eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    666

    7429. [1645 mei 1?]. Van I. Vossius.1

    Nondum potui rescire, quid dominus Haga aut alii2 sentiant de actis illis contra Cyrillum, propterea quod necdum in lucem prodierint.3 De fide tamen eius qui illas hic excudendas transmisit, nihil dubito: est is Leo Allatius.4 Pater ab aliquot diebus gravissime podagra et chiragra5 laboravit. Prodiit hic dialogus inter Caesarium et Curtium de coma, quem negat Salmasius suum esse.6 Verum is de eadem materia alium promittit librum, contra professores quosdam Ultraiectinos, qui quaestionem illam thesibus suis ventilarunt.7 Iterum is contra Petavium de episcopis scribit.8 Liber Blondelli de eadem

    667

    materia, qui hic excuditur, accuratissimus est,9 nisi quod nimium saepe etiam in hoc σοϕὰ sua ϕάρμακα addiderit. Conatur in eo ostendere episcopos et presbyteros eosdem fuisse prioribus duobus saeculis a Christo nato. Prodiit non ita pridem in Anglia, edente Seldeno,10 Eutychii historia patriarcharum Alexandriae ex Arabico translata,11 quae egregie huic opinioni adversatur. Viderit dominus Blondellus, quid illis possit reponere.

    Iter Excellentiae vestrae in Suediam, ut quam felicissime procedat, omnes pariter vovemus. Utinam vota nostra quantum habent desiderii, tantum quoque habeant efficaciae. Sed non nostra imbecillitas impedimento esse poterit, quominus quam ardentissime expetemus quod desideramus. Sive itaque terra sive mari iter suscipiat, tuta omnia et felicia precamur, ventos placatos et tranquilla maria, tempora serena, brevia et non iniucunda itinera et, quod praecipuum, valetudinem ubique parem sustinendo labori. Vertat hoc Deus ad utilitatem regni Suediae et ad maiorem gloriam Excellentiae vestrae. Quodsi etiam ulterius liceat vota extendere, vovemus, ut non ad Suedos solos fructus is pertineat, sed ut omnes quoque pacis studiosi et vere christiani magnam tranquillitatis suae partem consiliis Excellentiae vestrae adtribuere possint.

    Deus, illustrissime et excellentissime domine, Excellentiam vestram diu incolumem servet.

    Bovenaan de minuut staat: Hugoni Grotio.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB, coll. RK, VI F 30, p. 99-100. Minuut. Antw. op no. 7415. Het origineel kreeg Grotius wellicht aangereikt bij aankomst in Amsterdam (3 of 4 mei 1645).
    2 - Mr. Cornelis Haga, de voormalige Staatse orator te Constantinopel, en zijn calvinistische getrouwen hadden de veroordeling van de leer van de reformatorische patriarch Cyrillus Lucaris op de door de patriarchen Cyrillus Contaris van Berrhoea en Parthenius I bijeengeroepen synodes van Constantinopel (1638) en Constantinopel-Iasi (1642) nooit willen accepteren.
    3 - In 1645 verscheen zonder plaatsaanduiding (Amsterdam?) de bronnenpublicatie Cyrilli Lucaris ... Confessio Christianae fidei. Cui adiuncta est gemina eiusdem Confessionis censura synodalis, una a Cyrillo Berrhoeensi, altera a Parthenio ... promulgata. Omnia Graece et Latine. De Haagse hofpredikant André Rivet verwoordde in een brief aan de Parijse raadsheer Claude Sarrau, dd. 19 september 1645, de verontwaardiging van zijn vrienden over deze aanslag op de nagedachtenis van de reformatorische patriarch. Onmiddellijk wees hij ‘feu Monsieur Grotius’ als de aanstichter van het kwaad aan: ‘De quel esprit il [Grotius] estoit mené, il le fit voir à Amsterdam, où il laissa pour imprimer tout ce qu'il avoit peu receuillir des fripons graeculos gagéz de Rome contre la confession de Cyrille, avec une preface virulente de son style’ (Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau III, p. 218).
    4 - De bibliothecaris Leone Allacio stond in correspondentie met Bartholdus Nihusius, een tot het katholieke geloof bekeerde Duitse lutheraan, corrector in de drukkerij van dr. Joan Blaeu en huisvriend van de Amsterdamse hoogleraar Gerardus Joannes Vossius (Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau III, p. 6 en p. 17-19, en F.F. Blok, Isaac Vossius en zijn kring, p. 146-147 en p. 151-152).
    5 - Seneca, Epistulae 78, 9. De Amsterdamse hoogleraar Gerardus Joannes Vossius had last van jichtaanvallen (Rademaker, Life and Work of Gerardus Joannes Vossius, p. 342-345).
    6 - In Dordrecht was er naar aanleiding van een preek van Jacobus Borstius (1612-1680) een discussie ontbrand over de lengte van het haar. Het onderwerp leende zich in de ogen van de Dordtse medicus Johan van Beverwijck (1594-1647) goed voor het instellen van de door hem zo gekoesterde wetenschappelijke rondvraag (H.J.M. Nellen, ‘De vitae termino: An Epistolary Survey by Johan van Beverwijck’, in Acta Conventus Neo-Latini Hafniensis, Binghamton (New York) 1994, p. 731-740). Zijn enquête leidde hij in met de bijbelpassage: ‘Leert de natuur zelf u niet, dat, indien een man lang haar draagt, dit een schande voor hem is ...’ (1 Cor. 11:14-15). Een van de weinigen die de argumenten van de haarklovers durfden te weerleggen, was de Leidse hoogleraar Claude Saumaise (Salmasius) in een Epistola aan de Waalse predikant te Dordrecht Andreas Colvius super cap. XI primae ad Corinth. Epist. de caesarie virorum et mulierum coma, Leiden (Elzevier) 1644 (Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau II, p. 242-244).
    7 - Toen de volgelingen van de Utrechtse theoloog Gijsbert Voet de gelovigen met lang haar de toegang tot de kerk wilden ontzeggen, opende Claude Saumaise de aanval op hun woordvoerder Carolus de Maets (Dematius) (1597-1651) in een anoniem geschrift ΣΠΟΥΔΟΓΕΛΟΙΟΣ De Coma dialogus primus. Caesarius et Curtius interlocutores. Hae nugae seria ducunt, Leiden (Maire) 1645 (Knuttel, Cat. v. pamfl. no. 5248; Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau III, p. 1, p. 95-97 en p. 105-107, en Leroy-Bots, Corresp. Saumaise-Rivet, p. 419-420).
    8 - Denis Petau had in zijn Theologica Dogmata, Parijs 1643-1644, de auteur van de Walonis Messalini de episcopis et presbyteris contra D. Petavium Loiolitam dissertatio prima, Leiden 1641, beschuldigd van ‘inscitia’ (no. 6532 (dl. XIV); Leroy, Dernier voyage, p. 84-86, p. 100 en p. 204-205; Leroy-Bots, Corresp. Saumaise-Rivet, p. 345-346, en Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau II, p. 134-136). De auteur - het was een publiek geheim dat de hooggeleerde Saumaise schuilging achter de naam ‘Walo’ - verdedigde zijn eer in de inleiding (Apparatus) op zijn Librorum de primatu papae pars prima, cum apparatu. Accessere de eodem primatu Nili et Barlaami tractatus, Leiden (Elzevier) 1645 (Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau III, p. 143-145).
    9 - De Franse predikant David Blondel was de Amsterdamse drukker-uitgever dr. Joan Blaeu weinig behulpzaam bij de aanlevering van de kopij van zijn Apologia pro sententia Hieronymi de episcopis et presbyteris. In 1646 kon zijn verhandeling in omloop worden gebracht (Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau III, p. 118, p. 125, p. 130, p. 133 en p. 487, en F.F. Blok, Isaac Vossius en zijn kring, p. 223-226).
    10 - John Selden (1584-1654), lid van het Lagerhuis, auteur van het tractaat Mare clausum, Londen 1635, tegen Grotius' Mare liberum (BG no. 541 en BsG nos. 55-58), vestigde zijn naam als oriëntalist met een studie De dis Syris syntagmata II, Londen 1617 (DNB LI, p. 212-224).
    11 - Isaac Vossius sprak over de in 1642 te Londen verschenen uitgave Eutychii Aegyptii patriarchae orthodoxorum Alexandrini ..., Ecclesiae suae origines. Met zijn vertaling van de Annales van Eutychios (Sa'id ibn al-Batriq), patriarch van Alexandrië 933-940, had John Selden nieuw licht geworpen op het vraagstuk van de hiërarchie in de vroegchristelijke kerk (Dict. Théol Cath. V, kol. 1609-1611, en Patrologiae Graecae tomus CXI, kol. 889-1156).