eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    7208. 1644 december 24. Aan W. de Groot.1

    Mi frater,

    De Vanderhogii sarcinis non desino bene sperare.2 Norunt artes alterius et papa et cardinalis Mazarinus, itaque vix est ut bona fide coeat amicitia.3 De Negumbo grata sunt quae scribis.4 Causam societatis et urbis bene defendi gaudeo.5 Legatos vestros in Anglia substituros puto.6 Pacis nulla spes, adeo iniqua sunt parlamentariorum postulata.7 Regi-

    263

    na Angliae iam quatuor sunt menses8 quod nullas domo accepit literas.9 Harcurtius parat se Catalanico itineri.10 Galli non in iuris disputationibus, sed in armis spes collocant. Et cardinalis Riceliaci unum illud ex iure civili norat: possideo quia possideo.11 In Normannia et Britannia Armorica ordines coeunt ad quaerendas pecunias, et ex civibus urbis divitibus corrogantur XII milliones.12 Res Suedicae et mari et terra tum in Scania tum in Holsatia et Juttia, tum apud Albim satis sunt prosperae.13 Et tamen, de quo Deo gratias ago, ostendunt se Suedi non alienos a pace, tam cum Dano quam cum imperatore.14

    De senatore Cromonio quod nostri meminit et nos amat gratias ago. Eius filius mire mihi satisfacit.15

    Galli in Flandriam quidem et Atrebates iura magna olim habuere, sed et abdicarunt per paces factas Francisci I temporibus, quae approbatae sunt pace Verbinensi.16 In Catalanos autem ius repetunt a Caroli Magni temporibus,17 aiuntque contra regnum Galliae nullos valere temporum lapsus. Ita sibi fingunt iura quibus aliarum gentium nulla assentiatur. Quale est et ius quod vocant unionis, ex quo cuncta semel a Galliae regibus possessa, etiamsi aliunde ei obvenerint, apud regnum manere debent exclusis iis ad quos alioqui venire debebat hereditas;18 ita ut si regnum perveniret ad principem Condaeum, is Navarrae regnum habere deberet exclusis iis qui post Henrici IV proge-

    264

    niem ad sanguinem Navarrae pertinere reperirentur.19 Multa habent talia in quibus sibi blandiuntur.

    Galliae populus multum pacem optat;20 qui regimen obtinent, non perinde. Harcurtius adhuc iter in Catalaniam parat. Dux Anguianus in Germaniam rediturum se dicit.

    Deus te, tuam tuosque servet,

    tibi obligatissimus frater,
    H. Grotius.

    24 Decembris 1644.

     

    Chartas quasdam ad Vergoesium21 mitto obsignatas, ut si editionis in te cadat suspicio, liquido dicas te nescisse.22 Rogo ipsi in manum tradas. Ea quae sequuntur mittam duabus sequentibus scriptionis diebus.23

    Notes



    1 - Gedrukt Epist., p. 975 App. no. 738. Antw. op no. 7193, beantw. d. no. 7229.
    2 - Grotius weigerde te berusten in de vermissing van de twee presentexemplaren van zijn Annotata ad Vetus Testamentum, Parijs 1644 (BG no. 1137). Hij vermoedde dat de Middelburgse ‘tourist’ Jacobus van der Hooge zijn koffers had overgedragen aan een vrachtvaarder van slechte naam en faam.
    3 - Paus Innocentius X en kardinaal Jules Mazarin wisselden beleefdheden met elkaar uit (Lettres Mazarin II, p. 88-90).
    4 - Soldaten van de Oostindische Compagnie hadden in januari 1644 de Portugezen uit Negombo verjaagd.
    5 - Mr. Pieter de Groot, advocaat ordinaris van de Oostindische Compagnie, mogelijk van de V.O.C.-kamer van Amsterdam, had een antwoord geschreven op de memoranda die de Portugese ambassadeur Francisco de Sousa Coutinho de Staten-Generaal had aangeboden in de twist over de verdeling van de kaneellanden tussen fort Galle en Colombo op het eiland Ceylon.
    6 - De Staatse vredesmissie naar Engeland dreigde te mislukken. De ordinaris ambassadeur Albert Joachimi en de extraordinarii Willem Boreel en Johan van Reede van Renswoude herinnerden de ‘lords’ en ‘commons’ telkens weer aan hun bemiddelingsaanbod van 12/22 juli 1644. Toen ook op hun aanmaning van 7/17 november 1644 geen enkele reactie volgde, begonnen zij demonstratief de koffers te pakken.
    7 - Koning Karel I had ‘The humble desires and propositions’ op 24 november/4 december in ontvangst genomen. Drie dagen later overhandigde hij de ‘commissioners for peace’ een brief waarin hij de hoop uitsprak: ‘that God will so work upon the hearts of all persons concerned, that even this application, such as it is, upon further thought and consideration, may produce some good effects ...’ (The Parliamentary History of England III (1642-1660), kol. 309-312, en CSP Ven. 1643-1647, p. 157-161).
    8 - Koningin Henriëtte Maria van Engeland ontving eind september een koerier die haar het nieuws bracht van de koninklijke zege te Lostwithiel (no. 7071, n. 6).
    9 - Soldaten van het Parlement ontregelden het koninklijke postverkeer (no. 7094, n. 46, en CSP Dom. 1644-1645, p. 59).
    10 - De nieuwe Franse onderkoning Henri de Lorraine, graaf van Harcourt, verlangde een triomfantelijke intocht in Catalonië.
    11 - Kardinaal Jules Mazarin toonde zich in de verdediging van de Franse kroonrechten een waardig opvolger van de ‘grote’ kardinaal; infra, n. 16-18.
    12 - De gewesten en steden moesten zware offers brengen aan de Franse krijgskas (nos. 7200 en 7201).
    13 - De Zweedse wapenen waren succesrijk in Skåne (Schonen), in het hertogdom Holstein (de terugkeer van kolonel Helmut Wrangel naar de winterkwartieren in Jutland) en in de Duitse landen.
    14 - Het vergelijk over de ‘preliminaria’ van de vredesconferenties te Brömsebro, Munster en Osnabrück; zie no. 7187.
    15 - In juli 1644 had Grotius de zoon van de raadsheer mr. Gerard van Crommon ‘bij ons’ genomen. Willem van Crommon zou zijn meester vergezellen op diens laatste reis (no. 7460).
    16 - De vrede van Vervins, op 2 mei 1598 tussen Frankrijk en Spanje gesloten. De historici die in 1642 ‘Les anciens droicts’ van de Franse kroon hadden opgetekend, gaven toe dat koning Frans I afstand had gedaan van Vlaanderen en Artesië, maar de door keizer Karel V afgedwongen cessies (het verdrag van Madrid (1526) en de vredesverdragen van Kamerijk (1529) en Crépy (1544)) waren nooit als zodanig erkend (Acta pacis Westphalicae; Instruktionen, p. 171-177).
    17 - De Fransen hadden een andere constructie bedacht en verdedigden hun belangen in Catalonië aldus: ‘Il est certain que du temps de Charlemagne et depuis son Règne jusques au Roy Saint-Louis la Catalogne a toujours esté dépendante de la souveraineté de France’, maar bij het verdrag van Corbeil van 1258 was koning Lodewijk IX een ruil overeengekomen met koning Jaime I van Aragon. De aanspraken die zij nu lieten gelden waren gebaseerd op het ‘traité d'Alliance et Hermandad perpetuelle’ met de Catalanen, dd. 16/17 december 1640, en het door koning Lodewijk XIII op 19 september 1641 bekrachtigde Frans-Catalaanse verdrag van 23 januari 1641 (Acta pacis Westphalicae; Instruktionen, p. 73 n. 2, p. 101-106, p. 128-132 en p. 165-167).
    18 - De in de zestiende eeuw ontwikkelde theorie dat de rechten van de Franse kroon onverjaarbaar en onvervreemdbaar waren. Kardinaal de Richelieu had deze fundamentele wet nieuw leven ingeblazen: ‘Je sçay bien que Messieurs du Parlement tiennent pour maxime inviolable et maxime de pareille nature et de mesme force que la Loy Salique, que les droicts de la Couronne sont inaliénables’ (Acta pacis Westphalicae; Instruktionen, p. 166, p. 177 en p. 182-189).
    19 - Koning Hendrik IV van Frankrijk was de zoon van Antoine de Bourbon († 1562) en Jeanne d'Albret, dochter van Henri († 1555), koning van Navarra. Zijn neef Henri II de Bourbon (1588-1646), prins van Condé, kleinzoon van een jongere broer van Antoine de Bourbon, kwam alleen in de beginjaren van het bewind der Bourbons in aanmerking voor de Franse troonopvolging.
    20 - Deze berichten komen ook voor in Grotius' nieuwsbrieven van 24 december.
    21 - Willem van der Goes (1613-1688), telg uit een katholieke familie van advocaten, hielp Grotius bij het laten verschijnen van diens werken in de Republiek. In 1653 raakte hij betrokken bij een vechtpartij waarbij hij zijn belager dodelijk verwondde. Hij ontvluchtte het land en vestigde zich als ambteloos burger in Wenen. In 1673 kreeg hij toestemming naar het vaderland terug te keren (NNBW VIII, kol. 616-620).
    22 - De geheimzinnigheid betrof misschien het manuscript van het ‘anonieme’ weerwoord op de kritiek van de Haagse hofpredikant André Rivet in diens Apologeticus pro suo de verae et sincerae pacis ecclesiae proposito, contra Hugonis Grotii Votum, Leiden 1643 (BG no. 298 en BsG no. 319). In mei 1645 vertrouwde de auteur [Grotius] de kopij van zijn Rivetiani Apologetici, pro schismate contra Votum pacis facti, discussio (BG no. 1195) toe aan de zorgen van de drukker ‘Hesychius Candidus’ [Joan Blaeu] te Irenopolis [Amsterdam]. In de tweede helft van september kwam de editie gereed (Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau III, p. 128, p. 133, p. 218 en p. 230, en Leroy-Bots, Corresp. Saumaise-Rivet, p. 445-446 en p. 448).
    23 - Zie voor de ontvangst van de drie postzendingen aan de advocaat Willem van der Goes, nos. 7229, 7243 en 7274.