eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    7186. 1644 december 10. Aan W. de Groot.1

    Mi frater,

    Exemplaria nostra Annotatorum si recte ad te pervenient, erit quod gaudeamus ea evasisse pericula a tempestatibus, mari, praedonibus.2 Isaaco Vossio gratias summas ago, quod et indicum in Anthologiam et correctionis laborem nostri causa non defugiit.3 Multum is praestat Sorberio.4 Annotatorum meorum ad Vetus Testamentum nullum exemplar apud me retinui praeter unum, in cuius margine sunt versiones meae.5 Comparatione[m] virorum qui eminent in sacra quique in profana historia6 ita praemollivi easque addidi exceptiones, ut reprehendi nisi inverecunde non possit. Sacra historia praeter usus proprios habet quosdam cum historia profana communes, eosque non spernendos.

    Dominus Salmasius non immerito haesitat.7 Opto ei ut consilia capiat quae ex re

    217

    ipsius erunt familiaeque eius. Monasterii et Osnabrugae iam de iis quae ante limen rei erant, convenit.8 Brevi videbit orbis christianus qui sint qui pacem serio velint. Vondelii ominibus apprecor.9

    Parlamentarii ferociunt et conditiones offerunt regi in[i]quissimas.10 Sed rex in ver recolligit exercitum et sine auctoritate publica multi Galli ad eum ibunt. Hic paratus fiunt contra Germaniam et Flandriam, sed vix credi potest quam difficulter expediatur pecunia.11

    Deus te tuosque servet incolumes,

    tibi obligatissimus frater,
    H. Grotius.

    10 Decembris 1644.

     

    Vides poemata mea iuvenilia mihi obiici quasi per te ea voluerim recudi. Certe non volui et tu id scis. Audio iterum edi.12 Velim impedias, si fieri id potest; si non, testeris mihi id displicere. Nolim quicquam eorum manere praeter sacra.13 Iam nunc accipio Simonis Groen[e]wegii librum.14 Non displicet mihi eius labor. Quae controversa sunt velim ab Ordinibus definiri, ut litibus seges minuatur. Mitto epistolium meum ad ipsum Groenewegium, quod trades ita si id ex usu existimes.15

    Notes



    1 - Gedrukt Epist., p. 974 App. no. 736. Antw. op no. 7169, beantw. d. no. 7205.
    2 - De vrachtvaarder aan wie de Middelburgse ‘tourist’ Jacobus van der Hooge het transport van zijn koffers en twee presentexemplaren van Grotius' Annotata ad Vetus Testamentum, Parijs 1644 (BG no. 1137), had toevertrouwd, kwam niet opdagen.
    3 - Willem de Groot had het manuscript van Grotius' Anthologia Graeca (BG no. 534) op 27 november overgedragen aan Isaac Vossius; zie nos. 7169 en 7170.
    4 - De Franse protestant Samuel Sorbière genoot lange tijd de voorkeur van de Amsterdamse drukker-uitgever dr. Joan Blaeu voor het persklaar maken van de Anthologia Graeca (no. 6898 (dl. XV)).
    5 - Grotius had in zijn handexemplaar aantekeningen geplaatst met vertalingen van de woorden die in zijn Annotata in het Grieks en Hebreeuws werden aangehaald. In principe was hij bereid om dr. Joan Blaeu het alleenrecht te geven op de vertalingen en aanvullingen, maar dan moest de Amsterdamse drukker-uitgever eerst met een onberispelijke editie van de Anthologia Graeca aantonen dat hij zijn beloftes nakwam.
    6 - In het voorwoord van zijn Annotata ad Vetus Testamentum, dd. 1 maart 1644, had Grotius zijn lezers om begrip gevraagd voor de verwijzingen naar parallelle plaatsen bij ‘profane’ auteurs.
    7 - Hier wordt verwezen naar de ‘lettres de rappel’ van koning Lodewijk XIV aan de Leidse hoogleraar Claude Saumaise. Op 16 november had de Franse ambassadesecretaris Henri (of Jean) Brasset de hoogleraar een persoonlijke uitnodiging van de koning ter hand gesteld. De pensionaris van de stad Leiden bracht hem een dag later nog beter nieuws, want de curatoren van de Leidse universiteit hadden besloten zijn tractement met 1000 gulden te verhogen (Molhuysen, Bronnen tot de geschiedenis der Leidsche uni- versiteit II, p. 289 en p. 346*-347*; Leroy-Bots, Corresp. Saumaise-Rivet, p. 391-394, en Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau II, p. 433-437).
    8 - Alle geschilpunten over de ‘emendatie’ van de volmachten waren opgelost. De gevolmachtigden in Munster en Osnabrück waren kort daarop accoord gegaan met de termijn die de Munsterse bemiddelaars Fabio Chigi en Alvise Contarini hadden gesteld voor het indienen van de eerste proposities: zondag, 24 november/4 december 1644; zie nos. 7182 en 7183; Acta pacis Westphalicae; Diarium Volmar I, p. 220-221, en Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 412-413.
    9 - Vondels Klaghte over de weerspannelingen in Groot Britanje, 1644 (Knuttel, Cat. v. pamfl. no. 5065, en Vondel; volledige dichtwerken en oorspronkelijk proza, ed. A. Verwey, Amsterdam 1986, p. 903-904).
    10 - Deze berichten komen ook voor in Grotius' nieuwsbrieven van 10 december.
    11 - De voorbereiding van de campagnes van de Franse legers in Vlaanderen, Duitsland, Catalonië en Italië.
    12 - De door Willem de Groot verzorgde editie Hugonis Grotii poemata, collecta et magnam partem nunc primum edita a fratre Guilielmo Grotio, Leiden 1617 [=1616] (BG no. 1); zonder toestemming van de auteur herdrukt te Leiden 1639 (apud Hieronymum de Vogel) en te Londen 1639 (per Ric. Hodgkinsonum) (BG nos. 2-4). Een ‘editio quarta’ was in voorbereiding ‘apud Hieronymum de Vogel’, Leiden 1645 (BG no. 5).
    13 - Vgl. BG no. 1 rem. 4, en no. 6342 (dl. XIV). De Haagse hofpredikant André Rivet had in zijn Apologeticus pro suo de verae et sincerae pacis ecclesiae proposito, contra Hugonis Grotii Votum, Leiden 1643 (BG no. 298 en BsG no. 319), p. 283, kritiek uitgeoefend op de jeugdgedichten. Grotius verdedigde zich in zijn Rivetiani Apologetici, pro schismate contra Votum pacis facti, discussio, Irenopolis [Amsterdam] 1645 (BG no. 1195), met de opmerking: ‘Frustra Grotio iuvenilia poemata obiicit dominus Rivetus, quae olim edita magis sunt sinente ipso quam iubente. Ante annos autem aliquot recusa fuere in Batavis, ipso non sinente sed prohibente. Optaret enim ut interierint omnia ista aut nuptiarum aut belli incitamenta, et sola superessent sacra, aut ad bene formandos mores pertinentia’ (Opera omnia theologica III (BG no. 919), p. 740 r. 10 A).
    14 - De editie Inleydinge tot de Hollandtsche Regts-geleertheit, beschreven bij Hugo de Groot, bevestigt met placcaten, hantvesten, oude herkomen, regten, regts-geleerden, sententien van de Hoven van Justitie in Hollant ende elders, mitsgaders enige bij-voegsels ende aenmerkingen op de selfde, door Mr. Simon van Groenewegen van der Made, advocaet voor de voorsz. Haven van Justitie in Hollandt, Dordrecht 1644 (BG no. 765).
    15 - De dankbrief aan mr. Simon Adriaensz. van Groenewegen van der Made: zie no. 7185.