eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    7037. 1644 september [10]. Aan W. de Groot.1

    Mi frater,

    Miror de arca nihil me intelligere;2 non enim in caelum evolaverit? Sciam an quis pulvillos exemerit.3 De Diderico nihil, ex quo captum intelleximus, ad nos pervenit.4 Bulla Gregorii satis bona est pro his temporibus.5 Sed inter ea propter quae damnata fuit

    721

    memoria Marci Antonii de Dominis,6 fuit quod dixisset Didericstenio7 nihil posse de emendatione ecclesiae sperari, cum in electione papae non modo non observentur canones apostolici et conciliorum universalium, sed nec illi Synodi Tridentinae, nec ipsa bulla Gregorii XV.

    Galli, sub Elbovio et Gassione minantes Flandriae,8 magnam Hispanorum partem a principe Arausionensi abstrahunt.

    Editiones, praesertim Anthologiae, tibi commendo.9 Receperis, credo, Supplices Euripidis Latine.10

    Galassio famam facturus videtur Torstensonius.11 Res iterum spectat ad pugnam navalem.12 Et puto Batavos tandem correcturos morae suae et gratificationis erga Danos peccata.13 Nisi id faciant, apud omnes gentes ignaviae notam non evadent, sicut contra

    722

    Suedi fortitudinis gloriam consequentur, qui impliciti bello cum Germania Danos ulcisci non neglexerint.

    Tibi obligatissimus frater,
    H. Grotius.

    13 [sic] Septembris 1644.

     

    Iam intelligo liberum esse Didericum et venisse Argentoratum. Ipse tamen ad nos nondum scripsit. Postquam haec scripseram, literas ab eo accepi.14 Nihil accipio ex castris ad Philippiburgum.

    Notes



    1 - Gedrukt Epist., p. 971 App. no. 723. Antw. op no. 7024, beantw. d. no. 7055. De datum ‘13 Septembris’ past niet in de reeks wekelijkse brieven.
    2 - Grotius weigerde te geloven dat zijn Loevesteinse boekenkist spoorloos was verdwenen.
    3 - Tijdens haar laatste bezoek aan de Republiek (1639-1640) had Maria van Reigersberch gezien dat op de kamer van haar zoon Pieter de kussens van de kist lagen; zie nos. 6971 en 6984.
    4 - De Frans-Weimarse officier Dirk de Groot was eind juli-begin augustus in Zwabisch-Beierse krijgsgevangenschap geraakt. De overwinning die de legers van Louis II de Bourbon, hertog van Enghien, en Henri de La Tour d'Auvergne, burggraaf van Turenne, op 3, 5 en 10 augustus 1644 ten zuiden en ten oosten van Freiburg im Breisgau hadden behaald, stelde hem in staat om aan zijn bewakers te ontkomen. In de tweede helft van augustus meldde hij zich weer in het Frans-Weimarse hoofdkwartier te Breisach; vgl. het postscriptum van deze brief.
    5 - Het overlijden van paus Urbanus VIII en het conclave dat op 9 augustus in Rome een aanvang nam, vormden voor Willem de Groot aanleiding tot een nadere bestudering van de bullen ‘Aeterni patris filius’ (15 november 1621) en ‘Decet Romanum Pontificem’ (12 maart 1622) van paus Gregorius XV (Bullarum, diplomatum et privilegiorum sanctorum Romanorum pontificum ... Taurinensis editio tomus XII, p. 619-627 en p. 662-673).
    6 - Marcus Antonius de Dominis (ca. 1560-1624), aartsbisschop van Split, nam in 1614 afstand van de kerk van Rome. Op 30 januari 1615 aanvaardde hij de bescherming van koning Jacobus I van Engeland. Aangekomen in Londen (20 december 1616) nam hij de publikatie ter hand van zijn magnum opus De republica ecclesiastica. In 1617 verschenen de eerste vier boeken van dit tiendelige werk. Gaandeweg begon hij zich minder thuis te voelen in de Anglicaanse kerk. Na de verkiezing van paus Gregorius XV (1621) zwoer hij zijn leerstellingen af en richtte hij zich weer tot de moederkerk. Hij was in Rome toen de paus overleed († 8 juli 1623) en de kardinalen bijeen moesten komen voor de verkiezing van een opvolger. Op 6 augustus 1623 verwierf Maffeo Barberini (Urbanus VIII) een meerderheid van stemmen. De nieuwe paus liet weldra een nieuw onderzoek instellen naar de orthodoxie van Marcus Antonius de Dominis. Op bevel van de inquisitie werd de aartsbisschop van Split vastgezet in de Engelenburcht (18 april 1624). De gevangene overleefde de scherpe verhoren niet († 8 september 1624). Desondanks werd het proces voortgezet. Op 21 december 1624 deed de rechtbank uitspraak: zijn lijkkist, beeltenis en geschriften werden diezelfde dag naar de brandstapel op het Campo dei Fiori te Rome gebracht (DBI XXXIII, p. 642-650).
    7 - Franz von Dietrichstein (1570-1636) was op 29-jarige leeftijd tot kardinaal verheven, bisschop van Olomouc, 1599-1636, sinds 1621 keizerlijk stadhouder in Moravië. Op verzoek van keizer Ferdinand II nam hij deel aan de verkiezing van paus Gregorius XV (1621) en paus Urbanus VIII (1623) (ADB V, p. 199-203, en Pastor, Gesch. Päpste XIII 1, p. 27 en p. 232).
    8 - Deze berichten komen ook voor in Grotius' nieuwsbrieven van 10 september.
    9 - De zorg voor de publikatie van zijn Anthologia Graeca (BG no. 534) en poemata.
    10 - Grotius had zijn vertaling van de Supplices (Iketides) van Euripides (BG no. 496 rem. 5 en BG no. 532) al op 19 december 1643 naar de Republiek willen sturen; zie no. 6599 (dl. XIV).
    11 - Voor ‘famam facturus’ moet vermoedelijk ‘famem facturus’ gelezen worden. Het keizerlijke expeditieleger van Matthias, graaf Gallas, dreigde de troepen van de Zweedse opperbevelhebber Lennart Torstensson af te snijden van hun bevoorradingspunten in het hertogdom Holstein. De Zweden ontkwamen aan deze valstrik. Op 18 augustus verlieten zij hun kwartieren in Rendsburg en trokken dwars door de vijandelijke linies naar Bad Oldesloe. Een week later vertoonden de soldaten van het leger van Lennart Torstensson zich reeds in Ratzeburg (ten zuiden van Lübeck).
    12 - Een verbinding van de hulpvloot van Louis de Geer met de vloot van generaal-majoor Karl Gustav Wrangel kwam niet tot stand. De nieuwe Zweedse bevelhebber, constaterende dat zijn matrozen uitgeput waren, zocht de beschutting van de rede van Dalarö op. De Zweedse Hollanders kruisten nog enige tijd in de Oostzee. Begin september liepen zij de haven van Kalmar binnen (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 97 en p. 99-100).
    13 - Grotius zag niet veel heil in de Staatse vredesmissies naar het noorden. Volgens hem was de Deense arrogantie alleen te bedwingen wanneer de Staten-Generaal alsnog de verplichtingen aangingen die het Zweeds-Staats verdrag van 1/11 september 1640 hen had opgelegd.
    14 - De brief van Dirk de Groot is niet overgeleverd; vermoedelijk ontving Grotius een brief die zijn zoon had opgesteld in de dagen dat de Frans-Weimarsen hun kwartieren hadden opgeslagen in Altenheim, ten zuidoosten van Straatsburg (17 en 18 augustus). Mogelijk kreeg Grotius enkele uren later de brief aangereikt die zijn zoon in het ‘camp devant Philipsburg’ had geschreven (nos. 7030 en 7041).