eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    6692. 1644 februari 6. Aan N. van Reigersberch.1

    Mijnheer,

    De coninginne heeft met die van Poictou2 een nieuw accord aengegaen, waerdoor zij zullen ontlast blijven van de inlegering van de regimenten. Den hertogh van Vendosme hebbende doen raseren het huis bij Anet, waer die twee laeste edelluiden waeren gevangen, ende verstaende dat eenige compagniën derrewaert wierden gezonden, is vandaer vertrocken nae Vendosme.3 De querellen zoo van den grave van Coligny als van monsieur d'Andelot blijven noch ongesust.4 Den hertogh van Guise can zich noch niet resolveren om in 't stuck van zijn huwelijck5 te volgen het advys van de Sorbonne ende alle zijne vrunden. Geld is hier zeer noodigh. Men wil het zoecken door taxe op de finantiën, commisen, advocaten, procureurs, zoo oude als nieuwe die men wil maecken, ende op het zout. Met den paus is men hier niet wel om de promotie van Valencé tot cardinael6 zonder kennisse van Vrancrijck ende eenige andere disputen. Ende alzoo men meent dat dezen paus niet lang en zal leven, zoo is den cardinael de Lion7 belast nae Rome te vertrecken om op de electie te passen.

    99

    Den cardinael Bichi arbeidt noch te Venetië tot de paix.8 Den marescal de La Motte-Odincourt versoect gelt, volck ende een successeur,9 zyende dat zijn actiën alhier niet wel en zijn geduidt geweest. Den coninck van Spagnie comt in Catelagne met een zeer groot leger. Den marescal den vicomte de Turaines, hebbende eenig gelt tot Basel ontfangen,10 heeft een maend solds gegeven aen zijn volck, waervan haer het meeste deel onthouden bij Straesburg. Hertogh Carel schijnt desseing te hebben om door zijn leger te favoriseren die partie in 't stift van Colen11 die zijnen broeder wil helpen aen de coadjutorie tegen den jongen Beyervorst.12 Om deze oorzaecke ende om de vreze die men heeft over de nieuwe verbintenisse van de Fransoisen met de Hollanders, oock tegen het Rijck,13 is een bijeencomst in Beieren,14 waeronder i[s] den graef Curtz vanwegen den keizer, Posman15 vanwegen den churfurst van Colen; ende Haezfeld werd daer verwacht.

    Op de verzoening van hertogh Carel met Vrancrijck werdt hier veel gediscoureert. Dat hij meest verzoect, te weten dat zijn huwelijck met de Cantcroie hier voor wettelijck zoude werden herkent,16 daer en dorft men hier niet aen tasten om de kerck niet te offenseren. Oock alzoo den keizer ende de catholische ligue hem belooft hebben geen paix te maecken tenzij hem alles werdt gerestitueert [?], ende hij behalven Lotharingen

    100

    groote leenen heeft van het Rijck17 ende van het huis van Oostenrijck,18 zoo en ziet men niet dat hij licht van die partij zal zijn af te trecken. 't Oorlogh en schaet hem oock niet, alzoo hij groote contributiën treckt van bovenaf aen den Rijn tot Colen toe, 'twelck hem werdt toegelaeten bij 't huis van Oostenrijck omdat zij zonder hem den pas nae Nederlant niet wel en connen genieten. Om alle deze redenen werdt alsnoch [de] comste van den hertogh alhier, dien hij verzoect, niet goedgevonden. Denzelven hertogh werdt beschuldight van eenige monicken zeer quaelijck getracteert te hebben in een clooster aen de Mozel.19

    De vergadering van Francfort, hebbende genoech verloren de hoope van de vrede in deze conjuncture, schijnt te willen scheiden, de meeste deel genegen zijnde aen den keizer de verzochte contributiën te consenteren.20 Uberlinge21 is gebloqueert ende niet buiten peryckel bij gebreck van vivres ende omdat de Fransoisen verre vandaer zijn. Den hertogh van Nieuburg staet niet wel bij den keizer en de Beierschen.22 Den hertogh van Wirtenberg heeft van den hertogh van Beieren geen afslagh connen crijgen van de driehondertduizent gulden, geëischt voor vijf maenden van winterquartier.23

    Den hertogh van Orleans hoopt een leger te hebben van dertichduizent man op de Nederlandsche frontieren.24 Plessis-Bezanson25 is vanhier gezonden nae Bruissel om de wisseling van gevangenen ende andere zaecken. De stilstant van wapenen tuschen Vrancrijck ende 't graefschap van Bourgogne is geprolongeert tot Mai.26 Aen den marescal de Scomberg werdt voorgeslagen dat hij 't gouvernement van Languedoc zoude lae-

    101

    ten aen den hertogh van Orleans27 ende wederom hebben het gouvernement van Metz, Toul ende Verdun, maer de zaeck hapert noch wat. Mijnheer de prins heeft madame d'Esguillon in rechte geroepen vanwegen de successie van den cardinael de Richelieu,28 willende casseren de renuntiatie die bij zijn schoondochter ten tijde van haer huwelijck is gedaen. De hertoginne van Longueville heeft een dochter ter werelt gebracht.29 Den bode van Lions is gedevaliseert ende hem zijn brieven afgenomen, men weet niet door wie.30 Den keizer is te Prage, den eertshertogh Leopold te Passau.31

    6 Februarii 1644.

     

    Veel coren comt aen alle custen van Vrancrijck, waertoe drie millioenen zoo men hier zegt zijn geëmploieert. Wij hooren dat de Beyerschen Heiligenberg hebben becomen,32 Saradesky blijvende voor Mainunge.33 Te Constantinopole is een gedeputeerde van Polen34 om te clagen over den inval van de Tartaren in Podolië ende de Poolsche Russie. Den cardinael Ginetti gaet nae Munster in plaetse van Rosetti.35 De Barbarins doen lichtinge in het Urbinat36 ende op andere plaetsen; ende tot betaeling van de alrede gelichte soldaten hebben gezonden de waerde van vijftichduizent goude croonen nae

    102

    Boulogne ende noch zooveel nae Perusia. Die van Venetië maecken myne van te willen aentasten het fort van Saint-Pierre op de Po.37 Hier werdt gelooft dat de affairen van de coning van Engelant beter werden op de zee ende in de provincie van Chestre.38 Maer dat Waller het casteel van Arondel heeft becomen.39

    In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 6 Feb. 1644 uyt Paris.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB, coll. RK, H 35g. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Mogelijk tezamen met no. 6691. Copie, afkomstig uit de briefwisseling van Grotius met P. Spiring Silvercrona, aanwezig te Stockholm, RA, E 1015 (bijlage bij een brief van P. Spiring Silvercrona aan J. Oxenstierna dd. 9/19 februari 1644).
    2 - Het leger van Charles, markies van Aumont, herstelde het koninklijk gezag in de Poitou, de Saintonge en de wijde omtrek van Angoulême (Chéruel, Histoire de France pendant la minorité de Louis XIV I, p. 219-220).
    3 - César de Bourbon, hertog van Vendôme, kon op zijn familiegoed te Anet niet langer bescherming bieden aan de vrienden van zijn gearresteerde zoon François de Vendôme, hertog van Beaufort (Mémoires de Campion, p. 273). Eind januari week hij naar Vendôme uit (Journal d'Olivier Lefèvre d'Ormesson II, p. 718-720 (Appendix III)).
    4 - De opschudding over het duel tussen Maurice de Coligny en Henri II de Lorraine, hertog van Guise, van de 12de december 1643, en het minder ernstige vervolg: het duel dat Gaspard IV de Coligny, markies van Andelot, in de rue Culture-Sainte-Catherine had uitgevochten met de Normandiër ‘Sigy’; zie no. 6680.
    5 - De doctores van de Sorbonne stelden een onderzoek in naar de rechtsgeldigheid van de huwelijken die de hertog van Guise achtereenvolgens met Anna van Gonzaga en Honorée de Glymes, gravin van Bossu(t), had gesloten. In 1646 nam de hertog zelf een beslissing en vroeg in Rome de ontbinding van zijn huwelijken aan (Tallemant des Réaux II, p. 367-373 en p. 1220-1228).
    6 - Zonder de regering in Parijs daarvan tevoren te verwittigen had paus Urbanus VIII het scharlaken geschonken aan zijn Franse legerleider Achille d'Estampes-Valençay.
    7 - De broer van Richelieu, kardinaal Alphonse-Louis du Plessis de Richelieu, aartsbisschop van Lyon 1628 - † 1653, was in 1642 ook al aangewezen om in Rome aanwezig te zijn voor het geval dat paus Urbanus VIII zou komen te overlijden (no. 5635 (dl. XIII)).
    8 - Aanmerkelijk later dan verwacht legden de paus en de Italiaanse vorsten de wapens neer. Eindelijk, op 31 maart 1644, werd het werk van de vredesbemiddelaar kardinaal Alessandro Bichi bekroond. Op die dag konden te Ferrara de verdragen getekend worden die een einde moesten maken aan de ‘Castro-oorlog’.
    9 - Het uitblijven van een groot Frans offensief in Catalonië werd de onderkoning Philippe, graaf van La Mothe-Houdancourt, zeer kwalijk genomen. Een dezer dagen moest hij zich schikken in de supervisie van een ‘visiteur général de Catalogne’ (Sanabre, La acción de Francia en Cataluña, p. 245-252; Lettres Mazarin I, p. 627-629).
    10 - Maarschalk Henri de La Tour d'Auvergne, burggraaf van Turenne, belastte zich met het herstel van de discipline in het Frans-Weimarse leger. In februari ontving hij in zijn hoofdkwartier te Remiremont de eerste financiële en materiële versterkingen uit Parijs (Lettres Mazarin I, p. 570-572 en p. 586-589).
    11 - Het leger van hertog Karel IV van Lotharingen begon een bedreiging te vormen voor de politieke ambities van Ferdinand van Beieren (1577-1650), keurvorst-aartsbisschop van Keulen en prins-bisschop van Luik (NDB V, p. 90, en Joachim F. Foerster, Kurfürst Ferdinand von Köln; Die Politik seiner Stifter in den Jahren 1634-1650, Munster 1976).
    12 - Maximilian Heinrich (1621-1688), neef van hertog Maximiliaan I van Beieren en keurvorst-aartsbisschop Ferdinand van Keulen, was op 10 februari 1642 door het Keulse kapittel met 12 van de 21 stemmen aangewezen voor het vervullen van het coadjutorschap. De minderheid, aangevoerd door de deken Frans van Lotharingen (1599-1661), bisschop van Verdun, weigerde zich bij de keuze neer te leggen (Foerster, Kurfürst Ferdinand von Köln, p. 388-393; Gauchat, Hierarchia catholica IV, p. 370).
    13 - De vrees dat de Staten-Generaal in de nieuwe Frans-Staatse ‘alliantie offensive ende defensive’ hun neutraliteit ten opzichte van de keizer zouden moeten opgeven.
    14 - Het beraad van keizerlijke en Beierse legerleiders in Passau. Namens de keizer zouden veldmaarschalk Melchior von Hatzfeldt und Gleichen en rijksvicekanselier Ferdinand Sigmund (1592-1659), graaf Kur(t)z von Senftenau, hier het woord voeren (Doc. Boh. VII, p. 73 no. 173).
    15 - De Keulse kanselier dr. Peter Buschmann († 1672) bezocht in opdracht van keurvorst-aartsbisschop Ferdinand de hoven te München en Wenen (Kneschke, Adels-Lexicon II, 168, en Foerster, Kurfürst Ferdinand von Köln, p. 259).
    16 - De hertog van Lotharingen had zijn wettige echtgenote Nicole van Lotharingen (1608-1657) in 1637 verlaten en daarop een clandestien huwelijk gesloten met Béatrice de Cusance (1614-1663), prinses van Cantecroix. Tot erkenning van deze verbintenis wilde de Franse regering zonder de instemming van de paus niet overgaan; zie no. 5134 (dl. XII). Op 23 april 1642 sprak paus Urbanus VIII de ban over de twee geliefden uit (no. 5718 (dl. XIII)).
    17 - Zie no. 6693. Het betreft hier de landvoogdij van Colmar, Munster, Turckheim, Kaysersberg, Sélestat, Obernai, Rosheim, Haguenau, Landau en Wissembourg, en voorts Phalsbourg, Lixheim, Sarrewerden, Nomény (nabij Nancy) en waarschijnlijk Saint-A-marin (ten noordwesten van Thann).
    18 - Keizer Ferdinand III had hertog Karel IV in 1642 bevestigd in de rechten op de territoria die tot 1635 in het bezit waren geweest van graaf Wilhelm Ludwig van Nassau-Saarbrücken (no. 5721 (dl. XIII)).
    19 - Het klooster Maria-Laach nabij Andernach (Gazette 1644, no. 17, dd. 13 februari 1644).
    20 - Aan de Frankforter ‘Deputationstag’ had de keizer de vraag voorgelegd of de rijksstanden een contributie van 100 ‘Römermonate’ wilden toestaan. Aangespoord door de vertegenwoordiger van de keurvorst van Brandenburg tekenden enkele leden van de ‘Fürstenrat’ bezwaar aan tegen de hoogte van deze bijdrage aan de keizerlijke oorlogsinspanning (Urk. u. Act. I, p. 837-846).
    21 - Het in het nauw gedreven Frans-Weimarse garnizoen van Ueberlingen.
    22 - Wolfgang Wilhelm van Palts-Neuburg (1578-1653), hertog van Gulik en Berg, had van kardinaal Jules Mazarin de waarschuwing ontvangen dat zijn deelname aan het Westfaalse defensieverbond verstrekkende gevolgen kon hebben voor de eerbiediging van de ‘neutraliteit’ van zijn landen (Lettres Mazarin I, p. 328-331, p. 436-438 en p. 542-544, en Foerster, Kurfürst Ferdinand von Köln, p. 249-253).
    23 - In de landen van Eberhard III (1614-1674), hertog van Württemberg, had zich de strijd afgespeeld tussen de Zwabisch-Beiers-Lotharingse troepenmacht en het Frans-Weimarse leger van maarschalk Guébriant; vgl. no. 6345 (dl. XIV), en NDB IV, p. 236-237.
    24 - Gaston van Orléans ving zijn campagne op 17 mei aan. Begin juni stond zijn machtige leger voor de bolwerken van Gravelines (Grevelingen, ten zuidwesten van Duinkerken).
    25 - Bernard du Plessis-Besançon († 1670) ontving de opdracht om - onder het voorwendsel van een nieuwe overeenkomst over de uitwisseling van krijgsgevangenen - meer informatie in te winnen over de bestuurlijke en militaire situatie in de Zuidelijke Nederlanden (Lettres Mazarin I, p. 550-551 en p. 553; Mémoires de Du Plessis-Besançon, p. 38-39 en p. 156-166).
    26 - De Franse regering kon na de ondergang van het Frans-Weimarse leger bij Tuttlingen wel enige rust aan het front in de Franche-Comté (Spaans Bourgondië) gebruiken. Zie voor de onderhandelingen over een wapenstilstand, nos. 6575, 6589 en 6601 (dl. XIV).
    27 - Op 4 februari was het nog niet duidelijk aan wie Charles de Schomberg, hertog van Halluin, zijn gouvernement over de Languedoc moest overdragen. De naam van 's konings oom Gaston van Orléans werd genoemd, maar ook die van Henri II de Bourbon, prins van Condé (Journal d'Olivier Lefèvre d'Ormesson I, p. 147, en II, p. 718, en Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau II, p. 197).
    28 - Het proces over de verdeling van de erfenis van de ‘grote kardinaal’. Op 19 januari 1644 had de prins van Condé twee verzoekschriften bij het Parlement van Parijs ingediend (no. 6589 (dl. XIV)). Alleen het verzoek om tot curator van zijn schoondochter Claire-Clémence de Maillé-Brezé aangesteld te worden, werd ingewilligd (Journal d'Olivier Lefèvre d'Ormesson I, p. 140). In die hoedanigheid kon hij Richelieu's lievelingsnicht Marie-Madeleine de Vignerot (1604-1675), hertogin van Aiguillon, ter verantwoording roepen in de zaak van de wilsbeschikkingen van haar oom (Tallemant des Réaux I, p. 304-311 en p. 980-990).
    29 - Condé's dochter Anne-Geneviève de Bourbon (1619-1679), echtgenote van Henri d'Orléans, hertog van Longueville, beviel op 4 februari 1644 van een dochter Charlotte-Louise († 30 april 1645) (Aumale, Histoire des princes de Condé V, p. 2).
    30 - In zijn nieuwsbrieven van 24 oktober 1643 berichtte Grotius ook al over brieven die in Lyon door gemaskerde mannen waren onderschept. Bij die gelegenheid hadden zij het gemunt op brieven van kardinaal Jules Mazarin aan zijn Italiaanse relaties; zie no. 6493 (dl. XIV).
    31 - Aartshertog Leopold Wilhelm van Oostenrijk had van de koning van Spanje de uitnodiging ontvangen om gouverneur van de Zuidelijke Nederlanden te worden. Hij gaf echter de voorkeur aan herintrede in keizerlijke legerdienst (Gazette 1644, no. 14, dd. 6 februari 1644).
    32 - Dezelfde Gazette 1644 (supra n. 31) meldde de inname van Heiligenberg (plaats ten noordoosten van het Frans-Weimarse steunpunt Ueberlingen) door eenheden van het Zwabisch-Beierse leger van François de Mercy en Johan van Werth.
    33 - De keizerlijke generaal-majoor Václav Zahrádecký (Zahrádky) ving de belegering van Meiningen aan; vgl. no. 6680, en Gazette 1644, no. 15, dd. 6 februari 1644.
    34 - De Poolse gezant Mikołaj Bieganowski was op 30 oktober in Constantinopel gearriveerd (Gazette 1644, no. 15, dd. 6 februari 1644). Eind februari bracht hij in Vilnius verslag uit van de koele ontvangst die hem ten deel was gevallen toen hij niet met de geschenken kwam waarop de Sultan en de khan van de Tartaren hadden gehoopt (A.S. Radziwiłł, Memoriale III, p. 164-165; Hammer, Histoire de l'empire ottoman X, p. 60-61).
    35 - Carlo Rossetti (1614-1681), nuntius te Keulen, had in juli 1643 de benoeming tot kardinaal-legaat ter vredesconferentie ontvangen. De Fransen wezen hem echter af. Deze maand werd bekendgemaakt dat zijn plaats overgenomen zou worden door kardinaal Marzio Ginetti (1585-1671) (Acta pacis Westphalicae; Diarium Volmar I, p. 78). In werkelijkheid viel de keuze op de legaat Fabio Chigi; zie no. 6788.
    36 - De neven van paus Urbanus VIII (Maffeo Barberini) waagden nog een laatste poging om het conflict over het hertogdom van Castro in hun voordeel te beslechten.
    37 - De Venetianen weigerden te berusten in het verlies van het fort van Pontelagoscuro aan de Po. Zij maakten ‘myne’ (aanstalten) tot een tegenactie; vgl. Gazette 1644, no. 15, dd. 6 februari 1644.
    38 - De verovering van Nantwich en de inbeslagneming van twee vrachtschepen van het Parlement.
    39 - In de omgeving van Farnham had sir William Waller (ca. 1597-1668) een hulpleger van de koningsgezinde sir Ralph Hopton uiteengedreven (de slag bij Alton van 13/23 december 1643). Deze overwinning kreeg op 6/16 januari 1644 een vervolg met de verovering van het kasteel van Arundel (CSP Ven. 1643-1647, p. 64).
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]