eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    7043. 1644 september 12. Van W. de Groot.1

    Frater optime,

    Saxum Gandavense citius quam sperare fas erat in potestatem nostrorum concessit, iis articulis quos, nisi ab aliis missos certo crederem, his inclusissem.2 Illud noto, comitem Meganum cum gubernatore pacisci,3 quod inde provenire dicunt, quod ille cum sua cohorte non sit de ordinario eius loci praesidio; nec minus notatu dignum est quod de libertate conscientiae, qualis in Unitis Provinciis observatur, ipsis concedenda ibidem dicitur,4 quae verba magnam restrictionem, sed nescio an his temporibus accommodatam,

    734

    important. De rebus Danicis ita est ut scribis,5 Batavi nostri aegre ferunt legatos nostros ibi tam indigne haberi,6 et plures etiam naves colligunt quas illuc mittant, atque ita generosi aliquid expectandum est, nisi bona consilia corrumpant alii qui aliter sunt animati.7 Si ob electionem novi papae arma moventur, quod tecum et alii suspicantur, non multum est quod de Spiritus Sancti inspiratione in isto negotio sibi glorientur romanenses;8 si quid ea de re intellexeris, rogo me certiorem facias.

    Anthologia tua ut edatur omnibus viribus connitar.9 Tua in Vetus Testamentum in eam quam narrat Tuningius molem excrevisse miror.10 Hodie funus domini Utenbogardi duximus,11 cum pompa quadringentorum circiter hominum, et adfuissent plures nisi feriae Falcoburgicae12 et pluvium tempus aliquos arcuissent.13 Eius morte non quidem omnis cecidit spes inveniendi chartas14 quae rem Periclis15 concernunt, sed tamen tardata est; promiserat enim ille se ubi Amstelodamo rediissem certiora relaturum, quod ei mors superveniens non permisit.16 De Stevinio quod scire vis inquiram;17 ego pauca aut

    735

    nihil superesse puto, neque enim reliquit liberos istarum litterarum gnaros;18 inquiram tamen et si quid comperero perscribam. Amica Petri nostri periculosissime aegrotavit.19 Ex amore ortum morbum populus ait, quod amare liceat, sed potiri non licet,20 Nunc non tanto in periculo versatur, sed tamen febri continua laborat.

    Deus interea te, tuam, tuos diu sospitet,

    tibi obsequentissimus frater,
    Guilielmus Grotius.

    Raptim. Hagae, XII Septembris 1644.

    Adres: A monsieur/monsieur Grotius, ambassadeur de la reine et couronne de Suede, à Paris. Port 20 s. D'Holl.

    Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 20 Sept. 1644.

    En in dorso: 12 Sept. 1644 W. de Groot.

    Notes



    1 - Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 24, 322. Eigenh. oorspr. Antw. op no. 7026 (?), beantw. d. no. 7058.
    2 - De Haagse drukker Ludolf (Rudolf) Breeckevelt bracht het nieuws van de capitulatie van Sas van Gent (5 september 1644) in het pamflet ‘Articulen geaccordeert bij ... den Heere Prince van Orangien, aen ... Don Andrea de P(a)rado y Muxica, gouverneur van 't Sas van Gent, den Grave van Megen, ende aen de capiteynen, officieren ende krijghsvolck daer binnen zijnde’ (Knuttel, Cat. v. pamfl. nos. 5126 en 5126a, en Res. SH, dd. 14 september 1644).
    3 - De Spaanse hoofdofficier, telg uit de familie van Charles de Brimeu († 1572), graaf van Meghen (NNBW VIII, kol. 217-219), had eind juli een regiment binnen Sas van Gent gebracht. Tijdens het beleg betrok de Spaanse garnizoenscommandant don Andrea de Prada y Muxica hem in de gevechtshandelingen (Briefw. C. Huygens IV, p. 14-15 en p. 61-64).
    4 - Het zevende artikel van de capitulatievoorwaarden: ‘Als oock den geenen die daer sullen willen blijven woonen, de vrijheyt van consciëntie, toegelaten in desen Staet, aen alle persoonen’; vgl. Briefw. C. Huygens IV, p. 62.
    5 - Grotius zag niet veel heil in de Staatse vredesmissie naar het hof van koning Christiaan IV van Denemarken.
    6 - In particuliere gesprekken met Deense autoriteiten hadden de Staatse ambassadeurs dr. Gerard Schaep, Albert Sonck en de Friese raadsheer Joachim Andreae veel verwijten moeten aanhoren. Eindelijk, op 17 augustus, werden zij in de gelegenheid gesteld om hun bemiddelingsvoorstellen voor te leggen aan kroonprins Christiaan. Het wachten was nu nog op een audiëntie bij koning Christiaan IV (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 115-120, en Aitzema (fo) II, p. 995-997).
    7 - De Staten van Holland begonnen hun geduld te verliezen met de ‘Via concordiae’ die Frederik Hendrik in de Zweeds-Deense oorlog wilde ‘attenteeren’. Zij vonden het hoog tijd geworden dat de oorlogsschepen van vice-admiraal Witte de With de koopvaarders geleide door de Sont boden (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 123-124 en p. 172-174).
    8 - Het overlijden van paus Urbanus VIII en het conclave dat op 9 augustus in Rome een aanvang nam, waren voor Willem de Groot aanleiding geweest tot een nadere bestudering van de bullen ‘Aeterni patris filius’ (15 november 1621) en ‘Decet Romanum Pontificem’ (12 maart 1622) van paus Gregorius XV; zie nos. 7024 en 7037.
    9 - Willem de Groot had begin september met de Amsterdamse drukker-uitgever dr. Joan Blaeu gesproken over de publikatie van Grotius' Anthologia Graeca (BG no. 534); zie no. 7033.
    10 - De teruggekeerde ‘tourist’ Gerard Tuning (ca. 1621-ca. 1688), zoon van Jan Tuning, stadhouder van de Naaldwijkse lenen van Frederik Hendrik, en de Delftse brouwers-dochter Catharina Brand (nos. 6305, 6342 en 6351 (dl. XIV), en A. van der Marel, in De Navorscher 94 (1953-54), p. 55-59 en p. 65-76), was nog niet zo lang geleden getuige geweest van het verschijnen van Grotius' Annotata ad Vetus Testamentum, Parijs 1644 (BG no. 1137).
    11 - De begrafenis van de remonstrantse predikant Johannes Wtenbogaert († 4 september 1644).
    12 - De paardenmarkt te Valkenburg nabij Katwijk. Het evenement vond ieder jaar in de week van de 12de september plaats.
    13 - De Haagse hofpredikant André Rivet trotseerde de regen. In een brief van 19 september aan zijn Parijse correspondent Claude Sarrau beschreef hij de rouwstoet: ‘Je me rencontray à costé du filz de Mons. Grotius [Pieter de Groot] et nous entretismes courtoisement le long du chemin’ (Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau II, p. 386).
    14 - Het manuscript van Johannes Wtenbogaerts Kerckelicke historie, vervatende verscheyden gedenckwaerdige saecken, in de Christenheyt voorgevallen, van het jaer vierhondert af, tot in het jaer sesthienhondert ende negenthien (BG no. 892).
    15 - ‘Pericles’, codenaam voor Johan van Oldenbarnevelt; vgl. no. 319 (dl. I) en nos. 6997 en 7014.
    16 - Willem de Groot was op zaterdag, 3 september, van zijn bezoek aan Amsterdam teruggekeerd. De volgende dag vernam hij op zijn wekelijkse kerkgang dat de remonstrantse predikant stervende was; zie no. 7033.
    17 - In zijn brief van 27 augustus stelde Grotius aan zijn broer de vraag of hij de vindplaats kon achterhalen van de wetenschappelijke nalatenschap van de mathematicus en werktuigbouwkundige Simon Stevin (1548-1620); vgl. no. 7017.
    18 - Simon Stevin was op latere leeftijd een huwelijk aangegaan met Catharina Craey. Het echtpaar liet twee zonen na: Frederik (* 1613) en Hendrik (* 1614) (NNBW V, kol. 815-818).
    19 - De geliefde van Pieter de Groot, de Delftse regentendochter Charlotte van Santen, bezweek op 24 september 1644 aan haar ziekte. Haar ouders Frans Willemsz. van Santen, schout van Delft, en Walburgh van Trello hadden zich steeds tegen de vertrouwelijke omgang van hun dochter met de zoon van Grotius verzet; zie no. 6305 (dl. XIV).
    20 - L. Apuleius ... ex Menandro: ‘Amare liceat, si potiri non licet’; zie Poetae Latini minores IV, ed. Aem. Baehrens, Leipzig 1882, p. 104.