eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    218

    7187. 1644 december 10. Aan N. van Reigersberch.1

    Mijnheer,

    De advantagiën die de Zweden te water ende te land hebben gehadt zijn niet clein; evenwel niet om de Sweden meesters te maecken ofte van de Oostzee ofte van de principale eilanden.2 Ende ick twijffele off het voordeel tot noch toe de costen waerdt is. Wij zullen haest zy[e]n wat dispositie in beide die rijcken is tot de vrede,3 alsoock in de handeling te Munster ende Osnabrug, alzoo de twisten over de preliminaribus nu zijn geslecht.4 't IJs moet haest comen in de Oostzee. De passagie van de Belt voor groote schepen is vol peryckel5 ende zoo men die zouct, dat is een teecken dat de Zond noch blijft bezet bij de Deenen.6 Wij zullen zien waerhenen de Hessische haer cours zullen nemen.7 Overal is gebreck van vivres ende voerage, ende om de soldaten wel in de winter te onderhouden, zal geld van noode zijn. Die van Breme ende Hamburg mijns bedenckens hebben geen groot ongelijck dat zij Spaignie niet en zoecken te offenseren.8 Dien handel is van geene cleine importantie.9 Maer ick wenschte dat die ende andere Hanzesteden10 met Sweden ende met de Vereenigde Nederlanden iet goed overlang besloten hadden ofte noch besloten tot de vrijheit van de zeën ende rivieren. Causa est plena aequitatis.11

    219

    Onzen tweede heeft ongelijck dat hij zijnen arbeid12 aen uwe Ed. niet en communiceert. De tonge zonder solide wetenschap is niet veel meer dan wint.

    De voorslagh van een derde compagnie waerin de Oostindische ende Westindische elck zoude paert hebben nae haer capitael, ende oock anderen, om iet te attenteren op Peru schijnt niet vremd te zijn,13 maer dient wel geschaeft. Wij hooren hier dat de schade die de Duinkerckers hebben gedaen niet zoo groot en is als men eerst vreesde.14 Dat op de cruicers niet beter werdt gelet is een groote faute.15

    Monsieur de Brasset zal nut zijn bij de Fransche ambassadeurs,16 die nu wel voorzien zullen zijn van instrumenten.17 Wij moeten verwachten wat Aelianus18 doen zal.

    't Gelt werdt hier beswaerlijck gevonden. Ende dezen cardinael, geen ander steunsel hebbende als de goede gunste van de coninginne, dorft zulcke dingen niet bestaen als den andere voordezen.19 De parlamenten hernemen haere autoriteit.20 Men doet hier veel om den paus te contenteren ende den paus toont goede myne. Evenwel is het vertrouwen ten wederzijde niet groot. Het beste daerin voor den cardinael Mazarini is dat hij is jong ende den paus zeer out.21

    10 Decembris 1644.

    220

    In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot uyt Paris, den 10 Decemb. 1644. Denemarcken.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB, coll. RK, H 39j. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Tezamen met no. 7188.
    2 - De Zweden kampten met een tekort aan soldaten en zeelieden voor een expeditie naar de Deense eilanden Lolland, Langeland, Funen en Seeland.
    3 - De Deense commissarissen Just Høg en Ditlev Reventlov hadden op 29 oktober/8 november met de Zweedse gedelegeerde Gustav Karlsson Horn overeenstemming bereikt over plaats en tijd van het Zweeds-Deense vredesoverleg (no. 7145). De Gazette 1644, no. 146, dd. 10 december 1644, bracht het bericht dat koning Christiaan IV accoord was gegaan met de voorwaarden voor een bijeenkomst aan de grens op 15/25 december: ‘Ce Roy ayant depuis peu signé la publication de l'assamblée qui se doit faire pour ce sujet à Bronsbroo [Brömsebro]’ (Gazette 1644, no. 146, dd. 10 december 1644).
    4 - Alle geschilpunten over de ‘emendatio’ van de volmachten waren opgelost. De gevolmachtigden in Munster en Osnabrück waren kort daarop accoord gegaan met de termijn die de Munsterse bemiddelaars Fabio Chigi en Alvise Contarini hadden gesteld voor het indienen van de eerste proposities: zondag, 24 november/4 december 1644; zie nos. 7182 en 7183; Acta pacis Westphalicae; Diarium Volmar I, p. 220-221, en Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 412-413.
    5 - Admiraal Maerten Thijssen Anckarhielm had met 20 schepen van de Zweeds-Hollandse hulpvloot bijgedragen aan de Zweedse overwinning in de Fehmarnbelt (13/23 oktober). Op 19/29 oktober verliet hij de Kielerfjord en bracht zijn eskader door de Grote Belt terug naar de haven van Göteborg (‘Brieven van Louis de Geer’, in BMHG 29(1908), p. 287-288, en Gazette 1644, no. 146, dd. 10 december 1644).
    6 - Koning Christiaan IV van Denemarken vertrouwde op de afschrikwekkende werking van zijn blokhuizen in het nauwste gedeelte van de Sont (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 107, p. 197-199 en p. 312).
    7 - De Hessische generaal-majoor Johann Geyso verscheen op 2 december in de kwartieren van de Zweedse opperbevelhebber Lennart Torstensson (Gazette 1644, no. 153(2), dd. 31 december 1644).
    8 - De syndici Bethmannus Herdesianus (Bremen) en Johann Christoph Meurer (Hamburg) hadden in de onderhandelingen over de vernieuwing en herziening van het verdrag dat de Staten-Generaal in 1616 met de Hanzesteden hadden gesloten, bezwaren aangevoerd tegen de verplichting om ‘haer quote te dragen in de Oorloghs-lasten te water en te lande teghen den Koninck van Spaengien’ (Aitzema (fo) II, p. 1005-1006; Res. SH, dd. 1, 6, 10, 14 en 17 december 1644).
    9 - Hamburg, Bremen en Lübeck leverden oorlogsmateriaal aan de Spaanse legers (no. 5997 (dl. XIII)).
    10 - De Hanzesteden Wismar, Rostock, Stralsund, Greifswald-Anklam, Maagdenburg, Braunschweig en Lüneburg waren niet langer in staat om een zelfstandig beleid te voeren.
    11 - ‘Causa est plena aequitatis’; vgl. Cicero, Philippica 1, 8.
    12 - Mr. Pieter de Groot, advocaat ordinaris van de Oostindische Compagnie, had een antwoord geschreven op de memoranda die de Portugese ambassadeur Francisco de Sousa Coutinho de Staten-Generaal had aangeboden in de twist over de verdeling van de kaneellanden tussen fort Galle en Colombo op het eiland Ceylon; zie nos. 7122 en 7157.
    13 - De expeditie van Hendrik Brouwer († 7 augustus 1643 te Chiloë) naar de Chileense kust had de bewindhebbers van de Westindische Compagnie op het spoor gezet van nieuwe mogelijkheden tot expansie van hun gezag ten westen van de Straat van Magalhães; vgl. no. 7025 (dl. XV).
    14 - Een Spaans-Vlaamse vloot van 11 fregatten had begin november de ‘Rouanvaarders’ overvallen. Twee konvooiers en enige koopvaardijschepen vielen in handen van de Duinkerkers (Res. SH, dd. 26 november 1644).
    15 - De Admiraliteiten hadden de waarschuwingen van admiraal Maarten Harpertsz. Tromp in de wind geslagen. De kruisers waren te laat uitgevaren voor de winterse patrouillediensten langs de kust (Res. SH, dd. 22 en 26 november 1644).
    16 - Henri (of Jean) Brasset, secretaris van de Franse ambassade in Den Haag, aanvaardde de benoeming tot secretaris van de Franse delegatie te Munster (no. 7127) met enige tegenzin. Op 2 januari 1645 nam hij afscheid van de Staten-Generaal (Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau II, p. 412, p. 442 en p. 453-455, en Schutte, Repertorium II, p. 7).
    17 - Théodore Godefroy, juridisch adviseur van de Franse gevolmachtigden, groot verzamelaar van documenten ‘touchant les droits du roi très chrétien sur plusieurs états et seigneuries possédées par divers princes voisins’, was eind november in Munster gearriveerd (Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 411).
    18 - Vgl. no. 7162. ‘Aelianus’ (codenaam voor de Zweedse resident Petter Spiring Silvercrona) verdedigde in Den Haag zijn positie van ‘publicq minister van een Souveraine Kroon’; zie de ‘Remonstrantie, Van de Koninglijcke Sweedsche Heer, Resident. Aen de ... Staten, van Hollant ende West-Vrieslant, tegen het Hof van Justitie aldaer (gedagt. 6 Sept. 1644), met de Resolutie daer op gevolcht. Mitsgaders: Antwoordt, van den selven Ed. Hove van Justitie, aen hare Ed. Groot Mogende (ged. 19 Dec. 1644)’, Amsterdam 1645 (Knuttel, Cat. v. pamfl. no. 5196).
    19 - De Parijse raadsheer Olivier Lefèvre d'Ormesson noteerde op 5 december in zijn Journal (I, p. 234): ‘Les pièces de médisance commençoient à courir, et l'on se plaignoit du gouvernement. On regrettoit celuy du cardinal de Richelieu. C'est ce qui a toujours esté et sera: se plaindre du temps présent’.
    20 - De Parlementen verzetten zich tegen de harde belastingmaatregelen van Michel Particelli, heer van Emery, ‘contrôleur général des finances’ (Chéruel, Histoire de France pendant la minorité de Louis XIV II, p. 93-97).
    21 - Kardinaal Jules Mazarin zocht toenadering tot paus Innocentius X (no. 7200). De missie viel toe aan de Normandische edelman Nicolas Bretel (1608-1648), heer van Grémonville, intendant van het Franse leger in Italië (DBF VII, kol. 234, en Pastor, Gesch. Päpste XIV 1, p. 39-41).