eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    342

    6269. 1643 juni 20. Aan N. van Reigersberch.1

    Mijnheer,

    't En is geen reden dat ick door de belofte zoo van monsieur Grossec zaliger als van d'heer Vicquefort, die zegt ons vrund te willen zijn, zal bedrogen werden.2 Te Benfeld is niemant die last zal hebben ons te betaelen.3 De gunste van de hertogen comt in geene consideratie.4

    Ick en weet niet off het parlement de Staten-Generael zal contenteren met den tytel van ‘vous’.5 Wij zullen zien waertoe de humeuren van de cleine provinciën zullen gaen in het stuck van de reformatie van den staet ende andere zaecken. Op Vrieslant, nae ick uit uEd. brief werd onderrecht, is niet veel staets te maecken.6 Ick vinde de geelzucht wat vremd in die jaeren van zijn Hoocheit.7 De handeling van Munster ende Osnabrug schijnt een langzaem werck te zullen zijn, tenzij onder de hant de zaecke hier werdt geprepareert.8

    UE. gelieve [te] letten off nae zooveel onnutte waerschouwingen oorboir zal zijn dat men de andere personen als voordese die van Rotterdam waerschouwe te doen dat de consciëntie vereischt9, eer ick vrunden maecken tot coste van haer ende van andere, daertoe mij geene occasiën nu en ontbreecken.10

    20 Iunii 1643.

    Adres: Mijnheer/mijnheer van Reigersberg, raedt in den Hoogen Raede in Hollant, in Den Hage. Port.

    In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 23 [sic] Juny 1643 uyt Paris.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB, coll. RK, H 30f. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Tezamen met no. 6270.
    2 - Nicolaes van Reigersberch adviseerde Grotius in de zaak van de uitbetaling van het legaat van hertog Bernhard van Saksen-Weimar aan Dirk de Groot; zie nos. 6222, 6235, 6236 en 6268. Hij werd daartoe aangespoord door zijn zuster Maria die op 30 mei duidelijk haar ontstemming over het gedrag van Joachim de Wicquefort liet blijken. Zij besluit haar tirade met de woorden: ‘Hadde hij en monsieur Croeswyck [= Heinrich Philibert von Krosigk], den eenen ofte beide, aen UE. ende den anderen volcomentlijc aen ons belooft wt den naem van de hartoogen van Weimeren, hadde dat niet gheweest zouden onze handen gheleidt hebben op goederen die te Brissach waren. Ic en can niet meer schrijven omdat ic zoo grooten pinne in mijn hooft hebbe’ (Rogge, Brieven van en aan Maria van Reigersberch, p. 249-250).
    3 - Zie Grotius' brief van 23 juni 1643 (no. 6278) aan een van de vroegere getrouwen van de hertog, mogelijk zijn ‘directeur’ kolonel Johann Bernhard von Oehm of de ‘Weimarse’ gouverneur van Breisach, Johann Ludwig von Erlach.
    4 - Het voorstel om de hertogen Wilhelm, Albrecht en Ernst van Saksen-Weimar een gunst te vragen werd bij voorbaat afgewezen.
    5 - De brief van de ‘speakers’ van de twee Huizen aan de Staten-Generaal van 2/12 mei 1643; zie no. 6257. In de Engelse tekst werden de leden van de Staten-Generaal aangesproken met ‘your Lordships’.
    6 - Het voorstel van de Staten van Holland en Zeeland om de gedeputeerden ter generaliteit voortaan van beperktere instructies te voorzien. Tijdens de consultatie in Friesland maakte stadhouder Willem Frederik de Statenleden duidelijk kenbaar dat het voorstel hem niet aanstond (S. Groenveld, Verlopend getij, p. 278).
    7 - Een wondermiddel van dr. Cnöffel en een aderlating hielpen Frederik Hendrik van zijn geelzucht af.
    8 - Normaal gesproken zouden de delegaties op 1/11 juli 1643 plaats moeten nemen achter de onderhandelingstafels.
    9 - De Rotterdamse stadsbestuurderen waren in het verleden hun verplichtingen jegens hun vroegere pensionaris niet nagekomen.
    10 - De Zweedse ambassadeur ging van de veronderstelling uit dat hij het vertrouwen genoot van de prins van Condé en diens fortuinlijke zoon Louis II de Bourbon, hertog van Enghien; vgl. no. 6332.
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]