eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    6680. 1644 januari 30. Aan N. van Reigersberch.1

    Mijnheer,

    Veele discoursen vallen hier over de Sweedschen inval in Holstein ende Jutlant. Den ambassadeur d'Avaux heeft last om aen monsieur de Meules, resident tot Hamburg, te ordonneren dat hij ondertaste de intentie van den coning van Denemarcken, off het sijne Majesteit aengenaem zoude [zijn] dat Vrancrijck zich tot bevrediging moeide,2 in welcke gevalle een ambassade zoo aen Sweden als aen Denemarck zoude werden geschickt.

    Hertogh Carel doet zijn best om den pas van Vrancrijck nae de Elsas te beletten; heeft veel gelds becomen uit de landen ontrent Mentz ende Francfort; ende van het bisdom van Trier tachtichduizent rijcxdalers tot afcoop van inquartiering.3 Den vorst van Beieren continueert in de lichting. Uberlinge werdt gebloqueert ende den baron de Waert heeft een berg daer naebij bezet.4

    82

    Den hertogh van Orleans geeft uit zelff te willen gaen nae 't leger in Picardië, met zich nemende drie marescaux de France.5 Den hertogh van Anguien schijnt dat gaen zal nae den Rijncant. Men zoect noch andere bekenden van den hertogh van Beaufort. Een van de laest gevangen is zoo deerlijck gequetst geweest bij de sargeanten dat hij quaelijck het leven zal connen houden.6 Tot het regiment van den cardinael Mazarini werden zeventhien compagniën van twintigh gelicht uit Havre de Grace.7 De compagnie des gens d'armes voor denzelve cardinael is mede compleet, waeruit zijne Eminentie altijd eenige zal nemen tot zijne zeeckerheit. Een vloot werdt gereedgemaect te Toulon.8 D'Andelot, een van de zoonen van den marescal de Chastillon, heeft in duel gevochten met Chesy ende hem ontwapent.9 Den andere zoon, genoemt Coligny,10 is te Dijon; hout zich daer op het casteel. De Sorbonne condemneert het huwelijck van den hertogh van Guise met de gravinne van Bossi.11 De hertoginne van Bouillon is zonder contentement van het hoff vertrocken.12 De heer Schomberg comt hier.13 Vier regimenten gaen nae Poictou om vordere oproerten te beletten, over welcke beroerten een edelman Courvelles14 vannieus gevangen is. Prince Thomas is gelogeert bij de gravinne van Soissons, zijne schoonmoe-

    83

    der.15 D'heer de Noyers moeit zich met de fabrycque van den coning; heeft van die zorge de survivance voor zijn zoon becomen,16 ende hoopt weder te comen in employ. Monsieur de Chavigny hout zich stil.17 Twee Duinkercksche schepen zijn hier op de custen van Bretagne gestrant. De heer Ranzou heeft een deel van zijn rantzoen betaelt, zoect uitstel voor de reste.18 De coninginne wil haer niet opentlijck belasten met de lossing, maer zal het hem t'zijner tijd restitueren.

    Den paus is doot off buiten apparentie van langer te leven.19 Den nieuwen cardinael Valencé is met zijn volck te Rome om in alle occurrentie de Barbaryns te stijven.20 De electie van den toecomenden paus zoude wel brouillerie mede connen brengen. Te Peruli21 is de pest groot.

    't Gerucht van de revolte van Mexico continueert alhier,22 hoewel zoo ick meene zonder fondament. Den coninck van Spaignie werdt gezegt door de laeste vloot uit Terra Ferma acht millioenen ontfangen te hebben23 ende een groot magazijn te maecken tot Fargas.24

    Den graef van Harcourt schijnt niet lang in Engelant te zullen blijven, nochte Milor Goryn alhier.25 Den coning van Engelant wil een parlement t'Oxford bijeen doen comen om het parlement dat te Londen is onwettelijck te verclaeren.26 De Schotten zoecken nae Oxfort toe te comen met achtduizent man, laetende vierduizent tot de bewaering der frontieren, zoodat de zaecken daer staen op een slagh.27

    Te Francfort werdt gezegt dat den coning van Polen zal invallen in Lijflant;28 dat

    84

    men te Wenen wel genegen is tot een vrede ofte stilstant met Swede ende dat Gallas daertoe radet.29 Piccolomini gaet nae Nederlant over Italië ende Duitschlant, don Jan d'Austria, zoo men zegt, over zee.30

    30 Ianuarii 1644.

     

    Wij verstaen mede dat den graef van Brouai zich vougt met Hazfeld om Mainunge te belegeren;31 dat de Beierschen Heiligenberg belegeren. Dat de Portugaisen in Gallicië nae Salvaterre hebben becomen Altamugem, Porto Pedroso, Sampaio, Frexenideo, Clemestideo.32 Dat zij oock in Castille veele dorpen hebben geruïneert, oock de stadt Paimego33 ende veele beuit aldaer becomen. Dat de Moren van Maroco die Mazaian34 belegerden, een plaets in Af[r]ica bezeten bij de Portugaizen, vandaer zijn afgeslagen. Dat de Toscans hebben becomen Sint Martin de Col bij Perugia.35 Dat de Fransoisen van Atrecht eenige redoubten hebben becomen36 bij Neuffossé37 op de wegh nae Rijssel ende goeden beu[i]t.

    In dorso staat in een onbekende hand: Den 30 Januari 1644.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB, coll. RK, H 35d. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Tezamen met no. 6679. Beginnend bij ‘Hertogh Carel doet zijn best’, copie, afkomstig uit de briefwisseling van Grotius met P. Spiring Silvercrona, aanwezig te Stockholm, RA, E 1015 (bijlage bij een brief van P. Spiring Silvercrona aan J. Oxenstierna dd. 15/25 maart 1644).
    2 - De Franse gevolmachtigden Claude de Mesmes, graaf van Avaux, en Abel Servien ontvingen deze opdracht tijdens hun verblijf in Den Haag. In een schrijven van 31 januari 1644 stelden zij Claude de Meulles du Tartre, Frans resident te Hamburg, op de hoogte van de nieuwste orders uit Parijs (Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen I, p. 859).
    3 - Hertog Karel IV van Lotharingen had thans zijn blik laten vallen op het bisdom Luik. De ‘inkwartiering’ van Lotharingse troepen kwam evenwel niet overeen met het voornemen van de Franse regering om troepen te werven in het land van Luik, Gulik en Kleef (J. Daris, Histoire du diocèse et de la principauté de Liége I, p. 226-227).
    4 - De heuvel werd bezet in het kader van de belegering van de plaats Heiligenberg (ten noordoosten van het Frans-Weimarse steunpunt Ueberlingen) door eenheden van het Zwabisch-Beierse leger van François de Mercy en Johan van Werth; zie no. 6646.
    5 - De aanstaande campagne van Gaston van Orléans en de maarschalken Charles de La Porte, markies van La Meilleraye, Jean, graaf van Gassion, en misschien Antoine III de Gramont, graaf van Guiche. Laatstgenoemde zou echter een aanstelling krijgen in het leger van Louis II de Bourbon, hertog van Enghien (Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 262-266).
    6 - De klopjacht op vrienden van de in de kerkers van Vincennes vastgehouden ‘important’ François de Vendôme, hertog van Beaufort; zie no. 6665, en Journal d'Olivier Lefèvre d'Ormesson I, p. 143 en p. 147.
    7 - Kardinaal Jules Mazarin was trots op zijn regimenten ‘Mazarin-Italien’, ‘Vaisseaux-Mazarin’ en ‘Mazarin-Français’. In 1651 nam het regiment ‘Mazarin-Français’ de naam ‘Bretagne’ aan (Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 267).
    8 - Zoals in voorgaande jaren voerde Jean-Armand de Maillé (1619-1646), markies van Brezé, hertog van Fronsac, het bevel over de Franse vloot in de Middellandse Zee (Tallemant des Réaux I, p. 323 en p. 1001-1002, en Gazette 1644, no. 8, dd. 16 januari 1644).
    9 - Gaspard IV de Coligny (1620-1649), markies d'Andelot, broer van de duellist Maurice de Coligny (DBF VIII, kol. 803-804). Zijn opponent was ene ‘Sigy’, zoon van een rekenmeester te Rouaan. Het duel vond plaats in de ‘rue Culture-Sainte-Catherine’ (tegenw. rue Elzévir) te Parijs (Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau II, p. 192-193).
    10 - Maarschalk Gaspard III de Coligny had uit zijn huwelijk met Anne de Polignac († 1651) twee zonen: Maurice († 23 mei 1644 aan de verwondingen opgelopen in het duel met Henri II de Lorraine, hertog van Guise) en Gaspard, markies d'Andelot, de latere hertog van Châtillon (Tallemant des Réaux II, p. 102-105 en p. 1002-1004).
    11 - Henri II de Lorraine, hertog van Guise, titulair aartsbisschop van Reims, liet zijn echtgenoten Anna van Gonzaga en Honorée de Glymes, gravin van Bossu(t), in de steek (no. 6323 (dl. XIV)). Aan zijn in de Republiek achtergelaten tweede echtgenote schreef hij ‘qu'il estoit vray qu'il l'avoit espousée, mais que tant de docteurs luy avoient asseuré qu'elle n'estoit pas sa femme, qu'il estoit obligé de les en croire ...’ (Tallemant des Réaux II, p. 370).
    12 - Het prinsdom Sedan werd niet aan Frédéric-Maurice de La Tour d'Auvergne, hertog van Bouillon, gerestitueerd. Teleurgesteld bracht Eleonora van den Bergh deze boodschap aan haar echtgenoot over.
    13 - Charles de Schomberg (1601-1656), hertog van Halluin, sinds 1632 gouverneur-generaal van de Languedoc, kreeg bij aankomst in Parijs de vraag voorgelegd of hij zijn gouvernement niet wilde ruilen voor dat over de frontsteden Toul, Metz en Verdun; zie no. 6692.
    14 - De heer van Couvrelles, gedeputeerde van Angoulême, één van de leiders van de opstand in de Poitou (Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau II, p. 185-186 en p. 194, en Lettres au chancelier Séguier II, p. 1101).
    15 - Het ‘hôtel de Soissons’, rue Coquillière te Parijs, de residentie van Anne de Montafié († 1644), weduwe van Charles de Bourbon, graaf van Soissons, en moeder van Marie de Bourbon (1606-1692), echtgenote van prins Tommaso Francesco van Savoye; zie no. 6615 (dl. XIV).
    16 - François Sublet (1578-1645), seigneur de Noyers, verkreeg het recht om zijn taak van toezichthouder over de paleizen en koninklijke werkplaatsen bij testament over te dragen aan zijn zoon Guillaume, heer van La Boissière, baron van Dangu (Tallemant des Réaux I, p. 299 en p. 971).
    17 - De gewezen staatssecretarissen François Sublet de Noyers en Léon le Bouthillier (1608-1652), graaf van Chavigny en Buzançais. Na het overlijden van hun beschermheer Richelieu daalde hun aanzien aan het hof (O.A. Ranum, Richelieu and the councillors, p. 77-119).
    18 - De krijgsgevangen gemaakte Frans-Weimarse luitenant-generaal Josias Rantzau had van hertog Karel IV van Lotharingen verlof gekregen om in Parijs de betaling van zijn losgeld te regelen; zie no. 6626.
    19 - De Parijzenaar Olivier Lefèvre d'Ormesson noteerde in zijn Journal (I, p. 143): ‘Le mercredy 27 janvier, le bruit couroit que le pape estoit mort’. De gezondheidstoestand van paus Urbanus VIII verslechterde weliswaar met de dag, maar men moest toch nog een half jaar wachten op het officiële bericht van zijn heengaan.
    20 - De pauselijke legerleider Achille d'Estampes-Valençay (1593-1646). Zijn verheffing tot kardinaal viel niet in de smaak bij de politieke tegenstanders van paus Urbanus VIII (Maffeo Barberini).
    21 - Lees: ‘Perugia’ of ‘Friuli’.
    22 - De Gazette 1644, no. 10, dd. 23 januari 1644, had berichten verspreid over grote ongeregeldheden in de overzeese gebiedsdelen van koning Philips IV.
    23 - De zilvervloot was de haven van Cadiz binnengevaren (Doc. Boh. VII, p. 68 no. 153).
    24 - Fraga, ten westen van het Franse bolwerk Lérida.
    25 - De missie van Henri de Lorraine, graaf van Harcourt, naar Londen en Oxford, en de in oktober aangevangen reis van lord George Goring om het Franse hof te winnen voor een nauwer verbond met koning Karel I van Engeland.
    26 - ‘The King's proclamation for calling the members to meet at Oxford’ van 22 december 1643/1 januari 1644 (The Parliamentary History of England III (1642-1660), kol. 194-196). De bijeenkomst van de parlamentarissen zou op 1 februari moeten plaatsvinden (CSP Ven. 1643-1647, p. 62-63).
    27 - De Schotse militaire steun aan het Engelse Parlement.
    28 - Zie no. 6665. Ook de afgevaardigden op de Frankforter ‘Deputationstag’ kampten met het probleem dat de postverbindingen door de Zweeds-Deense oorlog waren verbroken. Zij gingen af op het gerucht dat koning Wladislas IV van Polen versterkin- gen wilde sturen naar Danzig en enkele andere zeehavens. Zie voor de wijze waarop zij geïnformeerd werden, Urk. u. Act. I, p. 834.
    29 - Vgl. nos. 6631 en 6666. Matthias, graaf Gallas, bevelhebber van de keizerlijke legers in Silezië en Bohemen-Moravië, had reeds een uitnodiging ontvangen voor een bijeenkomst van keizerlijke en Beierse legerleiders in Passau (Urk. u. Act. I, p. 838, en Doc. Boh. VII, p. 73 no. 173 en p. 75 no. 180).
    30 - Op 20 december 1643 had koning Philips IV de benoeming van zijn natuurlijke zoon Juan José van Oostenrijk (1629-1679) tot gouverneur-generaal van de Zuidelijke Nederlanden bekendgemaakt. De jonge prins zou bijgestaan worden door de ‘gouverneur civil’ Manuel de Moura y Corte Real, markies van Castel Rodrigo, en de ‘gouverneur des armes’ Ottavio Piccolomini, hertog van Amalfi (Correspondance de la Cour d'Espagne; Les affaires des Pays-Bas III, p. 480-483).
    31 - Het leger van de keizerlijke generaal-majoor Alberto Gaston Spinola, graaf van Bruay, zou zich voegen bij de 7 regimenten die veldmaarschalk Melchior von Hatzfeldt und Gleichen naar Königshofen (ten zuiden van Meiningen) had gestuurd (Gazette 1644, no. 12, dd. 30 januari 1644).
    32 - De campagne van het Portugese leger in de omgeving van Salvatierra de Miño en Puente Sampayo in de huidige provincie Pontevedra.
    33 - Paymogo (prov. Huelva); zie Gazette 1644, no. 13, dd. 30 januari 1644.
    34 - Mazagan (Mazagāo), ten zuiden van Casablanca (GEPB XVI, p. 649-651).
    35 - De strijd van de Toscanen met de ‘Barberini (pauselijken)’ over het bezit van de burcht van San Martino di Colle bij Perugia (Gazette 1644, no. 5, dd. 9 januari, en no. 13, dd. 30 januari 1644).
    36 - Het eerste succes van Charles II de Lorraine, hertog van Elbeuf, als gouverneur van Picardië (Gazette 1644, no. 13, dd. 30 januari 1644).
    37 - Le Neuf-fossé, verdedigingslinie in de omgeving van La Bassée; zie Aumale, Histoire des princes de Condé V, p. 226-227.