebaart, zoodat bij die besloten wierd Torstenson door de krijgsbenden onder Gallas op de hielen te doen volgen en de Denen op hun believen bij te springen; ... schreef De Groot aan zijn zwager den negenden van Hooimaandt:
557
Dat die de keizersche hulp zouden afslaan ... om zich niet aan den Duitschen oorlog te verknoopen, meen ik niet.5 Die in 't water legt, zoude een heet ijzer aantasten om daar uit te raken.6
De Groot schreef den negenden van Hooimaandt aan zijn zwager:
De vader van Cerisantes, Duncan genoemt,7 is geweest hoogleeraar in de geneeskunde te Saumeurs en heeft niet qualijk geschreven over 't geval van de bezetenen te Lodun.8 Daar word gezegt ... dat Cerisantes zich wat te veel heeft willen indringen om gemeenzaam met de koningin te mogen spreken.
Vóór 't vorige verhaal wegens den vader leest men deze woorden:
Wat onze koninginne aangaat, die is noch niet meerderjarig en geeft overzulks noch geene commissiën; dat de vier regenten in het zenden van Cerisantes iets zouden hebben gedaan tegen het advys van mijnheer den rijkskancelier,9 die alsnoch zeer machtig is en aan wien het staat de uitheemsche correspondentiën te onderhouden, kan ik niet geloven.