Mijnheer,
Den ordinaris, die gewent is Saterdachavont ofte Sondagemorgen te arriveren, is met den doy desen Maendach naermiddach niet aengecommen, waerdoor wij geen Engelsche tijdyngen en hebben. De leste over zee seyden dat milord Ciper ende den secretaris Windebang2 haer proces wiert gemaeckt ende in effigie wel mochte werden geëxecuteert. Op de eerste aencomste van milord Ciper maakte de coninginne van Bohemen3 scrupule hem te sien, maer heeft sodanych bescheyt van den conynck getoont, dat hij sedert met haer M.teyt in de coetse rijt, deselve uyt ende in de kercke leyt. De aertsbiscop4 was in het parlement geweest, hadde het Leege Huys beschuldycht van ignorantie, het Hoge van malitieusen nijt, waerop den grave van Ex-
48
sex5 opstaende hadde geseyt ‘Away, away,’ dat is dat men hem wechbrengen soude, ende is weder geleyt ter plaetse daer hij wert gedetineert, met apparentie van in den Tour te gaen ende peryckel van meerder swaricheyt, wordende den viceroy van Ierlant6 ende sijne Eerweerdycheyt te last geleyt dat sij aen de hooffden van het Schotse leger hebben doen presenteren gelijck charte blanche om daerop te schrijven sulcke conditiën als sij wilden vorderen, hetwelck het parlement oordeelt geen particuliere toe te commen. Bijaldien de biscoppen-regierynge niet en wert verandert, soo sal haer autoriteyt seer werde besneden ende de kercke gestelt in de forme, daer de coninginne Elisabeth die hadde gelaten. Veele sagen garen men verder gynge. De universiteyten wachten mede censure ende wij wat de ambassadeurs7 bij den conynck sullen verrichten. D'opinie is dat prins Wilhem selffs tegens Maert naer Engelant gaet.Tusschen den conynck ende de Compangie van Oost-Indiën sijn de saecken noch niet vereffent. Den residents8 pretensie is noyt minder geweest als van 1200000 guldens. De Compangie heylichlijck gelovende dat haer selffs gelt comt, kan tot geen bieden commen, hetwelcke mogelijck wel volgen soude, indien alle pretensiën ende diff[e]renten daermede waren doot, maer het schijnt de meenynge is weder eenych verdrach9 soude werden gemaekt, hetwelke de onse meenen alleen materie te sijn om voor het eerste jaer gelijcke dispuyten te hebben, alsoo sij niet connen begrijpen eenyge soci[e]teyt van handel in Indiën met de Engelsche is te houden.
Jegenwoordych is tot Maesselantsluys den hertoch van Longville, die daer gisteren arrive[e]rde van Amsterdam over Leyden sonder door Den Hage te commen, daerop wert geglosseert. Maer de Franse ministres10 seggen hij swack sijnde vreest voor sieckte ofte mijnheer den prins,11 die niet wel is, te incommoderen; visiteren den anderen door edeluyden tot dien eynde over ende weder gesonden. Sijn Hoocheyt heeft oock aen den hertoch van Longuev[i]lle doen presenteren het huys te Ho[n]selerdijck om den wint daer te verwachten, hetwelck beleeffdelijck is geëxcuseert.
Van goeder hant is mij geseyt dat den general Bannier intentie is naer den Opperpals te gaen; met de Franse troupes, die bij hem sijn, wert hij sterck gehouden over de vierentwintychduysent man.
Bij occasie van de aencomste van den hertoch van Longeville sal uEd. sijnen soon12 tot beter employ connen recommanderen, sijnde deselve, naer mij een edelman van den hertoch heeft geseyt, bij deselve in goede estime.
Den admirael13 heeft thuys commende medegebracht een conynxschip gemonteert met 18 matalen [sic], thien ijsere stucken, ontrent Calis verovert. De Dunkerkers waren noch sterck in de zee ende schijnt Hollant de bevijlynge van deselve soo verde te willen behertygen, dat liever van daerin te cederen sij de middelen te lande gedestineert tot de zee sullen converteren,
49
daer Amsterdam op aenhout. Het concept is des somers de havens sterck te besetten, des winters grote convoyen te doen ende den viant den buyt belettende te consumeren, dat de ervarenste meenen den beste voet te sijn.Dese lopende weecke mocht den heer Camerarius14 sijn volcomen affscheyt wel nemen.
Het Duytsche regiment met de doot van graeff Henderick van Vrieslant15 vacant geworden, is een dach ofte twee naer de begra[v]ynge van graeff Henderick gegeven aen den grave van Solms16 ende het regiment van den grave van Solms aen den grave van Horen.17 Gra[e]ff Wilhem, stadhouder van Vrislant,18 sal hem met de Vrise regiment moeten contenteren.
Dat sijne Hoocheyt tot noch toe hem met de saecke van Somerdijck19 heeft gemoyt, hebbe ick niet gehoort; bij Hollant wert de saecke oock matyger genomen als tevoren. De registers spreecken noch nergens van ende sal Aerssens niet garen sien dat de rechte waerheyt daer werde verhaelt, daertoe Iovinianus20 Ripperda dese dagen animeerde.
Het Oostindysche different aen het parlement van Paris off justitie van Venetiën te willen verblijven meenen de Engelsche niet, want [soo] de Compaignie ongelijck moet hebben, soude Engelant gelt crijgen ende daertoe en is de saeke niet gelegen.
Desen 21 Ianu. 1641.
Men hout hier mede de Franse partije seer sterck binnen Luyck.
Adres: Mijnheer mijnheer de Groot, raedt ende ambassadeur van de coninginne ende crone van Sweden bij den alderchristelijckste conynck, etc.
Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 30.
En in dorso: 21 Ian. 1641 N. Reigersberg.