eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    7075. 1644 oktober 2. Van H. Appelboom.1

    Illustrissime et excellentissime legate, domine et patrone observandissime,

    Illustrissimae Excellentiae vestrae literas 24 Septembris datas decenti cum devotione accepi, quas cum prioribus propter summam prudentiam et insignem mei favorem thesauri loco habeo.

    Dux Helmius Wrangelius post felicem Pinnebergii liberationem machinationes quasdam fecit quibus Bredeburgum progrederetur, ut obsidentes Danos inde repelleret.2 Quia autem hic locus in omnibus provisus tenebatur, cursum Kylam direxit,3 civitatem occupans cum arce. Deinde cum Danorum quaedam cohortes in transitu Denneversenci ad Slesvicum4 morarentur, illuc se viribus suis contulit. Quis fuerit pugnandi exitus, ad-

    20

    huc in incerto est. Regia Su[e]dorum classis5 prope Rudam6 visa est ad 65 navium et pro certo affirmatur adesse in eadem classi 8000 milites. Lubeca nuntiatur 5000 milites, e classi nostra in Fiuniam transportatos,7 forti manu totam occupasse insulam. Rex Daniae praeclaros viros admirales et capitaneos decollari fecit.8 Pro certo habetur regem cum legatis Belgicis iam convenisse de libero per Sundam transitu et navigatione.9

    Hisce prosperrime valeat illustrissima Excellentia vestra Deo, illustrissime et excellentissime domine, fideli voto commendata,

    illustrissimae Excellentiae vestrae ex animo addictissimus,
    H. Appelboom.

    Amstelodami, 2 Octobris 1644.

    Bovenaan de brief schreef Grotius: [Rec.] 11 Oct. 1644.

    Notes



    1 - Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 15 (1644, 35). Eigenh. oorspr. Antw. op no. 7063 (dl. XV), beantw. d. no. 7097.
    2 - De Zweedse kolonel Helmut Wrangel (ca. 1600-1647) (BLS XXI, p. 156-157) had landgraaf Friedrich van Hessen-Eschwege bijgestaan in diens geslaagde poging om de plaatsen Pinneberg en Breitenburg (ten oosten van Itzehoe) te ontzetten van een omsingeling door soldaten van het Deense garnizoen te Glückstadt. Omdat de Denen nog steeds steunpunten aanhielden in de omgeving van Breitenburg, weken de Zweden eerst naar Dithmarschen uit.
    3 - Vervolgens gaf kolonel Helmut Wrangel zijn ruiters opdracht om stad en burcht van Kiel te heroveren (Gazette 1644, nos. 124 en 127, dd. 8 en 15 oktober 1644).
    4 - Dannewerk (Haithabu), ten zuiden van de stad Schleswig.
    5 - Op 28 september/8 oktober verlieten 12 Zweedse oorlogsschepen de haven van Dalarö. De volgende dag zocht de vlootbevelhebber Kart Gustav Wrangel (1613-1676) in de Kalmarsund verbinding met de Zweeds-Hollandse hulpvloot van admiraal Maerten Thijssen Anckarhielm (Oxenst. Skrifter 2, afd., VIII, p. 582-592). Na vereniging telde de vloot 32 oorlogsbodems van middelbare grootte (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 106 en p. 312).
    6 - ‘Ruden’, uitkijkpost in de nabijheid van het eiland Rügen.
    7 - Nieuwsagenten in Lübeck hadden op 8 september het bericht verspreid dat een Zweedse vloot van 73 zeilen koers had gezet naar de Sont (nos. 7054 en 7056 (dl. XV)). Veertien dagen later maakten zij melding van de verovering van het eiland Fehmarn (in de tekst abusievelijk ‘Fiunia’ (Funen)); vgl. Gazette 1644, nos. 121 en 127, dd. 1 en 15 oktober 1644.
    8 - Koning Christiaan IV van Denemarken strafte de scheepskapiteins die zich in de zeeslag in ‘de Colberger Heyde’ van 1/11 juli 1644 niet dapper genoeg hadden gedragen. De 60-jarige vice-admiraal Peder Galt (DBL V, p. 96-97) moest zich eind augustus verantwoorden voor de ontsnapping van de Zweedse vloot uit de Kielerfjord (no. 7013 (dl. XV)). Hij werd op 31 augustus/10 september te Kopenhagen onthoofd (Gazette 1644, nos. 124 en 127, dd. 8 en 15 oktober l644, en Kancelliets Brevbøger 1644-1645, p. 101 en p. 111).
    9 - In de tweede week van augustus hadden de Staten-Generaal hun ambassadeurs dr. Gerard Schaep, Albert Sonck en de Friese raadsheer Joachim Andreae herinnerd aan art. 12 en 13 van de ‘secreete instructie’: indien koning Christiaan IV bleef volharden in zijn weigering om de vaart op Zweden open te stellen, mochten zij de Staatse oorlogsschepen naar de ingang van de Sont ontbieden (no. 7019 (dl. XV)). Omdat de Deense vorst bijna gelijktijdig kennis kreeg van de geheime missive, kon hij op tijd alle beletselen wegnemen (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 121-124 en p. 172-174).