eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    7170. [1644 november 28]. Van I. Vossius.1

    Non possum non plurimum gratulari mihi, quod Excellentia vestra dignum me censuerit quem mandatis suis honoraret, dein etiam quod idoneum illis iudicarit exsequendis.2 Cum vero frustra quis laboret, si quis praeter intentionem praecipientis operetur, gaudeo quod Excellentia vestra regulas mihi praescripserit secundum quas studium meum conformare potero. Allocutus praeterea fratrem Excellentiae vestrae, ut quas ille haberet ea de re literas cum meis conferrem,3 tum vero etiam ut ex eo cognoscerem, utrum priores duo indices4 typis Graecis essent excudendi quemadmodum eos Brodaeus et

    187

    H. Stephanus edendos curarunt, an vero Latinis.5 Post paucos dies exorsurus est editionem Blauwius. Ubi id fiet, transmittam primum folium, ne quid praeter mentem Excellentiae vestrae eo in opere agatur.6

    Aliquamdiu est quod iudaei iactent duodecim tribus in America7 detectas latitare. Historiam sive potius fabellam eius rei literis hisce inclusi.8

    Deus Excellentiam vestram diu incolumem servet.

    Bovenaan de minuut staat: Hug. Grotio.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB, coll. RK.VI F 30, p. 21. Minuut. Antw. op no. 7137, beantw. d. no. 7198. Isaac Vossius moet deze brief kort na ontvangst van het manuscript van de Anthologia Graeca hebben geschreven (27 november); vgl. no. 7169, n. 6 en 7.
    2 - Grotius had aan Isaac Vossius het toezicht op de uitgave van zijn Anthologia Graeca (BG no. 534) toevertrouwd.
    3 - Willem de Groot attendeerde Isaac Vossius wellicht op Grotius' aanwijzingen in brieven van 28 februari 1636, 9 april 1636 en 17 maart 1640 (no. 2491 (dl. VI), no. 2544 (dl.VII) en no. 4561 (dl. XI)).
    4 - De ‘index poetarum’ en de ‘index personarum’. Aan de hand van de drukproeven van de Anthologia Graeca moest Isaac Vossius vier indices opzetten; zie no. 7137.
    5 - Isaac Vossius kon ook te rade gaan bij zijn vader. In december 1635 had Grotius de Amsterdamse hoogleraar Gerardus Joannes Vossius al gewezen op de ‘indices’ in de edities Epigrammatum Graecorum libri VII, annotationibus J. Brodaei illustrati, Bazel 1549, en het Florilegium diversorum epigrammatum veterum, in septem libros divisum, magno epigrammatum numero et duobus indicibus auctum, ed. Henri Estienne, Genève 1566; zie nos. 2407 en 2435 (dl.VI) en nos. 2548 en 2599 (dl.VII).
    6 - Dr. Joan Blaeu vervaardigde enkele proefpagina's in octavo en in quarto (nos. 7231 en 7265, en BG no. 534, rem. 8). De uitgave kwam na Grotius' overlijden stil te liggen.
    7 - Isaac Vossius had in het jaar dat hij secretariaatswerkzaamheden op de Zweedse ambassade te Parijs mocht verrichten (augustus 1643-augustus 1644), belangstelling opgevat voor Grotius' polemiek met de Leidse geograaf Johan de Laet (1582-1649) over de oorsprong van de Amerikaanse volkeren; zie de brieven aan zijn vader, 17 augustus 1643-26 december 1643 en 30 januari 1644-11 april 1644 (Amsterdam, UB, coll. RK, J 911, J 92a-92f, J 92m en J 93a) (G.A.C. van der Lem en C.S.M. Rademaker, Inventory of the correspondence of Gerardus Joannes Vossius, p. 307-316).
    8 - De bijlage bevatte vermoedelijk een verklaring van Aaron (Antonio) Levi de Montezinos († ca. 1650). Tijdens een ontdekkingsreis in Zuid-Amerika (1641-1642) had hij in Ecuador de 10 verloren stammen van Israël teruggezien. In 1650 zou de geleerde Menasseh ben Israël (1604-1657), hebraïst, drukker en rabbijn, deze ‘historia’ verwerken in zijn Spes Israëlis (Encyclopaedia Judaica XII, kol. 278 en XV, kol. 1003-1006).