Mijnheer,
Mij dunckt dat de last van de ambassadeurs nae het noorden meer treckt nae de Engelsche affiniteit dan nae den oorboir van de commerciën,2 dewelcke zoodoende peryckel loopen zeer gecluistert te blijven, 'tzij de Deenen, 'tzij de Sweden de sterckste blijven in de Zond ende Oostzee. In Engelant moet nootelijck de nieuwe voet van regiering veele disputen met uitheemschen veroorzaecken.3 Den coning van Engelant zouckt tijd te winnen.4 Eenige parlamentarissen, die opgehangen zijn bij des conincx volck, zullen veele anderen het leven costen,5 ende vooral den eertsbisschop.6 De Westindische Compagnie7 heeft vrunden van doen ende zal daerom zich, zoo ick meen, met het huis van Nassau op de beste manier accommoderen.8
648
Wij verwachten tijding van een nieuwe scheepstrijd tuschen de Sweden ende Denen,9 ende een andere strijt te landen tusschen Torstenson ende Galas.10 Swede zoowel als Vrancrijck zullen arbeiden ten einde de landgravin haere quartieren in Oost-Frieslant11 conservere.
Wij hooren dat in Brabant ende Vlaenderen de gemeente haer zeer toont onstuimigh tegen de Spaignaerden.12 In Vrancrijck is mede diergelijcke te vresen tegen de regierder[s] alhier,13 hoewel haer geluck veele dingen doet verswelgen. Zoo dat nieuwe canael in Vlaenderen bij de Spaenschen can voltrocken werden, zal de victorie die [te] verwachten staet van het Sas,14 niet zulcken effect hebben als men hier meende, alsoo de opinie hier was dat Vlaenderen door de inundatie ende coursen zoude moeten comen tot handeling. Hulst zoude [de] wegh nae Antwerpen hebben geprepareert, maer de aencomste aldaer is difficyl.
Met Cerisantes ben ick weinigh becommert. Ick heb zijne visyten afgesneden om zijne exorbitante discoursen, die hij nu te laet wil besnijden.15
27 [sic] Augusti 1644.
Adres: Mijnheer/mijnheer van Reigersberg, raedt in den Hoogen Raide in Hollant, in Den Hage. Port.
In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 27 Aug. 1644 uyt Paris.