eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    682

    7445. 1645 juli 15. Aan W. de Groot.1

    Mi frater,

    Sumus Stockholmiae.2 Reginam vidi.3 Magna mihi pollicetur pro opera praestita. Quid factura sit de me, nondum video. De cognato nihil est quod dicam, nisi verba eius apud te habita4 nec cum factis eius, nec cum alibi dictis congruere. Omnes intenti sunt in id quod Batavi vestri facturi sunt.5 Solet dominus Stradius satis felix esse in suis ministeriis.6 Haec ad tuas repono literas, quas scriptas undecimo Iunii octavo Iulii accepi, novo utrunque Calendario. Regina et proceres omnes magnum mihi reddunt testimonium navatae operae.7 Quid de me constituturi sint, adhuc nescio.

    Deus uxorem liberosque tuos servet,

    tibi obligatissimus frater,
    H. Grotius.

    XV Iulii novi Calendarii 1645.

    Adres: Mijnheer/mijnheer Willem de Groot, advocaet voor den Hove van Hollant, in Den Hage. Port.

    Bovenaan de brief staat in een onbekende hand: 27. En: 7.

    En in dorso: 5/15 Iulii 1645.

    Adres (volgens de uitgave der Epist.): Guilielmo Grotio, iurisconsulto.

    Notes



    1 - Hs. Den Haag, KB, ms. 73 B 30: 7. Eigenh. oorspr. Gedrukt Epist., p. 750 no. 1765. Antw. op een niet overgeleverde brief van 11 juni 1645; beantw. d. no. 7456.
    2 - Zie no. 7444. In een brief aan zijn Parijse correspondent Edmond Mercier berichtte Grotius uitvoeriger over zijn reis naar Stockholm; zie Brandt-Cattenb., Leven II, p. 405-404[406]: ‘Na dat hij te Suderach [Söderåkra] veertien dagen bij den Groot Kancelier en de andere Heeren Gevolmachtigden, die hem alle zeer heerlijk onthaalden, zich had opgehouden, vertrok hij weder naar Kolmar [Kalmar] in de karos van den Rijkskancelier, die hem eenen van zijn gevolg mede gaf om hem te geleiden naar Stokholm, en belastte, hem op weg zoo veel paarden te verzorgen, als hij nodig zoude hebben. Daags na zijn komst te Kolmar vertrok hij van daar naar Stokholm, alwaar hij na negen dagen aanquam. De Koninginne was ten dien tijde te Upzal [Uppsala]; maar zoo ras haar Majesteit de tijding ontfong van de komst des Heeren de Groot, keerde zij terstont naar haar Hoffstadt, alwaar zij daags na hare wederkomst aan hem een zeer gunstig gehoor verleende’.
    3 - Koningin Christina had op 25 juni/5 juli te Uppsala de begrafenis van rijksraad en universiteitskanselier Johan Skytte († 25 maart/4 april 1645) bijgewoond (F.F. Blok, Isaac Vossius en zijn kring, p. 260). Een week later was zij in staat haar ambassadeur een audiëntie te verlenen in haar Stockholmse paleis.
    4 - Misschien een bitter commentaar van de prinsgezinde Veerse burgemeester mr. Jacob Campe, zoon van Jacob Campe en Martha van Reigersberch, broer van Petronella, weduwe van Maurits Huygens (no. 6984 (dl. XV)), op het besluit van de Staten van Holland, dd. 4 mei 1645, om ‘Mr. Hugo de Groot’ vrije doortocht te verlenen door hun landen en steden (no. 7430, n. 1).
    5 - De Zweden twijfelden niet aan de goede trouw van de Staatse ambassadeurs dr. Andries Bicker en Cornelis van Stavenisse. De vraag was of Frederik Hendrik en de Staten-Generaal de Generaliteits-resolutie van 19 april 1645 ook daadwerkelijk ten uitvoer wilden brengen.
    6 - De Franse envoyé Godefroi d'Estrades had in Parijs verslag uitgebracht van zijn onderhandelingen in Den Haag. Op 1 juni bood hij de prins opnieuw zijn diensten aan; zie no. 7437, en Correspondance d'Estrades I, p. 253-263.
    7 - Koningin Christina en de rijksraden waardeerden het rapport van de ambassadeur over zijn verrichtingen in Parijs (1634/1635-27 maart 1645). Na afloop verklaarde de koningin ‘zeer voldaan te zijn van zijne diensten’ (Brandt-Cattenb., Leven II, p. 404[406]).