eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    300

    7229. 1645 januari 2. Van W. de Groot.1

    Frater optime,

    Exemplaria quae per Vanderhogium misisti, nondum comparent.2 Legi conditiones quas parlamentarii regi suo scribunt,3 intolerabiles sane, utpote quae monarchicum imperium mutent in principatum Laconicum, ut tu nuper optime iudicasti.4 Gaudeo Suedos vestros, rebus satis prosperis,5 pacem non adversari, id enim et prudentum et christianorum est. Pecuniae et hic apud nos quaeruntur, sed ex capitatione ducentesimae,6 quod tributum sane grave est, et tamen videtur princeps sub primi veris initia expeditionem parare.7 Heri apud Delfenses mutati sunt magistratus,8 et consulatu abeuntibus Dusseno et Adrichemo cognatis ob provectam aetatem, manserunt Lodesteinius et Schilperortius, et suffecti sunt Franciscus Meermannus et Didericus Dussenus, quos nosti et amicos nobis esse scis.

    Pro iis quae de iure Galliarum in partes Belgii9 me edoces gratias habeo. Particulares illae regni Gallici constitutiones an aliis gentibus et principibus approbari possint, merito dubito. Pacem christiano orbi expedire omnes sciunt, sed pauci rem tantam promovent, et interea Turca manus movere incipit, forte magno cum christianorum malo.10 Nostris cum Monasterium venerint non defuturas disputationes cum aliis principibus,11 satis

    301

    credo et ante Gallorum hinc discessum praesensi;12 puto tamen nostris non defuturas rationes quibus se tueantur.

    De quaestione Ceilonensi ex quo Lusitanorum scripto nostrum opposuimus,13 nihil intelligo. Illud mihi iucundum fuit cognoscere primos eius insulae, de quibus constat, habitatores e Sina fuisse profectos, neque abludere instituta a Peruanis,14 certe regem proximae sibi sanguine, aliquando et sorori, copulari solere, quo pluribus fundamentis dominatio insistat.15

    Diu est cum nihil litterarum a minore filio habuimus e Germania.16 Maior quoque quid agat intelligere gratum erit.17 Qui hic est libenter politica tractaret: eius generis negotia ei magis placent quam lites nostrae forenses.18 Epistola ad Vergoesium bene perlata est; eodem modo et reliquae curabuntur.19

    Interea te, tuam, tuos divinae protectioni, pro novi huius anni auspiciis, precibus commendo. Vale quam suavissime et a nobis omnibus salve,

    tibi obsequentissimus frater,
    Guilielmus Grotius.

    Hagae. Raptim. Postridie Calendas Ianuarias anni 1645.

    Adres: A monsieur/monsieur Grotius, ambassadeur de la reine et couronne de Suede, à Paris. Port 26 s.

    Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 11 Ianuarii.

    En in dorso: 2 Ian. 1645 W. de Groot.

    Notes



    1 - Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 24, 273. Eigenh. oorspr. Antw. op no. 7208, beantw. d. no. 7251.
    2 - Jacobus van der Hooge had bij zijn vertrek uit Frankrijk (september 1644) het transport van twee presentexemplaren van Grotius' Annotata ad Vetus Testamentum, Parijs 1644 (BG no. 1137), toevertrouwd aan een vrachtvaarder, die vervolgens niets meer van zich had laten horen.
    3 - Vermoedelijk de Nederlandse versie van ‘The humble desires and propositions’ die de ‘commissioners of peace’ op 24 november/4 december de koning van Engeland hadden aangeboden: ‘De ootmoedige begeerte ende propositiën, tot een seeckere ende welgegronde Vrede, daer op geaccordeert is door het onderlingh advijs en consent van de Parlementen van beyde de Koninghrijcken ... om aen Sijne Majesteyt gepresenteert te worden’, [Amsterdam] 1645 (Knuttel, Cat. v. pamfl. no. 5160).
    4 - De constitutie van de Spartaanse staat (Aristoteles, Politica 3, 14-15 (1284B-1286B)). De ‘lords’ en ‘commons’ - Lacones (Spartanen) - wilden de koning onder hun wetten plaatsen; zie Grotius' brief van 26 november 1644 (no. 7161).
    5 - De Zweedse wapenen waren succesrijk in Skåne (Schonen), in het hertogdom Holstein (de terugkeer van kolonel Helmut Wrangel naar de winterkwartieren in Jutland) en in de Duitse landen.
    6 - De tweehonderdste penning (een ½ percent van het vermogen).
    7 - Frederik Hendrik zocht steun voor een ‘groot desseyn ende entreprinse’ in Vlaanderen. Hijzelf dacht aan de belegering van Antwerpen, Brugge of Hulst. De uitvoering van het krijgsplan zou een extra bijdrage van één miljoen gulden vereisen (Het Staatsche leger IV, p. 143; Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 178-180).
    8 - De burgemeesters Ewout Jansz. van der Dussen (1574-1653) en Joost Jacobsz. van Adrichem (1574-1653) stelden zich niet meer beschikbaar voor een herbenoeming (no. 6621 (dl. XIV) en nos. 6637 en 7065 (dl. XV)). Het stadsbestuur van Delft werd nu voorgezeten door de burgemeesters Dirk Robbregtsz. van Schilperoort, mr. Evert Jansz. van Lodenstein, François Dirksz. Meerman en mr. Dirk Jacobsz. van der Dussen (R. Boitet, Beschryving der stadt Delft, Delft 1729, Naamlijst van de Heeren schouten, burgermeesteren, p. 144).
    9 - Grotius' beschouwingen over ‘Les anciens droicts’ van de Franse kroon op Vlaanderen en Artesië.
    10 - Een Turks leger was de Mur overgestoken en trachtte Stiermarken onder contributie te brengen (Gazette 1644, no. 144, dd. 3 december 1644).
    11 - De Staten-Generaal hadden hun deelname aan de vredesconferentie van Munster afhankelijk gesteld van de vraag of de grote mogendheden bereid waren de Staatse delegatieleden dezelfde ‘eer en tytulen’ te bewijzen als aan de ambassadeur van de republiek Venetië (J. Heringa, De eer en hoogheid van de Staat, p. 320-328, en Poelhekke, De Vrede van Munster, p. 134-135).
    12 - De Staatse verlangens met betrekking tot de eerste visite, de hoge hand en de titel ‘Excellentie’ waren vastgelegd in een memorandum dat de Franse gevolmachtigden Claude de Mesmes, graaf van Avaux, en Abel Servien op de tweede zittingsdag van de Haagse conferentie over een nieuwe ‘alliantie offensive ende defensive’ (december 1643-maart 1644) kregen aangereikt. In hun antwoord verklaarden de Franse gevolmachtigden niet bevoegd te zijn om een beslissing te nemen op het punt van de bejegening van de leden van de Staatse delegatie ter vredesconferentie; zie nos. 6632 en 6638 (dl. XV) en no. 7199.
    13 - Mr. Pieter de Groot, advocaat ordinaris van de Oostindische Compagnie, had een antwoord geschreven op de memoranda die de Portugese ambassadeur Francisco de Sousa Coutinho de Staten-Generaal had aangeboden in de twist over de verdeling van de kaneellanden tussen fort Galle en Colombo; zie nos. 7122, 7157 en 7193.
    14 - Grotius had in zijn De origine gentium Americanarum dissertatio, Parijs en [Amsterdam] 1642 (BG nos. 725 en 726), en De origine gentium Americanarum dissertatio allera, adversus obtrectatorem, Parijs en Amsterdam 1643 (BG nos. 731 en 732), aandacht geschonken aan de Chinese herkomst van de Peruvianen. Zijn dissertatio altera (BG no. 731, p. 33) sloot hij af met de constatering dat de Chinezen ook de kusten van India, Ceylon en Afrika hadden verkend.
    15 - De zeven koninkrijken op Ceylon; zie Aitzema (fo) II, p. 1009; J.K.J de Jonge, De opkomst van het Nederlandsch gezag in Oost-Indië II, p. 23-26.
    16 - Dirk de Groot had als ‘aide de camp’ van maarschalk Henri de La Tour d'Auvergne, burggraaf van Turenne, deelgenomen aan de belegering van de vesting van Bad Kreuznach (nos. 7134 en 7217).
    17 - Grotius' oudste zoon Cornelis verbleef nog steeds in Venetië (no. 7148).
    18 - De Haagse advocaat Pieter de Groot ambieerde een bestuurlijke carrière, bij voorkeur in Amsterdam (no. 7193).
    19 - De ontvangst van de eerste postzending aan de advocaat Willem van der Goes; zie no. 7208.