eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    7274. 1645 januari 23. Van W. de Groot.1

    Frater optime,

    Quid de rebus Britannicis futurum sit avide expecto, imprimis de episcopis et liturgia, quae sublata nollem:2 interest enim reipublicae christianae alicubi inter protestantes veterem ecclesiae formam observari. Veniunt aut iam appulerunt e Suedia Bickerus et Stavenessius, relicto ibi Wittio, qui quid laturi sint incertum est.3 Putatur tamen res magna esse, quod ipsi redeant legati.4 Bene de rebus Turcicis iudicas, et saepe subiit animum

    386

    miratio quod Turcae ex dissidiis nostris, et quidem prope ipsorum fines, maiorem non capiant fructum.5 Utinam is metus christianos ab armis mutuis avertat et eos magis sibi invicem colliget.

    De Diderico quod scribis gaudeo;6 de maiore filio doleo.7 Qui hic est non omnino nihil facit, nam aliquando causam conscribit et Societati Indiae Orientalis in Latino scripto Lusitanis opposito satisfecit,8 et nunc occupatur in responso ad media pacis et concordiae a Lusitanis proposita. Eius societatis negotium in eo nunc vertitur, ut tota res ad principem deferenda videatur,9 quam ille ex animi sui sententia componat, quod si fiat brevi nanciscetur privilegium, sed non sine nummis in usus publicos, forte et privatos erogandis. Quae de Ceilane scribis vera puto, et cultum solis a Sinensibus profectum.10 Vergoesio iam omnia quae misisti11 recte tradita sunt.12

    Ordines Hollandiae nihildum de summa rei decreverunt, ne quidem de legendis senatoribus,13 quando inter nobiles et civitates nova est orta dissensio super sufficiendo in locum praesidis alio senatore,14 quod nobiles ad se trahere volunt, utpote qui absque eo ubi praeses moriturus sit, non sint habituri duos ex suo ordine senatores, caeteris civita-

    387

    tibus in contrarium nitentibus. Nec de re monetaria quicquam constituitur,15 cum interea omne argentum hic exulet, omne aurum supra iustum valorem expendatur, quae res magnum aliquando damnum et reipublicae et privatis datura est.

    Deus interea te, tuam, tuos nostrosque omnes diu sospitet,

    tibi obsequentissimus frater,
    Guilielmus Grotius.

    Raptim. Hagae, XXIII Ianuarii 1645.

     

    Vanderhogius nunc primum sibi certo compertum ait omnem suam supellectilem librariam cum tuis libris in Dunkerkanorum venisse potestatem,16 sed negat se scire Dunkerkae an Ostendae sint; id se exquisiturum promittit.

    Adres: A monsieur/monsieur Grotius, ambassadeur de la reine et couronne de Suede, à Paris. Port.

    Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 2 Febr. 1645.

    En in dorso: 23 Ian. 1644 W. de Groot.

    Notes



    1 - Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 24, 291. Eigenh. oorspr. Het handschrift is abusievelijk onder de brieven uit het jaar 1644 gerangschikt. Antw. op no. 7251, beantw. d. n. 7300.
    2 - Willem de Groot geloofde nog in een krachtig optreden van de leden van het Hogerhuis tegen de ‘ordinance for the taking away the Book of Common-Prayer, and establishing and putting in execution the Directory for the public Worship of God’ en de ‘ordinance for the attainder of Archbishop Laud’. Hij hield echter geen rekening met de geringe opkomst van de ‘lords’ in de eerste weken van het nieuwe jaar (The Parliamentary History of England III (1642-1660), kol. 322-326).
    3 - De Staatse ambassadeurs Jacob de Witt, dr. Andries Bicker en Cornelis van Stavenisse hadden met de Zweedse rijkskanselier Axel Oxenstierna de afspraak gemaakt dat twee van hen bij de Staten-Generaal zouden aandringen op een nadere resolutie ter ‘versekeringh van de veyligheyt en vrijheyt van de scheepvaart en koophandel in d'Oost en Noord-Zee’ (art. 1 van het Zweeds-Staats verdrag van 1/11 september 1640) (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 137-139).
    4 - Op de 25ste januari, na een ‘moeyelijcke en fascheuse reyse’, maakten dr. Andries Bicker en de Zeeuwse pensionaris Cornelis van Stavenisse hun opwachting op het Haagse Binnenhof (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 176-177).
    5 - Het Ottomaanse rijk was - volgens Grotius - even ondoorgrondelijk als het wereldrijk van Alexander de Grote.
    6 - Dirk de Groot, ‘aide de camp’ van de Frans-Weimarse bevelhebber Henri de La Tour d'Auvergne, burggraaf van Turenne, had een eervolle vermelding gekregen voor zijn optreden tegen het keizerlijk-Spaanse garnizoen van Bad Kreuznach; vgl. no. 7217.
    7 - Grotius' oudste zoon Cornelis drong niet langer aan op een carrière in Venetiaanse legerdienst.
    8 - Mr. Pieter de Groot, advocaat ordinaris van de Oostindische Compagnie, had een antwoord geschreven op de memoranda die de Portugese ambassadeur Francisco de Sousa Coutinho de Staten-Generaal had aangeboden in de twist over de verdeling van de kaneellanden tussen fort Galle en Colombo. Op dit moment verleende hij zijn medewerking aan een compromis over de naleving van het op 12 juni 1641 gesloten Staats-Portugese wapenstilstandsverdrag op het eiland Ceylon (Prestage, The diplomatic relations of Portugal, p. 193-195).
    9 - De Staten van Holland hadden bij het scheiden van hun vergadering (22 en 23 december 1644) de ‘behulpsaame hand’ van zijne Hoogheid ingeroepen in de discussie over ‘de prolongatie van de Octroyen soo der Oost- als Westindische Compagniën’ (Res. SH, dd. 22 december 1644).
    10 - Grotius had in zijn dispuut met de Leidse geograaf Johan de Laet over de oorsprong van de Amerikaanse volkeren aandacht geschonken aan de scheepstochten van de Chinezen naar Indië, Ceylon en Afrika.
    11 - Willem de Groot bevestigde de ontvangst van Grotius' derde postzending aan de advocaat Willem van der Goes; vgl. nos. 7208, 7222 en 7234.
    12 - Willem van der Goes, telg uit een katholieke familie van advocaten, zal het manuscript van het ‘anonieme’ weerwoord op Andreae Riveti Apologeticus, pro suo de verae et sincerae pacis ecclesiae proposito, contra Hugonis Grotii Votum, Leiden 1643 (BG no. 298 en BsG no. 319) hebben doorgegeven aan een copiïst (BG no. 1199: ‘Grotius testament of Hooftpunten getrocken wt sijn jongste antwoort aan D. Rivet’). Vier maanden later, in mei 1645, kon de auteur [Grotius] de kopij van zijn Rivetiani Apologetici, pro schismate contra Votum pacis facti, discussio (BG no. 1195) overhandigen aan de drukker ‘Hesychius Candidus’ [Joan Blaeu] te Irenopolis [Amsterdam] (Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau III, p. 128, p. 133, p. 218 en p. 230, en Leroy-Bots, Corresp. Saumaise-Rivet, p. 445-446 en p. 448).
    13 - De Staten van Holland hadden hun deliberaties over de aanwijzing van twaalf kandidaten voor vier vacerende plaatsen in de Hoge Raad en het Hof van Holland moeten staken, toen de Ridderschap op grond van het Groot Privilege van Maria van Bourgondië voor de landen van Holland en Zeeland, dd. 14 maart 1477, aanspraak maakte op een tweede ‘adellijke’ zetel in het Hof van Holland (Res. SH, dd. 10 december 1644).
    14 - Het geschil betrof de vacature die was ontstaan na de promotie van de raadsheer Jan Oem van Wijngaerden, heer van Werkendam, tot president van het Hof (Res. SH, dd. 19 en 25 januari 1645).
    15 - Het uitstel van een besluit tot ‘redres van het groote verloop van de Munte’ (Res. SH, dd. 12-14, 17 en 30 januari 1645) leidde niet tot afstel. Op 6 maart konden de Staten-Generaal overgaan tot de publicatie van een nieuw ‘Placaet ofte Tollerantie op den cours van den gelde, soo goude als silvere speciën’ (Groot-Placaet-Boeck I, 3, 12de tit., derde deel, kol. 2890-2903).
    16 - Jacobus van der Hooge had nooit getwijfeld aan de goede trouw van de vrachtvaarder, aan wie hij bij zijn vertrek uit Frankrijk (september 1644) het transport van zijn koffers en twee presentexemplaren van Grotius' Annotata ad Vetus Testamentum, Parijs 1644 (BG no. 1137), had toevertrouwd. Hij bevestigde het vermoeden (nos. 7169 en 7199) dat Duinkerkse kapers de buit hadden binnengehaald.