eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    5397. 1641 oktober 1. Van N. van Reigersberch.1

    Mijnheer,

    De amnestie die uEd. heeft begeert2 sende ick hiernevens, voor desen seer weynych hebbende, daer ick uEd. mede kan onderhouden, gelijck uEd. weet dat een leger buyten actie sijnde geen materie en geeft, ende de Duytse advisen laet ick voor andere.

    Van den inval die den viant tusschen den Woensdach ende Donderdach in een van onse ruytersquartieren in Vlaenderen heeft gedaen met dertych compangiën paerden, achthondert vierroers sal uEd. apparent van andere hooren, hoewel de schade die sij hebben gedaen, niet veel heeft te beduyden, behalven dat de compangie van de heer van Ruymen,3 major van het regiment van den prins van Talmont,4 is geruineert, den ritmeester5 gevangen, den prins tot Bergen selffs sieck sijnde gebleven. Het quaet weder gelijck het met regen begint continuerende, sal ons leger in Vlaenderen niet connen blijven, ende het jaer gaet verde om [op] een ander velt plaetse te nemen.

    De advisen die wij tot noch toe hebben, seggen het accort nopende den tol van den Sont met den conynck van Denemarcken6 genouchsaem was gesloten, maer over Noorwegen, Geluckstat ende de Weser viel noch dispuyte.

    Een conynxschip uyt Engelant tot Helvoet gecommen seyt men dat eenyge Engelse matrosen sijn gegaen op het schip van den vice-admirael7 dat in de have lach, begerende sij de vlagge souden strijcken, waerover woorden ende gevecht tusschen de matrosen souden sijn gevallen; dan de extravagantie is te groot om gelooft te connen worden. De insolentie aen het huys van

    550

    den ambassadeur van Vranckerijck tot Lonnen8 gepleecht, daer alle de gelasen sijn uytgesmeten, is niet minder. Den grave van Arondel,9 Vrijdage een mijle van Nimwegen van de roinemère gescheyden, is hier om weder naer Engelant te gaen.

    Den brieff de lestemael vermist10 hebbe ick nu wel ontfangen.

    Desen 1 Octob. 1641.

     

    UEd. oordeel nopende de handelynge11 wensche ick wel te weten.

    Adres: Mijnheer mijnheer de Groot, raedt ende ambassadeur van de coningin[n]e ende crone van Sweden bij den alderchristelijcksten conynck.

    Bovenaan de brief schreef Grotius: [Rec.] 9 Sept. [sic] 1641.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB, coll. RK, K 761. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Gedrukt Rogge (ed.), Br. Nic. v. Reigersb., p. 673 no. 263. Antw. op nos. 5365 en 5366, 5377 en 5378; beantw. d. nos. 5414, 5415 en 5416.
    2 - Zie no. 5357 n. 22, no. 5377 n. 13.
    3 - Johan van Merode, heer van Rummen (no. 5394 n. 10).
    4 - Henri Charles de la Trémoïlle, prins van Talmont (no. 5394 n. 13).
    5 - Misschien de luitenant Van Os (no. 5394 n. 11).
    6 - Tussen Denemarken en de Republiek werd te Glückstadt op 23 september een akkoord bereikt; vgl. Aitzema, II (f.o), p. 795v.
    7 - Witte Cornelisz. de With.
    8 - Jacques d'Estampes, markies van La Ferté-Imbault (no. 5020 n. 11). Zie voor het incident CSP Ven. 1640-1642, p. 214.
    9 - Thomas Howard, graaf van Arundel (no. 5346 n. 14), vergezelde Maria de' Medici tijdens haar reis naar Keulen.
    10 - Nos. 5365 en 5366.
    11 - Zie Grotius' antwoord, no. 5416.
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]