eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    600

    7392. 1645 maart 27. Testament van Hugo de Groot.1

    Coppie du testament de feu monsieur Grotius

     

    Je, Hugo de Groot,2 sçachant que nous sommes nez pour passer en une meilleure vie, desire de finir celle-cy dans la religion chrestienne, comme je l'ay expliquée dans mes livres3 conformement à la Saincte Escriture et aux docteurs anciennement appreuvez par l'eglise, priant Dieu qu'il veuille reunir les chrestiens en une eglise sous une reformation saincte. Et pour disposer de mes biens, cognoissant la grande fidelité et sage conduite et affection envers nos enfans de madame Marie Reigersberg, ma tres chere compagne, je prie Dieu de la recompenser du bien qu'elle m'a faict, et l'institue heritiere universelle de tous mes biens presens et futurs de quelle nature et en quelle lieu ils soyent,4 et desire qu'elle donne à nos enfans à leur mariage5 ou autrement ce qu'elle jugera estre raisonnable.6 Et sy quelqu'un de nos enfans ne se contente de cette mienne disposition, je l'institue heritier seulement dans sa [portion] legitime, luy imputant tout ce que selon les loix et coustumes luy peut estre imputé.

    Faict à Paris, le 27 jour du mois de Mars l'année de nostre Sauveur 1645, signé de ma main et scellé du cachet de mes armes,

    Hugo de Groot.

    Bijlage:

    Maar terwijl de heer De Groot de plichtpleging verrichtte van zijn afscheid te nemen aan 't hof7 en van zijne vrinden te Parijs, bestelde hij ook zijne bijzondere zaken, en vond vooral goet, eer hij zich op reis begaf, zijnen uitersten wil te beschrijven, dien hij met zijn eigene hand opstelde en dien wij om zijn aanmerkelijken inhout, terwijl hij ook kort en beknopt is,8 goetvinden hier te laten volgen:

    601

    Ik, Hugo de Groot, wetende dat wij zijn gebooren om over te gaan tot een beter leven, wensche dit tegenwoordige te eindigen in den christelijken godsdienst, gelijk ik denzelven heb uitgelegt in mijne boeken, overeenkomende met de Heilige Schriftuur en de leeraars bij de kerk goetgekeurt, God biddende dat hij de christenen wil vereenigen tot eene kerk onder een heilige reformatie. En om te disponeren van mijne goederen, erkennende de groote trouw, wijze bestieringe en liefde voor onze kinderen van vrouwe Maria Reigersbergen, mijne zeer lieve egtgenoote, zoo bid ik Godt dat hij haar vergelde het goet dat zij mij bewezen heeft, en stelle dezelve tot mijne universele erfgename van alle mijne goederen, tegenwoordige en toekomende, van hoedanige natuur en plaatse die zouden mogen zijn, en begere dat zij aan onze kinderen bij hun huwelijk of anderszins uitkeere 'tgeen zij zal redelijk oordelen. En indien een van mijne kinderen niet mochte vergenoegt zijn met deze mijne dispositie, zoo stel ik dien tot erfgenaam alleenlijk in zijn legitime portie, hem toerekenende al hetgene hem naar de wetten en costuimen kan toegerekent worden.

    Gedaan te Parijs, den 27 van Maart in 't jaar van onzen Zaligmaker 1645, getekent met mijn hand en gezegelt met het signet van mijn wapen,

    H. de Groot.

    Notes



    1 - Tekst naar copie te Parijs, BN, f. lat. 4234, f. 143r (ms. De Imperio), en Linköping, Stiftsoch Landsbibl., Br. 2, 41. Vertaling (bijlage) in Brandt-Cattenb., Leven II, p. 402-403, en Rotterdam, GA, hs. verz. no. 528, fol. 92-95, met een ‘Advys over de uitterste wille van Mr. Hugo de Groot’, Den Haag 6 mei 1652.
    2 - Zie over de erkenning van een holografisch testament, nos. 4288 (dl. X) en 6074 (dl. XIV), en La [Nouvelle] Coutume de la prevosté et vicomté de Paris, tit. XIV, art. CCLXXXIX: ‘De la forme et division des testamens’.
    3 - Grotius' Annotationes in libros Evangeliorum, Amsterdam 1641 (BG no. 1135), Annotata ad Vetus Testamentum, Parijs 1644 (BG no. 1137), en het nog te verschijnen vervolg van zijn Annotationes in Novum Testamentum: tomus secundus, Parijs 1646 (BG no. 1138) en pars tertia ac ultima, Parijs 1650 (BG no. 1141).
    4 - Vgl. het testament van Maria van Reigersberch (1589-1653), Den Haag, dd. 10 augustus 1652, met codicil van 5 april 1653, in J.W. des Tombe, ‘Een autograaf en het testament van Maria van Reigersbergh’, in De Navorscher 54(1904), p. 583-592.
    5 - Cornelia de Groot (1611-1687) huwde op 24 maart 1646 Jean Barton, burggraaf van Montbas (E.A. van Beresteyn, in Ned. Leeuw 43(1925), kol. 168-169).
    6 - Cornelis (1613-1661) en Dirk (1618-1656) de Groot gingen geen echtverbintenis aan. Mr. Pieter (1615-1678), in 1652 gehuwd met Agatha van Rhijn (1627-1673), kreeg 12 kinderen. Na het overlijden van zijn echtgenote trouwde hij de op een na oudste dochter van Willem de Groot en Alida Graswinckel (Brandt-Cattenb., Leven II, p. 435-440, en E.A. van Beresteyn, Grafmonumenten en grafzerken in het koor der Nieuwe Kerk te Delft, Delft 1936, p. 61 no. 140/2).
    7 - Grotius nam op maandag, 27 maart 1645, afscheid van het Franse hof; zie no. 7394.
    8 - De verwarring was groot toen kort na Grotius' overlijden († 28 augustus 1645) in de Republiek een pamflet verscheen dat het opschrift voerde Grotius testament of Hooftpunten getrocken wt sijn jongste antwoort aen D. Rivet (BG nos. 1199-1201). In november 1645 maakte de Parijse raadsheer Claude Sarrau in brieven aan André Rivet een einde aan alle gissingen; in een brief van 11 november 1645 tekende hij op: ‘Je m'estonne que le Testament de Monsieur Grotius se debite ainsi en flamend. L'original est françois ainsi que me disoit il n'y apas longtemps Madame sa femme à qui il le laissa ouvert avant que de partir pour la Suede’. Veertien dagen later had de raadsheer het origineel mogen inzien: ‘Soiés asseuré que le Testament flamend qu'on debite en vos quartiers dud[it] defunct Sr. Grotius, est une piece fausse et faicte à plaisir. Car j'ay veu, leu et tenu le Testament dud[it] defunct en original escrit et signé de sa main, cacheté de son cachet qui ne contient en tout que quinze ou seize lignes en date du XXVIIe de Mars dernier ...’ (Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau III, p. 260-263 en p. 272-274).