eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    700

    7456. 1645 augustus 4. Van W. de Groot.1

    Frater optime,

    De adventu tuo Stocholmiensi et visitatione reginae nuntius mihi pergratus fuit. Bene se habent principia; quem tua ibi res exitum habitura sit, porro videbimus.2 Plurimum interest, ut tu illic quamprimum absolvaris, ne uxor et familia diutius in incerto vage[n]tur.3 Cognatus ille noster, si quisquam, novit verba curialia et optime novit, prout ventus flat, exinde velum vertere.4

    Batavicus exercitus hactenus nihil promovit; tentavit certe in interiora Flandriae non longe a Damma introrumpere, sed obiectu aquae super terram per cataractas stagnantis repulsus est.5 Scripsi ad te ante octiduum et litteras filii minoris una misi,6 quare iam nihil se fere offert, nisi quod Linkam cepere Galli et nunc Borburgum premere dicuntur.7 Nos omnes valemus, tu rogo nos de tua valetudine et successu rerum reddas saepiuscule certiores.

    Deus te interea servet incolumem, in usum amicorum et totius reipublicae christianae. Vale,

    tibi obsequentissimus frater,
    Guilielmus Grotius.

    Raptim. Hagae, IV Augusti 1645, stilo novo.

    Adres: Aen mijnheere/mijnheere de Groot, raed van hare Majesteyt van Sweden, tot Stocholm.

    In dorso schreef Willem de Groot: Recepi 29 Sept. 1645 st. nov.

    Notes



    1 - Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 24, 286. Eigenh. oorspr. Antw. op no. 7445. De brief bereikte Stockholm na Grotius' afscheid van koningin Christina van Zweden.
    2 - Koningin Christina van Zweden had haar ambassadeur verzekerd ‘zeer voldaan te zijn van zijne diensten’ (Brandt-Cattenb., Leven II, 404[406]).
    3 - Het seizoen voor de Oostzeevaart liep in oktober ten einde. De ‘moeyelijcke en fascheuse reyse’ van de Staatse ambassadeurs dr. Andries Bicker en Cornelis van Stavenisse (11 december 1644-25 januari 1645) lag nog vers in ieders geheugen; vgl. no. 7274.
    4 - Een kritische neef, mogelijk de Veerse burgemeester mr. Jacob Campe, had Frederik Hendrik (‘Neef’) misschien attent gemaakt op het door Willem de Groot opgestelde ‘Verhael van de reyse van den heer Hugo de Groot over Holland in Mey 1645’ (no. 7430). Het rapport was na het vertrek van de prins uit Den Haag (27 mei) niet meer actueel; vgl. Rogge, Brieven van en aan Maria van Reigersberch, p. 258.
    5 - Frederik Hendrik zag af van een inval in het land van Waas. Eind juli wachtte hij in Maldegem de kansen af voor een nieuwe poging om zijn ‘groot desseyn ende entreprinse’ in Vlaanderen (de belegering van Antwerpen, Brugge of Hulst) te verwezenlijken (Het Staatsche leger IV, p. 146-149).
    6 - De brief van 28 juli 1645 (no. 7453), met ingesloten het nieuws van de vrijlating van Grotius' jongste zoon Dirk, dd. 19 juli 1645 (no. 7447).
    7 - Het leger van de ‘generalissimus’ Gaston van Orléans had op 23 juli bezit genomen van de pas bij Linck (Lynck). De belegering van Bourbourg kon op 9 augustus afgesloten worden met de capitulatie van het Spaanse garnizoen (Chéruel, Histoire de France pendant la minorité de Louis XIV II, p. 78-83).