eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    7169. 1644 november 28. Van W. de Groot.1

    Frater optime,

    Spero iam tandem ad me perventura quae per Vanderhogium miseras exemplaria,2 quorum loco ego alia duo a bibliopolis petita Salmasio3 et Vossio4 dedi; atque eo me ista res magis angit, quod aliquot naves Rothomago venientes cum liburnica bellica in potestatem hostium venere,5 quare utram fortunae aleam tua Annotata experta sint, adhuc

    185

    incertum est. Dedi heri Isaaco Vossio Anthologiam tuam,6 qui eam Blavio se daturum recepit, ut statim editionem inchoet,7 ipse interea currente praelo indicem ex tui animi sententia consarcinaturus et ad paginas huius editionis aptaturus. Eandem iam mihi operam obtulit Sorberius,8 qui hic Hagae est, sed ego alterum, qui et Amstelodami et apud patrem est, praeferendum duco. Interim gaudeo duos iam inveniri ad suscipiendum illum laborem paratos, cum antea ne unum quidem invenire potuerim. Blavius mihi pro certo affirmat vicinum suum Jansonium iam inchoasse Annotatorum tuorum in Vetus Testamentum editionem,9 neque melius eius consilio occurri posse quam si tria aut quattuor priora capita cum versione Hebraeorum et Graecorum transmittas,10 ut inde ipse novam moliatur editionem quae melior futura sit quam Janseniana et eo, quod versionem habeat allegatorum, auctior et acceptior. Quare antequam exemplar transmittas integrum, auctor tibi sum mittendi specimen, ut videas quomodo ea editio tibi sit placitura et ut interea Anthologiam promoveamus, quae nimis diu carceres momordit. Ego ut quod res est loquar, Annotatis tuis valde delector, imprimis iis virorum et factorum illustrium parallelis quae subinde inspergis, quanquam futuros putem qui omnem eorum qui in sacris nominantur litteris cum iis qui inter profanos vixere comparationem pro illicita et profana habituri sint. Salmasius11 ostendit se adhuc fluctuare; interim libertatem scribendi magno in pretio habet et res suas meliore hic loco constituit.

    Litterae legatorum Suedorum profecto diligenter et apposite scriptae sunt.12 Avebo cognoscere quid iis opposituri sint caesarei; nisi Germaniae imperium iam plane in mo-

    186

    narchiam degenerasse dicant, vix habent quo se tueantur. Res regis Britanniae peiore iam loco sunt quam antea.13 Vellem esse verum quod nuper Vond(eli)us cecinit:14

    Dit huys sal u verduyren, En Lo(n)den eerst sien treuren sonder muyren, De vloet met puyn gevult, Eer ghij 't gesach van Karel kneusen sult.

    Utrique filiorum, et ei qui in Italia, et qui in Germania est, opto omnia prospera;15 qui hic est adhuc animo volvit secretarii apud Amstelodamenses locum.16 Uxori rogo indices solutam cognatae Bellimontiae17 quam iussit pecuniam. Ego praeter omnium nostrum quae offerri velim officia iam aliud quod scribam non habeo.

    Deus Optimus Maximus te tuosque diu servet incolumes,

    tibi obsequentissimus frater,
    Guilielmus Grotius.

    Raptim. Hagae, XXVIII Novembris 1644.

    Adres: A monsieur/monsieur Grotius, ambassadeur de la reine et couronne de Suede, à Paris. Port 22 s.

    Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 7 Dec.

    En in dorso: 28 Nov. 1644 W. de Groot.

    Notes



    1 - Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 24, 333. Eigenh. oorspr. Antw. op no. 7148, beantw. d. no. 7186.
    2 - De vermissing van twee presentexemplaren van Grotius' Annotata ad Vetus Testamentum, Parijs 1644 (BG no. 1137). De vrachtvaarder die de koffers van de Middelburgse ‘tourist’ Jacobus van der Hooge onder zijn hoede had genomen, kwam niet opdagen.
    3 - De Leidse hoogleraar Claude Saumaise mocht op 13 november een uit de boekhandel van de Elzeviers afkomstig exemplaar van Grotius' Annotata ad Vetus Testamentum in ontvangst nemen; zie no. 7145.
    4 - Op 14 of 15 november had Willem de Groot de Amsterdamse hoogleraar Gerardus Joannes Vossius kunnen vereren met een exemplaar uit de winkelvoorraad van dr. Joan Blaeu (no. 7157).
    5 - De Duinkerkse kapers voor de Vlaamse kust.
    6 - Willem de Groot had zich met de gedachte verzoend dat hij het toezicht op de uitgave van Grotius' Anthologia Graeca (BG no. 534) aan een ander moest overlaten; vgl. nos. 7137, 7145 en 7170.
    7 - Isaac Vossius schonk Grotius op 2 januari 1645 enkele proefpagina's uit de drukkerij van dr. Joan Blaeu (nos. 7231 en 7265). De uitgave kwam na Grotius' overlijden stil te liggen. De draad werd in de achttiende eeuw opgepakt door Jeronimo de Bosch in zijn editie Anthologia Graeca cum versione Latina Hugonis Grotii edita, 5 delen in quarto, Utrecht 1795-1822 (BG no. 534).
    8 - De Amsterdamse drukker-uitgever dr. Joan Blaeu had in juni 1644 de Franse protestant Samuel Sorbière aangewezen als de meest geschikte kandidaat voor het persklaar maken van de Anthologia Graeca (no. 6898 (dl. XV)). De jongeman nam een afwachtende houding aan (no. 7033 (dl. XV)).
    9 - De concurrentiestrijd van dr. Joan Blaeu met zijn buurman Joannes Janssonius op ‘het Water’ (het Damrak) (no. 7134). Een Amsterdamse herdruk van de Annotata ad Vetus Testamentum kwam niet tot stand; vgl. no. 7179.
    10 - Grotius had in zijn handexemplaar aantekeningen geplaatst met vertalingen van de woorden die in zijn Annotata in het Grieks en Hebreeuws werden aangehaald (nos. 7018 en 7047 (dl. XV) en nos. 7076, 7134 en 7148).
    11 - De ‘lettres de rappel’ van koning Lodewijk XIV aan de Leidse hoogleraar Claude Saumaise. Op 16 november had de Franse ambassadesecretaris Henri (of Jean) Brasset de hoogleraar een persoonlijke uitnodiging van de koning ter hand gesteld. De pensionaris van de stad Leiden bracht hem een dag later nog beter nieuws, want de curatoren van de Leidse universiteit hadden besloten zijn tractement met 1000 gulden te verhogen (Molhuysen, Bronnen tot de geschiedenis der Leidsche universiteit II, p. 289 en p. 346*-347*; Leroy-Bots, Corresp. Saumaise-Rivet, p. 391-394, en Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau II, p. 433-437).
    12 - De Gazette 1644, no. 139, dd. 18 november 1644, publiceerde in twee kolommen naast elkaar de Latijnse en Franse versie van de uitnodiging van de Zweedse gevolmachtigden aan de Frankforter ‘Deputationstag’, dd. 4/14 oktober 1644. Grotius had waarschijnlijk de aandacht van zijn correspondenten in de Republiek op deze ‘extraordinaire’ gevestigd; vgl. no. 7168, n. 17.
    13 - Koning Karel I van Engeland handhaafde zich in het zuidwesten. Het noorden moest hij na de val van Newcastle (19/29 oktober) en Liverpool (1/11 november) prijsgeven aan het Parlement.
    14 - Klaghte over de weerspannelingen in Groot Britanje, 1644 (Knuttel, Cat. v. pamfl. no. 5065, en Vondel; volledige dichtwerken en oorspronkelijk proza, ed. A. Verwey, Amsterdam 1986, p. 903-904).
    15 - Grotius' oudste zoon Cornelis en de Frans-Weimarse officier Dirk de Groot.
    16 - De stadsbestuurders van Amsterdam hadden mr. Pieter de Groot enige hoop gegeven op het secretarisambt (no. 5845 (dl. XIII), no. 6977 (dl. XV) en no. 7099).
    17 - Misschien de Delftse brouwersdochter Catharina Brand, weduwe van ‘neef’ Jan Tuning (no. 7043 (dl. XV)), in 1636 gehuwd met mr. Simon van Beaumont (1574-1654), pensionaris van Middelburg en sinds 1634 pensionaris van Rotterdam (no. 2801 (dl.VII), en NNBW I, kol. 262-265).